De kinetische cinema van Tony Scott: Angst + Adrenaline = Actie
“Geen Tony Scott films meer. Dit is een tragische dag” twitterde cineast Ron Howard als reactie op het verrassende nieuws van de zelfmoord van zijn Britse collega. “Met Tony Scott werd een genie het zwijgen opgelegd,” schreef zanger Marc Anthony in zijn tweet, “ik ben verbijsterd, waarom toch?” Even later stonden de kranten er vol van: “De regisseur van Top Gun is zondag in Los Angeles van een brug gesprongen”. De city of angels, een actie-tafereel, een mysterieus afscheidsbriefje en zelfmoord; het leek wel popcorn cinema. Geheel naar het beeld van de populaire, maar kritisch ondergewaardeerde, filmmaker. Een man die even energiek was als zijn films.
Sommige media hadden het over “Tony Scotts laatste stunt”, anderen hielden het bij “hyperactieve regisseur-producent Tony Scott sterft op 68-jarige leeftijd”. Maar of ze het overlijdensbericht nu sensationeel of sober brachten, steeds viel tussen de lijnen te lezen dat Tony Scott (1944-2012) eigenlijk toch wel gestorven was zoals hij leefde. En zoals in elk goed actieverhaal maken de details hier het verschil.
Zoals LAPD-agent David Shelton die getuigt dat velen de Vincent Thomas Bridge (die San Pedro verbindt met Terminal Island in de Los Angeles Harbor) gebruiken om zelfmoord te plegen en dat ze vaak aarzelen voor ze naar beneden springen, “maar bij deze kerel was het erop, erover en hij was weg”. Of de anonieme getuigen die een roze-roze baseballpet op Scotts hoofd zagen, de cap die de cineast sinds het draaien van TOP GUN droeg. En natuurlijk de auto-met-boodschap, plompweg achtergelaten op de brug.
“Ik functioneer op angst” – Tony Scott
Met deze ingrediënten kon wel een stevig actiedrama in elkaar geknutseld worden en dat gebeurde ook snel. Het gerucht deed de ronde dat een ongeneeslijke hersentumor voor het spreekwoordelijke duwtje in de rug had gezorgd. Wat prompt ontkend werd door Scotts weduwe Donna Wilson. Terwijl het afscheidsbriefje – waarvan de inhoud onbekend blijft (en daardoor een tikkeltje verdacht wordt) – nu plots in zijn bureau zou gelegen hebben.
Geen actie zonder samenzweringssfeer natuurlijk. Of is dit welles-nietes spelletje een indicatie van hoezeer zelfmoord toch nog steeds een mysterie en vooral een taboe blijft? Het blijft immers moeilijk om zelfmoord te aanvaarden (zeker wanneer daarbij het woord ‘depressie’ valt) en nog moeilijker om het te begrijpen wanneer het om bekende en succesvolle mensen gaat.
“Het is onduidelijk waarom Tony Scott zelfmoord heeft gepleegd,” schrijft de Canadees-Amerikaanse auteur David Morrell (‘First Blood’, ‘The Fraternity of the Stone’, ‘Desperate Measures’) op zijn Facebook-pagina, “maar het was duidelijk dat hij geen goede dag had. Zelfmoord is altijd shockerend maar het wordt blijkbaar nog shockerender wanneer een succesvol man als Tony Scott besluit om er een einde aan te maken.
“Ik ben meer klassiek en Tony is rock ‘n’ roll” – Ridley Scott
Misschien was zijn gezondheid slecht. De suicide note die hij achterliet kan zijn wanhoop verklaren. Maar algemeen, los van zijn eventuele motieven, plaatst onze (Amerikaanse) cultuur te gemakkelijk een gelijkheidsteken tussen succes en geluk terwijl ik uit ondervinding weet dat de meest succesvolle mensen vaak ook de meest gedreven en onzekere individuen zijn. Angst en paniekaanvallen go with the territory”.
En dat lijkt zeker bij Tony Scott het geval te zijn geweest. De jongere broer van Ridley Scott (Alien, Blade Runner, Thelma & Louise, Gladiator, The Kingdom of Heaven) kreeg nooit diens kritische waardering en dat werd nogal eens gezien als een bron van grote frustratie. Maar de malaise zat veel dieper. “Ik heb zoveel energie in mij en die wil ik injecteren in al wat ik doe,” zei de man met een levenslange passie voor snelle wagens en het beklimmen van rotsen, “ik functioneer op angst, een goede angst die ons doet leven”.
