Jacques Ledoux en de Ridders van de Zevende Kunst
De ‘Expo Ledoux’, een overzichtstentoonstelling n.a.v. de honderdste geboortedag van de pionier en architect van het Belgisch filmarchief georganiseerd door de Brusselse CINEMATEK, sluit het via de vertoning van Jacques Ledouxs favoriete ‘flamboyante’ films al gepast geïllustreerde eerbetoon af met de publicatie van de bundeling getuigenissen. ‘Jacques Ledoux’ wordt aangevuld met het avondprogramma waarmee programmator Xavier Garcia Bardón dit weekend in beeld en woord de kracht en actualiteit van een unieke en nog altijd actuele filmpassie belicht. De geest van de legendarische conservator, die volgens Martin Scorsese een van de indrukwekkendste filmcollecties op aarde uitbouwde, blijft ook na die honderdste verjaardag verder leven.
De publicatie Jacques Ledoux opent toepasselijk met een quote uit John Fords The Man Who Shot Liberty Valance (1962): “When the legend becomes fact, print the legend…” Wij zouden er “action speaks louder than words”, de favoriete quote van de door Ledoux uit de vergetelheid gehaalde Amerikaanse filmmaker Raoul Walsh (They Drive by Night, White Heat), aan toe willen voegen. Jacques Ledoux (1921-1988) vergrootte door zijn (niet met bescheidenheid te verwarren) terughoudendheid het mysterie dat hem omringde en sprak vooral via zijn werk. Hij koos zijn ‘artiestennaam’, Jacques Ledoux werd in Warschau geboren als Jankiel Mendel Silberberg, en groeide uit tot een legende, een mythe, een icoon. Het even herkenbare als hypnotiserende patroon van zijn jas vormt gepaste de visuele rode draad door het in de spirit van Ledoux (die zich zelfs inliet met het kraanwerk van ‘zijn’ museum) uiterst verzorgd printwerk.
Man, mythe en mysterie
Gabrielle Claes, Ledouxs rechterhand en zijn opvolger als conservator van het Koninklijk Belgisch Filmarchief (nu CINEMATEK), licht in haar bijdrage tipjes van de sluier (o.a. het verhaal van de nitraatkopie van Robert Flaherty’s Nanook of the North die Ledoux tijdens de oorlog vond in de abdij van Maredsous en achteraf aan het mede door Henri Storck opgerichte filmarchief schonk), schetst zijn ‘heerschappij’ bij het Filmarchief (“alles draagt zijn stempel”) en duidt zijn relatie met zijn cinema-vader Paul Davay. Maar ze geeft grif toe dat er heel veel buiten beeld bleef bij Jacques.
Dat zal ook na deze Expo Ledoux zo blijven. Ook al wordt zijn betrokkenheid bij filmclub Camera Obscura, filmblad Travelling en de internationale federatie van archivarissen FIAF belicht. Er blijven veel onbekenden en de kloof tussen imago en identiteit is niet echt gedicht. Daar zou hij zichzelf in verkneukeld hebben, de man die in Chris Markers La Jetée (1962) de rol speelt van een geheimzinnige dokter die naar cinema knipogende tijdreis experimenten leidt. Jacques Ledoux was een bruggenbouwer tussen het verleden (als archivaris) en de toekomst (als promotor van vernieuwende, experimentele cinema), tussen cinefielen en filmmakers. Niet toevallig verwelkomde hij graag cineasten als Agnès Varda (in Cléo de 5 à 7 zit een cameo van Ledoux), Paul Vecchiali, François Truffaut en Bertrand Tavernier in een filmmuseum dat hij met enthousiasme openstelde. Terwijl ‘decentralisatie’ en ‘ontsluiting’ ordewoorden werden.
Film als missie
Jacques Ledoux was een larger than life figuur. Naast verzamelaar ook filmgek met een roeping. Iemand die permanent bezig was met het ontdekken en promoten van ‘jonge films’, met het herintroduceren van filmmakers en -stromingen die dreigden vergeten (naast stille film ook minder bekende filmmeesters) of onopgemerkt (lang voor anderen focuste hij bijvoorbeeld op vrouwelijke filmmakers, homoseksualiteit in cinema en… Arsène Lupin als superheld) te blijven. Iemand die zielsverwanten zag als Film Ridders van de Ronde Tafel, verdedigers van noodzakelijk wringende zevende kunst. Strijders die taboedoorbrekende en/of flamboyante films op het schild hijsen. En die, en daar onderscheidde Ledoux zich van vaak vooral terugblikkende cinefielen, veel aandacht hebben voor de cinema van de toekomst.
