Douglas Sirk: De emotionele waarheid van magnifieke melodrama’s
Liefde, ontgoocheling, onmacht en stille wanhoop bij mensen in de greep van het noodlot en een repressieve samenleving. Met deze ingrediënten construeerde Douglas Sirk in de jaren 50 filmverhalen vol pathos en tragiek. Binnen Hollywoods studiosysteem. Magnifieke melodrama’s, staaltjes van creatieve vertelkunst, die o.m. R.W. Fassbinder en Todd Haynes inspireerden. Acht van Sirks meesterwerken zitten nu in twee doosjes, Franse import-dvd’s met een cinefiele schat aan extra’s.
“Vormen ze geen knap koppel?” zuchten de kinderen (drie charmante blonde hoofdjes) die aan het slot van There’s Always Tomorrow door de stijlen van een trap naar hun ouders kijken. Een symbolisch einde, waarbij het woord door het beeld wordt tegengesproken. De verticale tralies waardoor de jongeren kijken, sluiten de volwassenen op.
Wanneer een verhaal bij melomaestro Douglas Sirk goed afloopt, is het nog erger. In dit geval geeft speelgoedmaker Clifford (Fred MacMurray) de hoop en de kans op een ander leven, een andere liefde, op en blijft hij onder druk van zijn kinderen bij zijn echtgenote Marion (Joan Bennett) terwijl zijn oude vlam Norma (Barbara Stanwyck) letterlijk wegvliegt uit zijn bestaan.
Sirk was de cineast die het Hollywoodiaans melodrama definitief op de kaart zette en voor deze eindscène werd zelfs een uitdrukking gecreëerd, het ‘tragische happy end’. In een als extra opgenomen interview verbindt Sirk kort voor zijn dood dit tragische einde met zijn fascinatie voor cirkels.
“Alles begint en eindigt in de menselijke geest,” zegt Sirk, “de cirkel is in vele culturen een teken van de dood. Bij mij is het een motief dat aangeeft ‘je kan niet ontkomen’, er is geen ontsnappen aan. Het einde van There’s Always Tomorrow is geen happy end, maar een ‘dit is het einde’, de ouders zitten gevangen in de ogen van hun kinderen”. Voor de cineast was het verhaal ‘typisch Amerikaans’: “Amerikanen zijn antipessimisten, of proberen dat toch te zijn. Je moet niet over negatieve dingen spreken in Amerika, ‘morgen zal alles beter gaan’. De titel verwees naar die courante uitdrukking”.
Alles is symbolisch bij Sirk, ook de filmtitel. “Een titel is, net als de openingsscène, belangrijk,” stelt hij, “het is een proloog, een indicatie van het filmthema”. Hij beheerste de kunst van het melodrama en gaf door zijn mise-en-scène tragische verhalen meer diepgang, waardoor de ‘vrouwenfilms’ die studio Universal hem wou laten maken, veranderden in gesofisticeerde noodlotstudies die de ‘american way of life’ omvormden tot een gevangenis.
Douglas Sirk legde immers de donkere zijde van de Amerikaanse droom bloot: de onderdrukking van de zwarten in Imitation of Life, het puritanisme in All that Heaven Allows, het conformisme in There’s Always Tomorrow, de corrumperende invloed van rijkdom en kapitalistische logica in Written on the Wind, de uitzichtloze positie van economisch zwakkeren in The Tarnished Angels, de verstikkende invloed van kleinstedelijk Amerika in All I Desire, de narcistische reflex in Interlude en de roekeloosheid van rijken in Magnificent Obsession.
Maar toen hij deze films tijdens de jaren 50 in Hollywood draaide, werden ze niet ernstig genomen. Omdat hun plot vaak ‘geleend’ was van middelmatige magazineliteratuur – alleen het ultrapersoonlijke A Time To Love and A Time to Die is gebaseerd op een roman van een gereputeerd schrijver, Erich Maria Remarque – en de verhalen verteld werden om te ‘entertainen’ werden Sirks films neergesabeld door de toenmalige intelligentsia.
“Sirk gold niet als een auteur,” verduidelijkt criticus Jean-Loup Bourget in een interview, “wie dat toen gesuggereerd zou hebben, zou zijn weggelachen”. Voor echte waardering was het wachten tot de jaren 60 en 70. Toen eerden de Nouvelle Vague-critici hem als ‘ironisch auteur’, erkende Rainer Werner Fassbinder de invloed van Sirk op zijn oeuvre (van Angst essen Seele auf tot Die Ehe der Maria Braun) en werd het melodrama als genre geherwaardeerd.