Het verklaart waarom er zoveel angst, energie en opgekropte agressie in zijn films zit: “Ik zoek altijd de energieke kanten van de werelden die ik aanraak; dat is opwindend”. De thrills die hij zocht wou Scott ook delen met het publiek. Zo werd New York een energiek en chaotisch personage in The Taking of Pelham 123, “ik gaf de stad een andere look, een die gebaseerd is op angst en gevaar”.
Een personage dat de andere personages getekend heeft: “John Travolta’s Ryder komt uit de gevangenis en keert terug naar de stad die hem heeft neergehaald”. Daarom ook was Scott “niet geïnteresseerd in een remake, wat mij bezighoudt is research, het onderzoeken van wat ik met film en met gevoelens van angst en energie kan doen. Bovendien is alles in de film gebaseerd op echte situaties, echte personages”. Daar waar de versie van Joseph Sargent uit 1974 veel meer een theatraal shakespeareaans sprookje was.
“He jumped without hesitation,” het fameuze zinnetje dat zowel op Scotts wanhoopsdaad slaat als op de manier waarop zijn personages in het leven staan, illustreert ook de manier waarop hij films maakte. Twijfelend misschien, experimenterend zeker, maar nooit aarzelend. Gemaakte beslissingen werden meteen toegepast. Achteraf wou Scott wel eens spijt hebben van beslissingen. “I fucked up” zei hij na verschillende, en meestal niet zijn slechtste, films.
“De adrenaline 90 minuten laten lopen in Domino was niet slim,” klonk het, “ik had rustperiodes moeten voorzien”. Arrogante zelfzekerheid was niet aan hem besteed. “Het meest beangstigende dat ik in mijn leven doe is opstaan en films maken,” benadrukte Scott, “elke morgen ben ik na een of twee uur slaap wakker, lang voor de wekker afgaat. Dat is een goede zaak. Die angst motiveert me, ik hou op een perverse manier van deze angst”.
Films maken was voor Tony Scott een tegelijk opwindende en angstaanjagende bezigheid. Een adrenaline-trip en dat werd weerspiegeld in de toon en het ritme van de actiefilms (kleine genre-oefeningen of blockbusters) waarmee de Brit zijn stempel drukte op de Amerikaanse cinema in de jaren 80 en 90. Tom Cruise haalde terecht de loftrompet boven: “Tony was een visionair die een enorme impact heeft gehad op de cinema”.
Tony Scott leek nochtans niet meteen voorbestemd om filmmaker te worden. Na een grafische opleiding en een optreden als acteur in Boy and Bicycle, de kortfilm van zijn broer Ridley, startte Tony zijn carrière in de reclamewereld waar hij een eigen visuele stijl, geritmeerd door een flitsende montage, ontwikkelde. Geïnspireerd door schilderkunst en cineasten zoals Nicolas Roeg en Ken Russell. En gegangmaakt door Ridley, die Tony opnam in zijn bedrijf en er voor zorgde dat beiden commercieel goed boerden. Waardoor ze zich aan speelfilms konden wagen.
Voor Tony was dat The Hunger, een gestileerde en surreële vampieropera waarin Catherine Deneuve, Susan Sarandon en David Bovie onsterfelijkheid linken aan seksualiteit en lijden. “Als schilder van opleiding wou ik vooral een canvas vullen,” aldus Tony Scott, “ik bracht commercials naar de cinema. Critici ergerden zich aan mijn de stijl, de studio aan het artistieke, esoterische. Het zou drie jaar duren voor ik weer aan de bak mocht”.
Maar dit goth manifest met ondertussen een cultstatus was wèl de enige Tony Scott-film die ooit de selectie van Cannes haalde. Bovendien was de film een mooie metafoor voor Scotts obsessieve aandacht voor onzuiverheid. Onzuiverheid van bloed (de aids-epidemie was net begonnen) en van het beeld.
Een commercial lag aan de basis van Scotts eerste grote succes want toen producenten Don Simpson en Jerry Bruckheimer zijn pub voor Saab (waar een wagen racet met een straaljager) zagen, vertrouwden ze hem meteen Top Gun toe. Tony toverde als dank een visuele high concept film gedreven door stijl, montage en muziek op het scherm. Tom Cruise, vliegende bolides tegen een ondergaande zon, ‘Take my breath away’-romantiek, actie vol testosteron en beelden die barsten van de steroïden; de energieke feelgood blockbuster was geboren. “A hand in the popcorn fun ride” volgens sommigen.
