Interview Pablo Larrain over Tony Manero: “Wij Chilenen bouwden onze cultuur op uit vreemde elementen”

mei 15, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, film, interview, regisseur  //  No Comments

TONY MANERO

Tony Manero is geen promoprent voor Chili,” zei regisseur Pablo Larrain in Cannes, “het is een film over een tijd die in ons collectieve geheugen verankerd is als een nachtmerrie, een vervaagde herinnering die niet als een feit maar als een gevoel bijblijft”. De Amerikaanse Saturday Night Fever discokoning Tony Manero en de Chileense dictator Augusto Pinochet (die in ‘73 de democratisch verkozen president Salvador Allende gewelddadig van de macht verdreef) ontmoeten elkaar in een rauw drama over een duistere man die wil schitteren via een
imitatiewedstrijd. Twee jaar na zijn Cannes-première bereikt deze parel, gedragen door een Alfredo Castro die John Travolta vertolkt als gold het Al Pacino, ons via dvd.

Tony Manero is de door John Travolta in Saturday Night Fever vertolkte New Yorkse proletariër die aan een uitzichtloos bestaan wil ontsnappen. Disco en een danswedstrijd maken de Amerikaanse droom mogelijk voor dit personage van John Badhams film uit 1978. Dertig jaar later toont Tony Manero ons een week uit het leven van Raúl Peralta, een psychopatische danser die anno ‘78 als Travolta lookalike aan een imitatiewedstrijd van een Chileense tv-zender meedoet.

TONY MANERO

De discorage had Chili in zijn greep op het moment dat de Pinochetdictatuur haar meest repressieve periode doormaakte. Met het verhaal van de absurde obsessie van een ouder wordende seriemoordenaar serveert Pablo Larrain (in zijn tweede film na Fuga, zijn debuut uit ‘06) tegelijk een bijtende satire als een kritische commentaar op de verdrongen geschiedenis van zijn land. In deze nauwelijks verhulde metafoor
voor de genadeloosheid en immoraliteit van het Pinochetregime evoceert de cineast een sfeer van gewelddadigheid terwijl hoofdacteur Alfredo Castro zijn personage een aura van dreiging en gevaar meegeeft.

Voor Castro is Peralta “een sociale outsider, perfect in staat om de kans te grijpen straffeloos te doden. Zijn moreel besef is nihil en de waanzinnige logica van zijn tunnelvisie blijft simpel: waarom zou ik geen mensen mogen doden wanneer de staat er honderden liquideert?” Larrain koppelt daar het effect van armoede aan. Hij stelt de vraag of kansarmoede de identiteit van mensen kan aantasten, of men moraliteit kan verliezen in een poging armoede te overwinnen.

TONY MANERO

Daarnaast verbindt Larrain de verafgoding van een Amerikaanse filmheld door een inwoner van een derdewereldland met het culturele
imperialisme dat er voor zorgde dat Chili zijn oorspronkelijke cultuur en tradities vergat en naar Amerikaans model ging functioneren. Stevige thema’s, een stijlvolle regie en een flinke dosis donkere humor maakten van Tony Manero een van de verrassingen van de Quinzaine des Réalisateurs in ‘08. Een gesprek met een gedreven cineast en zijnhoofdacteur.

Wat dreef je om Tony Manero te maken?

PABLO LARRAIN: Wat mijn scenaristen Alfredo Castro, Mateo Iribarren en mezelf interesseerde was het verhaal van een man die leeft in een specifieke politieke context. Hoe gedraagt hij zich in die tijd en in dat land? Lopen zijn dromen, hoop en verlangens parallel met wat het land wil? Die vragen boeiden ons.

Hoe ontstond het idee om het verhaal op te hangen aan een mysterieus personage?

LARRAIN: In de boekenwinkel van het Spaanse Reina Sofia museum kocht ik uit verveling een boek genaamd ‘Drink’. Bij het lezen stootte ik op een zwart-wit foto van een schaars geklede 55- à 60- jarige man die in een stoel zat, met zijn schoenen aan, een pistool in de hand, een sigaret in de andere en de blik op het raam gericht. Ik vond het een ongelooflijk beeld en begon te fantaseren over wie die kerel was. Voorts vond ik een foto van dezelfde man in dezelfde kamer terwijl hij gepijpt werd.