Fans prezen de schoonheid van films die de mooiste scènes uit de filmgeschiedenis bevatten en iconische acteurs en actrices als Jane Wyman, Dorothy Malone, Rock Hudson, Lana Turner en Barbara Stanwyck lieten schitteren. Na Fassbinder vereerde een nieuwe generatie filmmakers de oude meester. Met als opvallendste vertegenwoordigers François Ozon (Angel) en Todd Haynes (Far From Heaven).
In bonusinterviews uiten ook Christophe Honoré en Kathryn Bigelow hun bewondering. “Sirks films werden aanvankelijk niet als waardevol beschouwd,” vat Haynes samen, “maar zijn verhalen worden nu geprezen omwille van hun subtiliteit. Zonder intellectuele poespas tonen ze hoe de Amerikaanse samenleving werkt.
Fassbinder erkende de politieke kracht van het melodrama wanneer het intelligent en met zo’n visueel talent wordt uitgevoerd. Daardoor groeide bij hem het verlangen om i.t.t. zijn generatiegenoten niet didactisch te filmen, om via fictie dingen te doen ontstaan”. Sirks prachtige melodrama’s creëerden betekenis en emoties. Ze waren allesbehalve realistisch maar bevatten wel een heel accurate emotionele waarheid. Daarom blijft zijn hyperrealisme de kijkers raken.
Erkenning kwam er voor Douglas Sirk (1900-1987) pas postuum, maar ook op succes diende hij lang te wachten. Toen hij scoorde met Magnificent Obsession, het melodrama dat het genre onder de aandacht van de studiobonzen bracht, was Sirk immers al ruim in de vijftig. Hij werd geboren uit Deense ouders in het Duitse Hamburg als Hans Detlef Sierck en studeerde eerst filosofie en later kunstgeschiedenis. Op 25-jarige leeftijd ging hij aan de slag in de Berlijnse theaterwereld.
Al snel nam de Duitse studio UFA hem in dienst. Sierck verwierf een stevige reputatie als cineast, vooral dankzij twee films met Zarah Leander (Zu neuen Ufern, La Habanera), een actrice die uitgroeide tot de ster van de cinema van het Derde Rijk. Maar hij hertrouwde met een Joodse vrouw en na een lastercampagne van zijn eerste echtgenote ontvluchtte Sierck nazi-Duitsland om via Zwitserland (Accord final) en Nederland (Boefje) in de V.S. te belanden.
In Hollywood draait hij als Douglas Sirk in de jaren 40 enkele aardige films (Hitler’s Madman, A Scandal in Paris, Lured). Maar het is All I Desire dat in ‘53 een keerpunt betekent in zijn carrière. Dit verhaal van een mislukte actrice die terugkeert naar het gezin en het stadje dat ze verliet om zich creatief te ontplooien, is een ontwerpschets voor de reeks melodrama’s die Sirk een jaar later startte met Magnificent Obsession.
Voor het eerst neemt Sirk de Amerikaanse familiewaarden én de kleinstedelijke bekrompenheid op de korrel in een verhaal waar schijn en werkelijkheid duelleren. Terwijl ook moraliteit en karakter om het hoekje komen kijken. “Wij zijn een grote ontgoocheling voor elkaar, niet?” vraagt Naomi Murdoch (Barbara Stanwyck), “jij hebt een moeder zonder principes, ik een dochter zonder lef”. Wat volgt, is een op vijf jaar tijd gemaakte verbluffende reeks meesterwerken: Magnificent Obsession, All that Heaven Allows, There’s Always Tomorrow, Written on the Wind, The Tarnished Angels, A Time To Love and A Time to Die en Imitation of Life.
“De films van Sirk zijn ingeschreven is een commerciële logica,” zegt Bourget, “de logica van de studio om het grote publiek te viseren. Niet Sirk zelf maar iemand bij Universal kwam op het idee om Magnificent Obsession te (her)maken. Het succes van die remake (van een John M. Stahl film) sloot Sirk op in het melodrama”. Niet dat Sirk treurde: “Ik werkte graag voor de studio’s. Het was een uitdaging”.
Fassbinder ontdekte empathie en liefde voor mensen in Sirks melodramatische verhalen over machtelozen, mensen die opgesloten zitten in huizen en sociale moraliteit. “Twee tegenstrijdige reacties typeren Sirks gevoelens t.o.v. van Amerika,” zegt Haynes, “fascinatie en afkeer”. Niet toevallig duiken er veel spiegelbeelden op in het werk van de cineast die werkt met weerkaatsingen, kaders in kaders en kleurvlakken.
