De immens populaire romantische komedie Bridget Jones Diary (2001) kreeg twee sequels: het gruwelijk platvoerse Bridget Jones: The Edge of Reason (2004) en het (opnieuw door Sharon Maguire geregisseerde en) meer emo- en karaktergedreven Bridget Jones’s Baby.
Niet enkel Franse Nouvelle Vague cineasten begonnen hun carrière als criticus. Ook filmmaker Lindsay Anderson (1923-1994), tijdens de jaren vijftig drijvende kracht van de Britse Free Cinema beweging, verdedigde in het door hem mee opgerichte filmtijdschrift Sequence op polemische wijze de poëtische cinema van Jean Vigo en John Ford.
Met Brooklyn Village, het portret van New Yorkers die hun plaats zoeken in een brutale wereld, won de onafhankelijke Amerikaanse cineast Ira Sachs de Grote Prijs van het festival van Deauville. Zijn vreugde wordt getemperd door de verkiezing van Donald Trump. “It’s a living nightmare” zucht de visuele stadsdichter.
“You believe what you want. You work your side of the street, and I’ll work mine.” In Bullitt speelt de iconische King of Cool Steve McQueen een “all guts, no glory San Francisco cop“, een agent met een attitude en een coole auto.
“Ik hou enorm van fantastische cinema en surrealisme maar ik probeer altijd een schijnbaar realisme aan te houden omdat absurditeit en paradoxen in een realistische context beter tot uiting komen” zegt Marco Bellocchio. In politieke tragedies zoals Enrico IV, Buongiorno, Notte en Vincere laat hij zware thema’s ademen door fantasie in de werkelijkheid te introduceren.
Met Burning puurt de Zuid-Koreaanse meester Lee Chang-dong (Oasis, Secret Sunshine, Poetry) uit een mysterieus kortverhaal van de Japanse bestsellerauteur Haruki Murakami (‘Schuurtjes in brand steken’, 1983) een melancholische kroniek van een amoureuze driehoeksrelatie die in het teken staat van een bizarre verdwijning. Het enigmatische, visueel betoverende en emotioneel zinderende Burning transformeert een intrigerende thriller in een existentiële trip tussen realiteit en illusie en kruipt langzaam onder je huid. Om je niet meer los te laten.
Aan het einde van zijn carrière draaiden John Frankenheimers films – docudrama’s zoals Year of the Gun, Against the Wall en The Burning Season – alleen maar mee in het betaaltelevisie- en videocircuit. Na zijn eerste stappen (net zoals Sidney Lumet, Martin Ritt en Robert Mulligan) zette Frankenheimer ook zijn laatste stappen als regisseur voor het kleine scherm.
‘Master of Neo-Noir.’ Peetvader van ‘Miami crime fiction.’ De literaire wereld wist de Amerikaanse schrijver Charles Willeford, auteur van ‘The Burnt Orange Heresy’, naar waarde te schatten. Het grote publiek iets minder. Postuum leverde de succesrijke verfilming van Miami Blues in 1990 enige erkenning op maar daarna verdween Willeford in de vergetelheid. Of de adaptatie van de Italiaanse La doppia ora regisseur Giuseppe Capotondi hier verandering in brengt blijft onzeker. Maar The Burnt Orange Heresy is wel een boeiend werk over kunst en kunstkritiek, bedrog en misdaad, diefstal en moord. Met boek èn film als variaties op deze thema’s.
“There’s a little cabin in the sky, Mister For me and for you, I feel that it’s true somehow... ” In 1943 draaide Vincente Minnelli, met de hulp van Busby Berkeley, zijn eerste musical: Cabin in the sky. Er zouden nog talrijke musicals volgen. Van Meet me in St. Louis over An American in Paris tot Brigadoon.
Honderd jaar geleden zorgde de Duitse expressionistische cineast Robert Wiene, mede dankzij Fritz Lang, voor de eerste horrorlangspeler met Das Cabinet des Dr. Caligari. Geweld, gruwel en monsters verlieten de cinema niet meer en leidden tot een specifiek genre: de horrorfilm. Wiene draaide ook nog Orlacs Hände maar Caligari blijft zijn meesterwerk.