TONY MANERO

Bij mijn terugkeer naar Chili toonde ik beide beelden aan Alfredo Castro en vroeg hem wie hij zag. “Een moordenaar,” zei hij, “en een danser”. Op de vraag of hij dat personage wou spelen antwoordde hij enthousiast: “Zeker!”. Tijdens het schrijven van het scenario besloot ik om een onverklaarbare reden dat personage te verbinden met de in Chili erg populaire imitatietelevisieshows. Het duurde evenwel wat voor we een geschikt referentiepersonage hadden.

Het scenario veranderde dus nogal tijdens de lange productieperiode?

LARRAIN: Het scenario evolueerde sterk omdat het idee altijd in beweging bleef. En zelfs tijdens de opnames wijzigden we zaken. De doorbraak kwam er toen we besloten om het personage zich laten te identificeren met iemand die 30 jaar jonger was: een jonge danser zoals John Travolta. Dat leidde ons naar de periode van het gebeuren. De film Saturday Night Fever kwam in Chili in ‘78 uit, wat ons mogelijk maakte verwijzingen naar Pinochet in te bouwen. Daardoor viel alles in zijn plooi. We hadden een conflict, een dramatische plot, een context. Wat ik wou aantonen is dat twee polaire tegenstellingen spanningen creëren. De context was meer dan een achtergrond, het was de grond waarop iedereen stond.

TONY MANERO

De Tony Manero van Saturday Night Fever was een working class hero. Wou je als hoofdpersonage iemand introduceren die zich in de maatschappij wil opwerken?
LARRAIN: Wat boeiend was aan de film van John Badham was dat het hoofdpersonage de Amerikaanse droom wou realiseren dankzij dans. Dat is interessant want dat is iets wat het lichaam betreft, menselijke expressie via een lichaam. Maar hij woont in de VS en is een Amerikaan. Tony is ook jong, mooi en danst erg goed. Onze held wil het Manero-personage imiteren om zo ook zijn dromen waar te maken.

Dat is interessant omdat het symbool staat voor wat er met Latijns-Amerika aan de hand is. Door gebrek aan ideologie en onderwijs importeren velen een (Noord-)Amerikaanse realiteit naar hun eigen leven. Het probleem voor dit personage is dat hij niet zo jong is, niet zo mooi, niet zo getalenteerd en dat hij leeft in een land dat een heel moeilijke politieke situatie doormaakt. Wat we willen doen is het personage in deze context plaatsen, in die jaren, met zijn eigen geschiedenis.

We willen evalueren hoe die twee verschillende punten met elkaar in relatie staan. Raúl is een kopie van een kopie van een kopie. Ik was er net nog met Alfredo over aan ‘t praten omdat een journalist me vroeg waarom het verhaal niet in het heden gesitueerd is. Wanneer we dat gedaan hadden was het voor ons totaal betekenisloos geweest. De kracht van het idee is juist dat personage in deze historische plaats. Anders zou het een ander verhaal zijn. Voor mij zou het ook niet werken.

TONY MANERO

Raúl lijkt de mensen te symboliseren die toen het land leidden.

LARRAIN: Ja, Raúl Peralta is een metafoor voor de machthebbers. Hij is het resultaat van een samenleving, zijn gedrag is het gedrag van een regime. Ze doen alles om aan de macht te blijven en hun misdaden blijven onbestraft. Zijn verlangens weerspiegelen het giftige en nijdige gedrag van een regering. Ook al is hij een kopie van een kopie, Raúl heeft zijn eigen charme en charisma. We sympathiseren met hem en willen dat hij de wedstrijd wint.

Hij lijkt ons ook evenveel applaus te krijgen als hij die door de organisatoren wordt aangewezen als winnaar, waarschijnlijk omdat hij er jongeren aantrekkelijker uitziet.

LARRAIN: Het is ook effectief hetzelfde applaus. Onze klankingenieur kopieerde het. De presentator manipuleert immers alles, hij beslist wie er wint. Ook het bioscooppubliek beslist om voor een loser zoals Raúl te supporteren. Dat is een kwestie van empathie maar ook van medelijden. Medelijden voor deze derdewereldfiguur die ondanks alle tegenslagen tracht te overleven.

TONY MANERO

In een bioscoop hangt een affiche van Herzogs Aguirre, the wrath of God. Is dat een verwijzing naar de kracht van obsessies en de gewelddadige uitbarstingen van je held?