“Ik hou van de spiegel als metafoor,” stelt Sirk, “de mens die zichzelf voor het eerst ziet en zowel verschrikt als verrukt reageert op deze eerste aanblik”. Dat narcisme vertaalt Sirk in oncynische verhalen die bijtende kritiek op een repressieve, hypocriete samenleving koppelen aan sympathie voor een Amerikaanse filosofie die tegelijk individualistisch en samenlevingsgericht is. Wanneer Sirk spreekt over ironie, gaat het over ironie van het lot, niet over spot.
Maar geen ander cineast heeft binnen de mainstream cinema op zo’n vlijmscherpe wijze de verleidingskracht van de Amerikaanse droom gekoppeld aan de nachtmerrie genaamd conformisme. Daar waar Magnificent Obsession nog aanleunt bij de tragedie met ‘bigger than life’ figuren die een onmogelijk liefdesverhaal beleven (Rock Hudson stort Jane Wyman steeds dieper in het ongeluk), staan vanaf All that Heaven Allows ‘gewone mensen’ centraal.
De relatie tussen weduwe Cary (Jane Wyman) en tuinman Ron (Rock Hudson) wordt afgekeurd door haar omgeving (omwille van het verschil in leeftijd en sociale positie maar ook omdat seksbeleving taboe is). Vooral de kinderen chanteren hun moeder en geven haar net voor de kerstdagen een televisietoestel cadeau om de eenzaamheid te bestrijden. “Komedies, tragedies, de parade van het leven binnen vingerbereik” klinkt het wanneer we de reflectie van de verslagen vrouw in de beeldbuis zien.
Opmerkelijk is dat Sirk hier de jeugd niet verbindt met rebellie en emancipatie, maar met onderdrukking en apathie. In zowel All that Heaven Allows, There’s Always Tomorrow en Imitation of Life zijn het de kinderen die van hun ouders eisen dat ze zich conformeren, dat ze hun verlangen naar vrijheid opgeven. Toch worden die jongeren geen booswichten maar individuen die zoeken naar houvast. Sirk is dan ook de cineast van de tegenstrijdige gevoelens en daden.
In Imitation of Life verstoot en vernedert een jonge halfbloed haar zwarte moeder in een verlangen aanvaard te worden door de heersende klasse (ze kiest een ‘imitatie van het leven’ i.p.v. een negerin te zijn), terwijl die moeder vrede en geluk vindt in aanvaarding en onderworpenheid. Beiden zijn machtelozen voor een Sirk die genadeloos afrekent met het inherente racisme van de Amerikaanse samenleving.
Ook in zijn eigen leven kreeg Sirk te maken met fanatisme. In documentaires en interviews vernemen we een tijdens Sirks leven goed bewaard geheim; het feit dat de zoon uit zijn eerste huwelijk sneuvelde aan het Russische front na te zijn gebrainwasht door een nazistische moeder die het niet kon verkroppen dat haar ex-man huwde met een Jodin. Sirk keerde terug naar Europa om het spoor van zijn zoon te volgen en het erg persoonlijke A Time To Love and A Time to Die te maken, een oorlogsdrama waarin een soldaat na zijn terugkeer van het front in een tot ruïnes herleid Duitsland op zoek gaat naar zijn ouders.
In een wereld waar waanzin en haat regeren is zijn relatie met de dochter van een politiek gevangene gedoemd. Niet alleen de gebouwen moeten worden heropgebouwd. In deze imaginaire reconstructie van de laatste dagen van zijn zoon kiest Sirk voor sobere kleuren die contrasteren met de flamboyante esthetiek van zijn andere melodrama’s. Hij herneemt wèl thema’s zoals mislukking en verlies. Heel on-Amerikaans is succes bij Sirk pijnlijk of ongrijpbaar. Marylee (Dorothy Malone) maakt het in de oliebusiness maar blijft eenzaam achter (Written on the Wind), Roger (Robert Stack) is een piloot die in de lucht de zekerheid zoekt die hij op de grond niet kan vinden (The Tarnished Angels).
“Een gek idee, maar ook een groots idee” aldus Sirk. Versterkt door een alle emotionele wonden overwinnende liefde. The Tarnished Angels toont hoe de kleine man/vrouw, die groot tracht te zijn en dat in zijn/haar emoties ook is, het slachtoffer wordt van een economische depressie. Een illustratie van hoe het melodrama een genre is van protest, van kritiek op een onrechtvaardige en op zichzelf geplooide samenleving die uitbuiting aan bekrompenheid koppelt.
