The Hitchcock Touch. Deel 34: Frenzy
De laatste twee films van Alfred Hitchcock, Frenzy en Family Plot, zijn niet enkel onderschatte meesterwerken maar ook zelfbewuste testamentfilms. De eerste is een herbronning voor de regisseur, de tweede een heroriëntatie voor de kijker. Met Frenzy sloot Hitchcock alvast de cirkel van zijn professionele carrière af. Hij keerde voor de opnamen terug naar Groot-Brittannië en begaf zich ook inhoudelijk op vertrouwd terrein.
Frenzy herneemt het verhaal van Jack the Ripper (ditmaal is Londen in de ban van een reeks ‘necktie murders’) en de plot van The Lodger (de doorbraakfilm die Hitchcock bijna een halve eeuw voordien realiseerde). De archetypische onschuldige Hitchcock-held gaat andermaal op zoek naar de ware ”dader van de moorden die in zijn schoenen geschoven worden. En zoals gebruikelijk loopt de politie blind achter de feiten aan.
De thuiskomst van Hitchcock wordt in de openingsbeelden visueel uitgedrukt: via helikopteropnamen snellen we over de Thames-rivier en onder de Tower Bridge naar het parlement, waar een politicus een speech houdt over milieuvervuiling, om terug te keren naar het water dat bezoedeld wordt door een aangespoeld lijk (dat door een das van een dode in een moordslachtoffer verandert). Via montage wordt het moordinstrument (de ‘clubtie’) meteen verbonden met een verdachte die zijn das vastknoopt (de door tegenslagen geteisterde Richard Blaney, een man die later onschuldig zal blijken). Deze openingscènes zijn haast identiek aan de eerste beelden van Young and Innocent (waar de gordel van een regenjas een onschuldige verdacht maakt). Maar Hitchcock voegt er iets aan u toe: een seksuele symboliek gesuggereerd door beweging. Een gegeven dat hij in zijn Amerikaanse periode had geperfectioneerd, o.m. met het symbolische einde van North by Northwest.
Een toeval is dat niet, de ‘Amerikaanse’ Hitchcock blijft steeds op de achtergrond aanwezig. Eigenlijk was Frenzy immers ook een terugkeer naar de thema’s van de populaire succesfilm Psycho. Opnieuw draait alles rond een maniak en een chaotische maatschappij. Bob Rusk is schijnbaar normaal (een kalme, harde werker) en vriendelijk (steeds bereid zijn ongelukkige vriend Blaney te helpen), maar wordt gedreven door een verwrongen psyche. Die komt gewelddadig aan de oppervlakte wanneer Brenda (de ex-echtgenote van Richard Blaney die een huwelijksbureau runt) verklaart hem niet aan een vrouwelijke partner te kunnen helpen omwille van zijn “bijzondere verlangens”. Rusk verliest de zelfcontrole en wurgt de vrouw op gruwelijke wijze.
Het bijzondere aan deze moord is niet zozeer het expliciete karakter van het getoonde (ook hier suggereert Hitchcock meer dan hij toont), maar wel de extreme vulgariteit van de daad. Moord is hier niet zozeer moeilijk zoals in Torn Curtain en Topaz, maar eerder beangstigend in zijn alledaagsheid en vanzelfsprekendheid. Hitchcock is andermaal een Britse dandy: hij kijkt met een mix van afschuw en cynisme naar de Britse vulgariteit. Frenzy is niet enkel een populaire film, het is ook een film over volkse mensen gezien door de ogen van de Britse middenklasse. De dialogen (en de grappen) zijn platvoers, de vrouwelijke personages zijn ordinair (de glamour van de gesofisticeerde Hollywood-heldinnen ontbreekt), de mannelijke held is een bleke en vooral banale figuur.
Hitchcock brengt een vulgariteit en een rauwe emotionaliteit in beeld die Hollywood uit zijn films weerde. Frenzy recycleert dan ook niet enkel de ‘oude’ (Britse) Hitchcock (naast de duidelijke referenties zijn er ook knipoogjes naar The 39 Steps en Rich and Strange), maar herwerkt ook de ‘nieuwe’ (Amerikaanse) Hitchcock (het vulgaire, ‘pornografische’ Kaleidoscope-project dat door de Amerikaanse studios werd afgewezen, waardoor Hitch geen nieuwe richting kon inslaan). De film heeft iets triviaals en overdrevens, maar voor Hitchcock was dit enkel een middel om pathetiek en emotie te doen ontstaan. Het vulgaire en quasi belachelijke van de bijzonder grafische moord wordt in deze expressionistische aanpak overstegen. Eindresultaat is een mengeling van pijnlijke vulgariteit, gruwelijke pathetiek en heftige emotie. Verscheurend, gewelddadig, banaal en tragisch tegelijk. Een illustratie van het feit dat de roots van Alfred Hitchcock zowel in het expressionisme als in de Victoriaanse erfenis liggen.
Het is opvallend dat Alfred Hitchcock in Frenzy zijn liefde verklaart voor een Londen dat in 1972 niet meer bestond. Hij laat zich in åspireren door de Covent Garden markt zoals hij die vanuit zijn jeugd herinnerde. Bob Rusk woont, net als een kennis van Hitchcock in de jaren ’20, boven een uitgever en werkt in de markt. Dit laat Hitchcock toe om het thema van de (door de zondeval) ‘bezoedelde tuin’, dat vanaf The Pleasure Garden de rode draad vormt door het werk van de regisseur, te introduceren.