Aangevuurd door zijn visionaire conservator deed het filmarchief altijd meer dan ‘conserveren’, ‘bewaren’. De heersende geest was eerder vooruitstrevend dan conservatief. Dat voelden filmmakers en Expo Ledoux getuigt daarvan. Via kaartjes en berichten van filmmakers als Thierry Zeno (n.a.v. de voorstelling van Vase de Noces in Cannes), Michelangelo Antonioni, Nelly Kaplan, Barbara Loden, Kevin Brownlow, Jacques Rivette en Michael Powell. Zo bedankt Roman Polanski – die dankzij de selectie en bekroning van een vroege kortfilm op het baanbrekende door Ledoux bedachte jaren zestig-zeventig festival EXPRMNTL als filmmaker gelanceerd werd – in een samen met Jean-Michel Folon gemaakt ‘kaartje’ vanuit Rome de conservator: “Merci de m’avoir inventé!” Bedankt om me te hebben uitgevonden.
De nieuwe Luis Buñuel
Iets verderop in de tentoonstelling ontdekken we een still van Repulsion (1965), Polanski’s psychologische thriller waarin Catherine Deneuve een van de twee zussen ‘Ledoux’ speelt. Uiteraard kan Martin Scorsese niet ontbreken, de cineast die tijdens het EXPRMNTL gebeuren in Knokke een scenario bekroond zag worden en met de daaraan verbonden prijs, verschillende bobijnen onbelichte pellicule, zijn eerste kortfilm draaide. Dat werd The Big Shave (1968), een legendarische taboedoorbrekende film (opgenomen in Amos Vogels toonaangevende werk Film as a Subversive Art) over een zich tot bloedens toe scherende man. Een metafoor voor de Vietnamoorlog die tijdens de sixties de V.S. verscheurde.
Voor dergelijke taboedoorbrekende films bedacht Ledoux eerst een Âge d’Or prijs (gecreëerd in 1957) om vanaf 1973 een heus Âge d’Or festival te organiseren. Van WR: Misterije Organizma (Dusan Makavejev) tot Los Muertos (Lisandro Alonso) in 2004. Met telkens een doordacht programma, een zorgvuldig geselecteerde jury (Ledoux hield een lijst bij met alle ‘uitverkoren’ merken we in de Expo) en een gemotiveerde bekroning. Een jaarlijkse prikkelende speurtocht naar films die zich verzetten tegen de heersende moraal en de dominantie cinema. Met een pleidooi voor plezier, rebellie en verandering. In de geest van Luis Buñuel, de regisseur van L’Âge d’Or (1930) wiens opzet het was om “mensen te verontrusten en het conformisme te doorbreken dat iedereen wil doen geloven dat we in de beste van alle werelden leven.” De Spaanse filmmaker bleef tot zijn dood in 1983 geloven in de subversieve kracht van cinema. Immers, “film is een gevaarlijk wapen in handen van een vrije geest.” Jacques Ledoux deelde Buñuels mening.
Niet zomaar een prijs
De droge, scherpe humor van Jacques Ledoux was even legendarisch als de visionaire archivaris zelf. Maar het filmmuseum, het Filmarchief, het Âge d’Or festival, de Filmvondsten (een festival met auteursfilms die ‘streden’ voor distributiesteun) en de Decentralisatie van klassieke en hedendaagse film nam hij heel serieus Dat merkten we toen we gevraagd werden om deel uit te maken van de jury van de Prix de l’Âge d’Or. Een eer werd snel duidelijk, maar vooral ook een opdracht. Juryleden moesten alle films (zo’n 40-tal, 4 per dag) in de zaal en mèt publiek zien. Zonder pardon. En uiteraard uitkijken. Geen Cannes toestanden voor Ledoux die zelf kwam inspecteren of iedereen van de partij was.
Dat jaar won Utopia van de Iraans-Duitse regisseur Sohrab Shahid Saless, een ruim drie uur durend prostitutiedrama dat op gedurfde wijze thema’s als seksuele uitbuiting, de clash tussen liefde en verlangen, solidariteit en kapitalisme aansneed. Niet alle films haalden dat niveau – Ledoux benadrukte evenwel dat je niet genoeg films kon zien, ongeacht de goed/slecht oordelen – maar de jury beraadslagingen waren razend boeiend. We herinneren ons heroïsche, door Ledoux mondjesmaat gevoede, discussies aan een grote ronde tafel van een Brussels Chinees restaurant. Het eten was meer dan oké (ook dat vond Ledoux, met Gabrielle Claes aan zijn zijde, belangrijk) maar het ging natuurlijk om het beslissingsproces, om de manier waarop de winnaar werd bepaald. Want de Prix de l’Âge d’Or was niet zomaar een prijs. Het was telkens een statement.