De bevalling bleek pijnlijk want de kritiek was niet mals. “Ik werd veroordeeld omdat ik vorm boven inhoud zou verkiezen,” verzuchtte Scott. Ook al merkte een enkeling op dat Scott dicht bij het concept van pure cinema, gekoesterd door Abel Gance én Alfred Hitchcock, kwam door verhaal (“er zat niet veel verhaal in” gaf Bruckheimer toe) en betekenis overboord te gooien om enkel de kracht van het beeld te bewaren. Doordat hij zich liet inspireren door een boek van fotograaf Bruce Weber kregen heel wat scènes een homo-erotische ondertoon. Ironisch voor een film die de marine plots tot een sexy werkgever maakte voor jonge Amerikanen.
Het tegelijk triomfalistische en melancholische Top Gun werd een hit en maakte van Scott in een klap een A-list director. Iemand die met de sterren van het moment (Eddie Murphy, Bruce Willis, Tom Cruise, Will Smith, Brad Pitt en vooral Denzel Washington) mocht werken en genoeg successen maakte om bij tegenslagen het vertrouwen van de industrie te bewaren (na Beverly Hills Cop 2 en Days of Thunder volgde de flop Revenge en het tegenvallende The Last Boy Scout).
Kritische bijval leverde dat zelden op, enkel True Romance werd mede door het script van Quentin Tarantino positief ontvangen, waardoor hij zich moest tevreden stellen met publiek succes (het is geen toeval dat al zijn films op dvd uit zijn). In tegenstelling tot zijn broer Ridley. “Ik ben meer klassiek en Tony is rock ‘n’ roll” zei die. De rock van de jaren 80 dan wel, het glamour entertainment dat perfect aansloot bij het hyperkinetische actieritme van films die fungeren als een visuele jukebox.
Met stevige actie, korte dialogen en flitsende montage. “I have a very short attention span” zei Tony Scott en hij maakte films voor mensen die even snel hun aandacht verliezen. ‘Nooit een saai moment’ was één gouden regel voor Scott. ‘Blijf steeds onder de 2 uur speelduur’ een andere. Wanneer dat, zoals bij Man on Fire, niet lukte toonde de cineast zich achteraf teleurgesteld. Overigens had Scott het in de 21ste eeuw moeilijker. Spy Game en Domino floppen terwijl zijn volgende dure films (Déjà Vu, The Taking of Pelham 123, Unstoppable) onvoldoende opbrengen. Naar studio-normen dan wel.
Niet alle films van Tony Scott zijn (even) geslaagd, maar weinig regisseurs hebben zoveel films gemaakt die je graag zou willen terugzien (enkele van zijn collega’s maakten betere films die je nooit wil terugzien). Ons favorietenlijstje begint met The Hunger en guilty pleasure Top Gun (een emblematische film voor het Reagan-tijdperk) om verder te gaan met de als nihilisme gecamoufleerde romantische en gewelddadige roadmovie True Romance, de paranoïde apocalyptische duikbootthriller Crimson Tide en de samenzweringsthriller Enemy of the State.
Rode draad door deze films zijn de mavericks die fungeren als hoofdpersonage, de outsiders die heroïsche, morele daden kunnen stellen in een systeem dat onbekwaam, vervreemdend of corrupt is. Zeker na Man on Fire leek Scott zich te profileren als een reactionair ideoloog maar alhoewel hij zeker niet progressief was, ging zijn sympathie eigenlijk vooral ook naar zwijgzame actiehelden. De helden van Howard Hawks en Raoul Walsh voor wie “action speaks louder than words” gold.
Waar deze helden aanvankelijk nog schematisch geschetst werden, zorgde Scott in Spy Game, Man on Fire, Domino, The Taking of Pelham 123 en Unstoppable voor meer complexiteit. Niet toevallig in films die zich op visueel vlak op de grens van publicitaire cinema en experimentele film begeven. Daardoor kwam Scott in aanvaring met studio’s die van geen kunstfilm wilden weten en daarom bij Spy Game Scott dwongen om zijn kleuren aan te passen en een slot vol pathos te schrappen.
Zijn mooiste films maakte Scott aan het einde van zijn carrière. Domino, een punksatire die draait rond een gestoorde vrouwelijke premiejager, is een staaltje van puur visuele kinetische cinema. Een onconventionele en subversieve koortsdroom die via de ogen van de anti-heldin een rottende maatschappij evoceert waarin televisie en realiteit door elkaar lopen. “Ik was vaak bang dat ik ditmaal te ver was gegaan,” gaf Scott achteraf toe.