De locatie is vol leven (er is constant actie en beweging) en dood (een lijk wordt verborgen tussen de aardappelen, aardappelstof op zijn kleding verraadt uiteindelijk Rusk). Het verhaal is een illustratie van de opvatting dat de mens stof is en tot stof zal terugkeren. Hitchcock maakt visueel een link tussen in water drijvende lijken, aardappelen (waarin een lijk zwemt) en eten (de vissoep geprepareerd door de echtgenote van speurder Oxford). En hij legt auditief een verband tussen het breken van broodstokken (wanneer Mvr. Oxford haar, juiste, interpretatie van de feiten geeft) en het breken van de verstijfde vingers van een lijk (wanneer Rusk zoekt naar de verloren daspen).
Er worden in Frenzy ook vertrouwde elementen aangedragen: het gerecht faalt (The Paradine Case) en rampen bedreigen schijnbare harmonie (The Birds). Dit laatste wordt duidelijk gemaakt door de tweede moord waarvan we, off screen ditmaal, getuige zijn. Het begint met Babs, een vriendin op zoek naar bewijzen voor de onschuld van Richard, die de pub waar ze werkt verlaat. We horen chaotische straatgeluiden. Rusk duikt op en leidt Babs naar zijn appartement. De achtergrondgeluiden verdwijnen wanneer we het tweetal de trap op volgen. De camera gaat echter niet verder dan de deur. We horen Rusk “You know, you’re my kind of woman” zeggen en beseffen dat het schuiloord een val is geworden. Daarop glijdt de camera achteruit en naar beneden, tot we opnieuw op straat staan. De drukte van de stad is weer hoorbaar. De kijker beseft dat een kreet niet gehoord zal worden. En dat we Babs niet meer levend zullen terugzien. De massa beweegt maar blijft onbewogen. De fragiliteit van het leven, de alomtegenwoordige (onzichtbare) dreiging en de nietigheid van het individu: met één geniale camerabeweging laat Hitchcock dit alles zien en voelen.
Om de impact van dit staaltje emotionele cinema te optimalizeren cre‘erde Hitchcock voordien een referentiepunt. Dat is de wel in beeld gebrachte moord op Brenda. Hitchcock zorgt eerst voor een krachtige spanningsopbouw met het positioneren van Bob Rusk als agressor: een deur die gesloten wordt in een verlaten bedrijfsgebouw, dubbelzinnige uitspraken, cirkelvormige bewegingen die het potentële slachtoffer insluiten, het bijten in een appel, groeiende frustratie. Daarna volgen een verkrachting en een moord. Tijdens de verkrachting concentreert de camera van Hitchcock zich op het slachtoffer, de verkrachter (en zijn geluiden) worden haast buiten beeld geweerd.
Het omgekeerde doe æt zich voor bij de moord: de doder is meestal in beeld, onderbroken door inserts van vruchteloze verzetspogingen en uitlopend op een close-up van de ogen van het slachtoffer. Dit laatste beeld heeft echter een zodanig effect dat de indruk ontstaat dat we vooral de reactie van het slachtoffer gezien hebben. Wat we ècht gezien hebben is agressie, machteloosheid en futiliteit (de zinloze reflex van Brenda die haar ontblootte borst opnieuw bedekt). En wat we gevoeld hebben is een shock die zal blijven natrillen en die Hitchcock toelaat verder louter met suggestie te werken.
Zoals wel vaker bij Hitchcock is er in Frenzy opnieuw heel wat zwarte humor. Humor die voor rustpunten zorgt in de spanningsopbouw. Zoals wanneer een onaantrekkelijke dame, half angstig-half gefascineerd, in een bar zegt dat alle slachtoffers verkracht werden en een cynische commentator repliceert met “Every cloud has a silver lining“. De meeste scènes met inspecteur Oxford en zijn echtgenote annex amateur-kokkin vormen ook komische intermezzos. Oxford wordt a.h.w. mishandeld door zijn vrouw: zij experimenteert met allerlei fijnproeversgerechten terwijl hij enkel een voedzame maaltijd wil (maar dat niet durft toegeven). Toch is de humor hier niet helemaal vrijblijvend.
Hitchcock doorprikt op cynische wijze het ideaalbeeld van het huwelijk. Oxford en zijn echtgenote communiceren niet met elkaar, en ook het huwelijk van Richard en Brenda Blaney liep op de klippen omwille van communicatieproblemen. Dat Brenda een succesvol huwelijksbureau runt, is symbolisch en veelzeggend. Maar een echt alternatief voor de verstikkende normaliteit geeft Hitchcock niet. Vrijgezel Bob Rusk is relationeel én 2 geestelijk gestoord. Frenzy draait fundamenteel rond het uitzichtloze conflict tussen repressie en oncontroleerbare drift. Een strijd die verpersoonlijkt wordt in de (pas in extremis fysieke) confrontatie tussen Rusk en Oxford, archetypes voor respectievelijk drift en beschaving én tegengestelde zijden van eenzelfde munt. Hoe die munt valt, is in de wereld van Alfred Hitchcock het resultaat van het onvoorspelbare noodlot, het ongrijpbare toeval.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film & Televisie)
FRENZY: reg. Alfred Hitchcock. sce. Anthony Shaffer naar ‘Goodbye Piccadilly, Farewell Leicester Square’ van Arthur La Bern. fot. Gilbert Taylor. mon. John Jympson. muz. Ron Goodwin. pro. Alfred Hitchcock voor Universal Pictures. act. Jon Finch (Richard Blaney), Barry Foster (Bob Rusk), Barbare Leigh-Hunt (Brenda Blaney), Anna Massey (Barbare ‘Babs’ Milligan), Alec McCowen (Chief Inspector Oxford), Vivien Merchant (Mrs. Oxford), Billie Whitelaw (Hettie Porter), Clive Swift (Johnny Porter), Bernard Cribbins (Felix Forsythe), Michael Bates (Sergeant Spearman), Jean Marsh (Monica Barling), e.a. / U.S.A., 1972, 116 min. dis. Universal Video.