LARRAIN: Zo kan je het zien, maar het is ook mijn eigen obsessie voor die film. Ik zou er geen andere conclusies uit trekken, het betekent niets meer dan dat. Ik zou de intelligente kunnen uithangen en veel slimme dingen over mogelijke parallellenkunnen uitkramen, maar dat zou niet waar zijn. We gebruikten de poster gewoon omdat we de film erg goed vinden. Een drama met een fantast die de wereld wil boetseren.

Denk je dat film de wereld kan veranderen?

LARRAIN: Nee. Jim Jarmusch ontving hier enkele dagen geleden een prijs en herhaalde wat Marcello Mastroianni jaren geleden zei en waar ik het volledig mee eens ben: “Film is belangrijk maar we moeten het niet zo ernstig nemen. Cinema is not a big thing”. Ik weet dat die uitspraak als ironisch, als een vorm van zwarte humor, kan worden gezien maar ik geloof echt niet dat cinema de wereld kan veranderen.
Ik ben ongerust want er bestaan klootzakken zoals George Bush die de wereld wèl kunnen veranderen, en dat is veel gevaarlijker.

Diezelfde journalist over wie ik sprak maakte zich zorgen over het geweld in Tony Manero maar ik weet niet of hij de kranten wel leest en weet wat er gebeurt in Irak en Afghanistan, en hoeveel mensen er gestorven zijn in de Europese oorlogen van de vorige eeuw. Ik weet niet waar hij leeft maar geweld is iets dat diepgeworteld in onze cultuur zit. Op een of andere manier gaan we met elkaar om via geweld. De geschiedenis van de wereld loopt van crisis naar crisis, van geweld naar geweld. Wanneer je het verhaal van een menselijk wezen vertelt dan vormen crisissen daar belangrijke onderdelen van.

TONY MANERO

Wat was je intentie bij het maken van deze film?

LARRAIN: We willen de wereld niet veranderen of een buitengewone film maken, we willen alleen maar een klein verhaal vertellen over een land, over een man en over hoe die man de situatie van een land weerspiegelt. Het gaat ook over hoe een derdewereldland symbolen en ideeën moet importeren uit de eerste wereld, in het bijzonder de VS. Landen zoals Frankrijk of Japan hebben een sterke eigen cultuur als historische achtergrond maar een land zoals Chili is veel zwakker, veel fragieler en daar wilden we het over hebben.

Een tekenend voorbeeld is dat Chileense filmjournalisten geen eigen mening over mijn film formuleerden maar vooral citeerden uit wat anderen, zoals The Guardian, schreven. Alsof ze geen eigen ideeën of visie hebben. Ik spreek over de situatie nu; de film speelt zich dertig jaar geleden af, toen alles nog veel erger was. Wij, Chilenen, bouwden onze cultuur op uit vreemde elementen en doodden zo onze eigen cultuur. Want die eigen cultuur is de jongste jaren quasi verdwenen en dat is erg triest.

Alles begon volgens mij tijdens de jaren waarin het verhaal is gesitueerd. Toen we door toedoen van Pinochet Allende verloren veranderde
er veel. Pinochet schoof de Amerikaanse cultuur naar voor en liet studenten in de VS economie studeren aan de Chicago University. Die ‘Chicago boys’ betoneerden het kapitalisme en propageerden de Amerikaanse cultuur. Ze zorgden ervoor dat we sociale, economische en culturele modellen importeerden. Wanneer je de moderne plaatsen in Chili bezoekt waan je je in Detroit of Idaho. Je moet de stad verlaten om in contact te komen met onze oudere cultuur en ons verleden.

TONY MANERO

Is de herinnering verloren of worden de verhalen oraal doorgegeven?

LARRAIN: De film speelt in 1978, toen ik zelf amper twee jaar was. Wat ik deed was met vele mensen praten en research doen over de stemming, de sfeer en de toon. Het vreemde is dat weinigen zich nog dingen uit de periode 1975-’78 herinneren. Daarom zijn er wazige zaken in de film. Het is niet scherp, de herinnering is geen plaats waar je kan heengaan om iets te ontlenen. Het is bizar en we hebben getracht
om het vanuit artistiek standpunt te benaderen. Het lijkt wel of de herinnering is uitgewist.

Het kan zijn dat mensen het niet willen onthouden maar het kan ook dat de mens gewoon over onvoldoende vaardigheden beschikt om alles in zijn geheugen vast te houden. Het verlangen van de held van Tony Manero om voor hemzelf een andere realiteit te importeren is net hetzelfde als wat de regering trachtte te doen. Zijn falen is ook het falen van de regering. Je kan niet, van de ene op de andere dag, beweren dat je anders bent dan dat je bent. Je kan je verleden, cultuur en denkwijzen niet uitwissen of blokkeren. Wanneer je dat tracht te doen, kan je alles misschien een tijdlang in een doos steken, maar de explosie is onvermijdelijk. En uiteindelijk zullen er opnieuw bloemen bloeien.