De Ronde Tafel
Op een rustige maar kordate wijze kreeg Ledoux alle juryleden mee in zijn verhaal. Snel bleek ook dat de keuze voor een ronde tafel weloverwogen was. Er gold immers een soort erecode: iedereen aan de tafel is gelijk, niemand is belangrijker dan iemand anders en iedereen wordt gehoord. Correctie: iedereen moet zijn visie geven over elke film. Elkaar met ‘meningen’ om de oren slaan was (in pre-Facebook tijden) not done. Onderbouwde argumenten, gefundeerde analyses waren een must. Scherp maar respectvol discussiëren de regel. Het leek wel een Ronde Tafel met Ridders van de Zevende Kunst.
Wanneer is een film subversief? Volstaat choqueren voor subversiviteit? Kunnen enkel voor het reguliere circuit verbrande films in aanmerking komen voor het Âge d’Or-aureool? Wat geldt nog als taboe? Hoe bevrijdend moet zo’n compromisloos werk zijn? Is wansmakelijkheid subversief? Is experiment onontbeerlijk? Op welke wijze haken beeld en woord in elkaar? Voel je dat het een film is die gemaakt moest worden? Proef je de guts van de makers? Die en andere vragen gingen over en weer terwijl films gewikt en gewogen werden. In het besef dat een keuze nooit vanzelfsprekend kan zijn en onenigheid onvermijdbaar is. Maar uit de botsing van analyses ontstond uiteindelijk een consensus. Plus het gevoel dat filmkunst aanstekelijk werkt voor wie met open geest kijkt.
Ode aan een pionier
Je kan nooit teveel films zien vond Ledoux en alhoewel we tijdens onze Brusselse jaren het filmmuseum plat liepen – en daarbij het oeuvre van Jean Renoir, Jacques Becker, Vincente Minnelli, Raoul Walsh, Howard Hawks, John Ford, Josef von Sternberg, Rainer Werner Fassbinder, Douglas Sirk, Satyajit Ray, Luchino Visconti en vele anderen ontdekten – kregen we het gevoel nooit genoeg films gezien te hebben. Daar moest Ledoux om lachen, uiteraard zijn er altijd ontdekkingen te doen. Uiteraard blijf je nieuwsgierig.
Deze eeuwige cinefiele honger dreef Ledoux. De nood zichzelf te manifesteren en profileren veel minder. Toen we hem vertelden dat we het heerlijk wansmakelijke Caniche (1982) van Bigus Luna de meest verdiende Âge d’Or prijswinnaar ooit vonden, vroeg Ledoux naar het waarom van die keuze. Het antwoord interesseerde hem meer dan het kenbaar maken van een opinie of het toelichten van zijn eigen visie. Pas jaren later ontdekten we dat de Spaanse hondse zwarte komedie ook een van zijn favoriete films was.
Voor Jacques Ledoux had deze Expo Ledoux waarschijnlijk niet gehoeven, maar de ode aan de man die zoveel meer deed dan het Filmarchief groot maken is verdiend. In de geest van deze legendarische pionier is een terugblik trouwens altijd vooruitkijken. Terwijl de les van Jacques Ledoux actueel blijft. Filmliefhebbers horen aan een Ronde Tafel. Zeg dat Ledoux het gezegd heeft.
IVO DE KOCK
Expo Ledoux, 15 september 2021 tot 27 februari 2022. CINEMATEK, Baron Horta 9, 1000 Brussel. Info Cinematek. www.cinematek.be
CINEMATEK, Jacques Ledoux, Brussel, 2021, 120 bladzijden.
Op zaterdag 19 februari organiseert CINEMATEK een avondprogramma geprogrammeerd door Xavier García Bardón rond het Âge d’Or festival. De historicus en freelance programmator wil aantonen dat de keuzes van Ledoux vandaag nog relevant zijn. Dat doet hij via gaste Jackie Raynal (Deux fois, 1968) en met de vertoning van de in 1970 voor de Quinzaine van Cannes geselecteerde film A nous deux, France! van Désiré Ecaré.
Onder de hashtag #meetthefilmmakers laat CINEMATEK je kennis maken met een Âge d’Or regisseur. Noteer ook #agedor !
“In tegenstelling tot vele andere filmarchivarissen was Jacques Ledoux geïnteresseerd in de toekomst, hij was verwikkeld in de avant-garde, waarvan hij met heel zijn hart hield, en steeds als ik hem ontmoette besefte ik dat hij er telkens weer op een nieuwe manier naar keek.”
Amos Vogel (auteur ‘Film als taboebreker’/’Film as a Subversive Art’)