Met deze sociale kritiek schiep Sirk diepgang in een onderhoudend verhaal. Een boodschap verkondigen was nooit zijn doel. Sirk was een belezen man maar hij wou een groot publiek bewegen, hij richtte zich niet tot een handvol intellectuelen. Toch was zijn symboliek voor sommigen vaak tè expliciet. Zo veranderde de studio het slot van There’s Always Tomorrow. Het beeld van de robot die naar de camera toerijdt om dan op de grond te vallen had een te pessimistische connotatie en werd vervangen door dat van de robot die zich omdraait en stilvalt.
“Cinema bestaat uit verwachtingen, tintelingen” zei Douglas Sirk. Hij was een tovenaar met licht, kleur, compositie, muziek en decor. Iemand die de emoties van gewone mensen tot leven bracht in een kader dat symbolisch aanvoelt. Zijn melodrama’s kan je bekijken en herbekijken. Omdat er telkens nieuwe betekenissen opduiken. Omdat de emoties telkens weer opborrelen. Hoe vaak je de begrafenisscène van Imitation of Life (met een wonderbaarlijk shot via een vitrineraam, “iets prozaïsch als contrast met het pompeuze” aldus Sirk) ook terugziet, telkens weer krijg je tranen in de ogen.
De twee Sirk dvd-boxen laten toe om je steeds opnieuw onder te dompelen in deze absolute meesterwerken uit de filmgeschiedenis. Maar deze dvd-editie is zo sterk dat een cinefiel zich ook aan nog meer lekkers kan tegoed doen. Er zijn drie fraaie films van John M. Stahl (in de jaren 30 voorloper van Sirk) maar ook boeiende analyses en hommages gemaakt door bewonderaars. Regisseurs (Fassbinder, Ozon, Haynes) en critici (Douchet, Bourget). Daarnaast ook enkele interviews met Sirk en sterke documentaires van o.m. Pascal Thomas en Daniel Schmid. Kortom, 2 x 8 schijfjes puur cinefiel plezier.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 592, februari 2009)
DOUGLAS SIRK 1: MAGNIFICENT OBSESSION, 1953, 103′, met Jane Wyman, Rock Hudson, extra’s interview Jean-Loup Bourget, ‘Magnificent Obsession’ van John M. Stahl, interview Philippe Le Guay; ALL THAT HEAVEN ALLOWS, 1955, 85′, met Jane Wyman, Rock Hudson, extra’s Jean-Loup Bourget, Todd Haynes interview, Fassbinder over Sirk, ‘Quand la peur dévore l’âme’ van François Ozon, interview acteur William Reynolds; A TIME TO LOVE AND A TIME TO DIE, 1958, 126′, met John Gavin, Liselotte Pulver, extra’s interview Wesley Snick, gesprek met Douglas Sirk (uittreksels boek Jon Halliday), ‘Des larmes et de la vitesse’ van Jean-Luc Godard, ‘Mirage de la vie’ van Daniel Schmid; IMITATION OF LIFE, 1959, 119′, met Lana Turner, John Gavin, extra’s interview ‘Eclats du mélodrame: Stahl/Sirk’ (Jean-Loup Bourget); Imitation of Life door Christophe Honoré, documentaire ‘Née pour être blessée’, ‘Imitation of Life’ van John M. Stahl.;
DOUGLAS SIRK 2: ALL I DESIRE, 1953, 76′, met Barbara Stanwyck, Richard Carlson, extra’s interview Jean-Loup Bourget, ‘Quelques jours avec Sirk’ van Pascal Thomas en Dominique Rabourdin, interview Billy Gray; THERE’S ALWAYS TOMORROW, 1956, 81′, met Barbara Stanwyck, Fred MacMurray, extra’s interview Jean-Loup Bourget, getuigenissen van Pat Crowley en Gigi Perreau over hun samenwerking met Sirk, ‘Perspectives sur la famille américaine’ van Alison Anders; INTERLUDE, 1957, 89′, met June Allyson, Rossano Brazzi, extra’s interview Jean-Loup Bourget, analyse van Jean Douchet, interview Kathyrn Bigelow, John Stahl-film ‘When Tomorrow Comes; THE TARNISHED ANGELS, 1958, 87′, met Robert Stack, Dorothy Malone, Rock Hudson, extra’s interview Jean-Loup Bourget, ‘Faulkner/Sirk’ documentaire, Bill Krohn over zijn ontmoeting met Sirk, interview acteur William Schallert, documentaire over acteren voor Sirk; dis. Carlotta.