PABLO LARRAIN

ALFREDO CASTRO: Het belangrijkste aan deze film is dat cineast Pablo zo jong is maar toch belangstelling heeft om dat deel van onze geschiedenis te redden. Hij heeft een ander standpunt dan velen – er zijn talloze harde films over de dictatuur gemaakt – want hij gebruikt dat personage om het verhaal van een heel land te vertellen. Het is de jonge generatie die het op zich neemt om onze cultuur te reconstrueren. De jaren 1977-’78 waren heel moeilijk in Chili, de meest traumatische jaren van de dictatuur. Ik ben er trots op dat een jonge kerel zoals Pablo dit deel van de geschiedenis wil behandelen (in 2010 presenteerde Larrain in Venetië Post Mortem, een verdere autopsie van de Pinochet-jaren).
LARRAIN: Tony Manero gaat over verlies, identiteit en obsessie in de recente Chileense geschiedenis.

Hoe herkenbaar denk je dat dit gegeven voor het publiek is?

LARRAIN: Wanneer we de privémomenten van anderen bekijken ontdekken we soms dat ze met ons verbonden zijn. Iedereen wil op een moment in zijn leven iemand anders zijn, iemand die succesvoller en mooier is. We herkennen die obsessies in anderen. Misschien hebben we niet het lef om die obsessies in realiteit om te zetten, misschien willen we er niet voor sterven om ze te bereiken; sommigen doen het wel. Als filmmaker was ik ook ontzettend gedreven om deze film te maken, ik wou voor niets stoppen. In dat opzicht ben ik zoals mijn hoofdpersonage.

SATURDAY NIGHT FEVER

De visuele stijl van de film lijkt bewust gedateerd.

LARRAIN: Ik wou terug naar de films die eind jaren 60, voor de coup van Pinochet, in Chili werden gedraaid. Een sociale cinema met documentaire inslag. Die films inspireerden me omdat ze een sterk politiek standpunt vertolkten zonder pamflettistisch te worden. Ze legden de vinger op iets unieks: imperfectie gekoppeld aan authenticiteit. Daarom kozen we voor een dynamische camera die het hoofdpersonage volgt, soms inzoomt, soms uitzoomt, soms erg dichtbij komt. Rauw en levendig, maar vooral echt. Het opzet van deze film was een specifieke sfeer te creëren, een klein verhaal in een grote context te situeren en op een persoon te focussen.

We wilden uitzoeken of het genoeg zou zijn om naar dat personage te kijken om alles te begrijpen. Daarom hadden we geen establishing shots nodig. Een hedendaags publiek is erg intelligent, kan met weinige elementen een verhaal begrijpen.

Je wil ook niets opdringen.

LARRAIN: We wilden een personage creëren dat niet overduidelijk sympathiek of onsympathiek was. Meestal willen cineasten, die zwart-wit personages neerzetten, ook aan het publiek opdringen wat ze moeten denken over de figuren en het verhaal. De ethische beslissingen worden dan genomen door hen die de film maken. Dat wilden we vermijden, het publiek moet voor ons een eigen opinie vormen. We dwingen hen daartoe door een onduidelijk personage te presenteren. Het belangrijkste is dat ik hem niet als regisseur beoordeel en dat ik tracht te bereiken dat de kijker dat ook niet doet.

Hij is wel het product van een amorele maatschappij.

LARRAIN: De politie ageert tegen mensen die anders denken maar laten iemand die moordt ongemoeid. De verwarring is compleet. We benadrukken de zinloosheid en extremiteit van alles. De sfeer moet zo zijn dat het publiek denkt: “Wat is dit? Wat doet deze kerel? Wie zijn die mensen?” De sfeer kruipt onder je huid. We zeggen alleen maar: dit is deze man en dit is zijn leven. Een beetje zoals Herzog Kinski in Fitzcarraldo introduceert: Wie is die man die een opera wil bouwen in het hart van de jungle? Menselijk gedrag is moeilijk te verklaren.
Je wil op dat vlak dan ook niet preken, je wil mensen niet dicteren wat ze moeten denken, je wil ze gewoon iets tonen.