Hij koos voor een experimentele visuele stijl die met tijdsprongen, kleurwijzigingen, handgehouden camera en een snelle montage een hightened reality creëert. Pure cinema, gecreëerd met onzuivere beelden. Een oefening die Scott overdoet met Déjà Vu, een bizar onmogelijk liefdesverhaal dat de obsessie van Vertigo en het voyeurisme van Rear Window nieuw leven inblaast via een verhaal waar sciencefiction in de realiteit inbreekt en liefde botst met de dood.
Speurder Doug Carlin wordt immers verliefd op een vrouw op het moment dat ze dood in het lijkenhuis ligt. Dankzij een soort digitale tijdmachine ziet hij haar verleden op het moment dat hij haar toekomst kent. Zijn obsessieve liefde voedt een verlangen zelf fysiek in de tijd terug te gaan om daar een happy end te creëren. Maar alles blijkt circulair en de tol voor de trip is de ontdekking dat hij zelf voor het verlies van zijn partner verantwoordelijk was.
Tony Scott bleef gefascineerd door de impact van beelden en geobsedeerd door snelheid; het is niet eens ongepast dat zijn fatale sprong kwam na zijn laatste kinetische actiefilm-met-gevoel-voor-de-tijdsgeest Unstoppable. Schijnbare exploitation cinema met een experimentele inslag. “Ik wordt jonger terwijl ik ouder wordt,” zei Scott, “ik heb angst om out of touch te geraken, daarom blijf ik doorgaan. Of je nu van de film houdt of niet, zolang mensen me blijven betalen om te blijven experimenteren, blijf ik dat ook doen”. Tony Scott leek lang niet te stoppen. Die illusie doorbrak hij zelf in één beweging. Without hesitation.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 628, oktober 2012)
THE HUNGER; UK 1983; 97′; met Catherine Deneuve, David Bowie; FILM: **** / EXTRA’S: *** (documentaires, commentaar); dis. Warner; TOP GUN; USA 1986; 110′; met Tom Cruise, Kelly McGillis; FILM: ** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar); dis. Paramount; BEVERLY HILLS COP 2; USA 1987; 100′; met Eddie Murphy, Judge Reinhold; FILM: * / EXTRA’S: 0; dis. Paramount; DAYS OF THUNDER; USA 1990; 107′; met Tom Cruise, Nicole Kidman; FILM: * / EXTRA’S: 0; dis. Paramount; REVENGE; USA 1990; 124′; met Kevin Costner, Anthony Quinn; FILM: * / EXTRA’S: 0; dis. Sony; THE LAST BOY SCOUT; USA 1991; 105′; met Bruce Willis, Daman Wayans; FILM: ** / EXTRA’S: 0; dis. Warner; TRUE ROMANCE; USA 1993; 120′; met Christian Slater, Dennis Hopper; FILM: *** / EXTRA’S: 0; dis. DFW; CRIMSON TIDE; USA 1995; 116′; met Denzel Washington, Gene Hackman; FILM: ** / EXTRA’S: ** (documentaires); dis. Buena Vista; THE FAN; USA 1996; 110′; met Robert de Niro, Wesley Snipes; FILM: * / EXTRA’S: 0; dis. Fox; ENEMY OF THE STATE; USA 1998; 132′; met Will Smith, Gene Hackman; FILM: *** / EXTRA’S: ** (documentaires); dis. Buena Vista; SPY GAME; USA 2001; 126′; met Robert Redford, Brad Pitt; FILM: ** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar); dis. Universal; MAN ON FIRE; USA 2004; 146′; met Denzel Washington, Christopher Walken; FILM: * / EXTRA’S: ** (documentaire); dis. Fox; DOMINO; USA 2005; 123′; met Keira Knightley, Mickey Rourke; FILM: **** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar, verwijderde scènes); dis. RCV; DÉJÀ VU; USA 2006; 121′; met Denzel Washington, Val Kilmer; FILM: *** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar); dis. Buena Vista; THE TAKING OF PELHAM 123; USA 2009; 106′; met Denzel Washington, John Travolta; FILM: *** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar); dis. Sony; UNSTOPPABLE; USA 2010; 98′; met Denzel Washington, Chris Pine; FILM: *** / EXTRA’S: **** (documentaires, commentaar); dis. Fox.