Je laat het publiek een fragment zien en de film vervolledigen. Wat gaat hij na het filmeinde doen? Gaat hij de winnaar pijn doen? Tony Manero gaat over amper vier dagen uit het leven van Raúl Peralta. Die vier dagen zijn slechts een fragment van zijn hele leven. De film begint in beweging en eindigt in beweging. Er is geen oordeel, we zijn slechts getuige van die vier dagen.

Alfredo Castro werkte aan het scenario maar vertolkt ook de hoofdrol.

LARRAIN: Al vele jaren werk ik met hem. Als dramastudent was hij mijn leraar. Hij is een schitterend acteur die erg emotioneel speelt maar toch een waas van mysterie laat hangen over wat hij denkt. Hij is licht en donker tegelijk, zegt veel met weinig woorden. In Chili is hij een bekend acteur. De andere acteurs zijn overigens ook professionals, specialisten in method acting. Daardoor vonden we snel de juiste toon en konden we die aanhouden.

Hoe moeilijk of gemakkelijk was het om de financiering rond te krijgen?

LARRAIN: Het is nooit makkelijk maar ik wil niet te veel klagen. In een land zoals Chili is het niet eenvoudig om films gefinancierd te krijgen maar wanneer ik hier in Cannes praat met cineasten uit Iran, Polen of Argentinië blijkt dat we allemaal worstelen met hetzelfde probleem: we moeten fondsen verzamelen van internationale financiers, van lokale overheden, van distributeurs die een voorschot willen toekennen,… En iedereen heeft een opinie over de film die je wil maken. Goed, het is niet simpel maar wel mogelijk.

Het kan zwaar worden en lang duren maar wanneer een filmmaker ècht een film wil maken dan zal hij daar ook in slagen. Indien nodig kan je werken met een eenvoudige camera en opnameapparatuur, monteren via de computer en daarna geld zoeken om prints te maken. Door de
technologische ontwikkelingen is films maken toegankelijker geworden. Scripts, ideeën en acteurs; dat blijven de moeilijkste dingen om te vinden en te ontwikkelen. De organisatoren van de Quinzaine des Réalisateurs vertelden me dat ze dienden te selecteren uit 1.000 inzendingen, films van over de hele wereld. Dat is mogelijk omdat je niet langer rijk moet zijn of een Hollywoodmajor achter je moet hebben om een film te kunnen maken. Je moet gewoon hard werken en eerlijk zijn.

Het probleem is nu veeleer je film verdeeld te krijgen?

LARRAIN: Inderdaad. Maar distributie, marketing en de hele commerciële flow van een film is iets dat je als filmmaker uiteindelijk niet aangaat. Ergens wel omdat het je gemakkelijker kan maken voor je volgende project, maar als je eerlijk wil blijven moet je daar niet over nadenken vind ik. Met mijn vorige film ben ik niet in Cannes geraakt (Fuga liep wel op de Marché) maar ik ben ervan overtuigd dat
als je eerlijk bent en sterk overtuigd van je idee je uiteindelijk wel succesvol zal zijn.

Maar je moet je baby loslaten.

LARRAIN: Onlangs sprak ik met Alfredo over de opluchting dat we iets hebben afgewerkt waar we drie jaar mee bezig waren. Nu is het af en wat volgt is niet onze bekommernis. Of mensen het goed vinden of niet, het willen verdelen of niet, dat zijn zaken die we niet in handen hebben. We zijn opgelucht dat de film in verscheidene Europese landen zal worden uitgebracht, wat leuk is want de film zal zo door anderen bekeken worden. Maar het is ook mooi om iets te kunnen loslaten.

CASTRO: Voor mij als acteur was het moeilijk om de rol te spelen gedurende zes weken en hem daarna achter te laten. Maar ik ben heel trots op de film en het feit dat mensen uit België een voor mijn volk belangrijke film goed vinden, geeft me een warm gevoel. Al hebben we de film voor onze landgenoten gemaakt. Wanneer Pablo over ‘eerlijk’ spreekt dan verwijst hij naar onze poging om aan te geven waar we ons als volk bevinden en wat de impact van onze geschiedenis is.

FESTIVAL DE CANNES – 19 MEI 2008

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 612, februari 2011)

 

TONY MANERO; Pablo Larrain; Chili 2008, 98’; met Alfredo Castro, Ampara Noguera, Hector Marales, Paolo Lattis; Elsa Poblete; FILM: **** / EXTRA’S: * (making of); dis. Filmfreak

TONY MANERO

Leave a comment