Ivan Passers Cutter’s Way: Vriendschap in donkere tijden

apr 17, 2020   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, drama, dvd, film, genre, regisseur  //  No Comments
Cutter’s Way

In 1981 draaide de Tsjechisch-Amerikaanse cineast Ivan Passer de in sixties spirit gedrenkte ultieme seventies film Cutter’s Way. Een melancholische en bescheiden neo-noir die samen met de megalomane western Heaven’s Gate kapseisde en later net als Cimino’s film maudit de status van cultklassieker en spiegel van de Amerikaanse nachtmerrie verwierf.

Cutter’s Way

Door patriottistische rituelen te gebruiken als ironische achtergrond leverde Cutter’s Way een premature kritiek op het Reaganisme” schreef New York Times criticus J. Hoberman toen hij in het kader van een ‘Make my day‘ retrospectieve Ivan Passers film in een double bill koppelde aan Brian De Palma’s Blow Out, die andere van droomachtige tragiek doordrongen 1981 film. Een heel Europees aandoend tweeluik dat samen met de film die United Artists en de Amerikaanse auteurcinema kelderde, Michael Cimimo’s onterecht uitgespuwd Heaven’s Gate, de V.S. een spiegel voorhield en als voorbode gold voor de jaren tachtig films die de geest van het MTV en Reagan tijdperk weergaven.

Van First Blood en Conan the Barbarian over Videodrome, The Terminator en They Live tot The King of Comedy, Near Dark en Salvador. Maar in die eighties evolueerde de Amerikaanse mainstream cinema richting spektakel en escapisme waardoor helden het overnamen van outsiders en films zoals Cutter’s Way eerst naar de marge verdwenen om uiteindelijk buiten beeld te belanden. Regisseur Ivan Passer zou in deze decade dan ook geen potten meer breken. Getuige zijn pijnlijk onbenullig Peter O’ Toole vehikel Creator (1985).

Cutter’s Way

Einde van het zelfonderzoek

De jaren zeventig waren in de V.S. een tijdperk van rebellie, van het in vraag stellen van gevestigde waarden en heersende ideeën, van het verleggen van grenzen en het onverschrokken heruitvinden van culturele normen. Van subversie én ongeremd plezier. Een nieuwe generatie filmmakers hertekende de Amerikaanse cinema in functie van een publiek dat de droomfabriek en haar formules graag inruilde voor minder voorspelbare films die verhalen vertelden waarin ze eigen ervaringen herkenden.

Daar waar regisseurs kort na W.O.II nog refereerden aan Amerikaanse meesters als John Ford en Raoul Walsh werden Fellini, Kurosawa, Godard en Truffaut plots voorbeelden en kregen films naast een persoonlijk karakter ook een sociale inslag bij jonge wolven Martin Scorsese, Francis Ford Coppola, Peter Bogdanovich, Robert Altman, Hal Ashby, Paul Schrader en William Friedkin. Terwijl auteurs als Sam Fuller en Sam Peckinpah zich aangemoedigd voelden door het morele extremisme van plots populaire outsiderverhalen.

Cutter’s Way

Dit soort cinema met zijn buitenissige personages, in realisme gedrenkte outsider verhalen vol ambiguïteit en ironie was de Tsjechisch-Amerikaanse regisseur Ivan Passer op het lijf geschreven. Ook hij koesterde anti-helden, open eindes en thema’s zoals de terugkeer van het onderdrukte. Om maar te zwijgen van de heersende sfeer van zelftwijfel en zelfonderzoek. Terwijl Passer mannelijke vriendschappen zelf als rode draad door zijn oeuvre zag. De donkere, tussen melancholie en pessimisme zwevende, autodestructieve zwerftochten van Peckinpahs gewelddadige anti-helden in Pat Garrett and Billy the Kid, Bring me the Head of Alfredo Garcia en Cross of Iron fascineerden Passer.

Op de “Peckinpah (has) got guts” boodschap van de Alfredo Garcia aankondigingsposter knikte Passer ‘ja’ maar na komedies als Ace Up My Sleeve (1976) en Silver Bears (1977) had hij zelf pas in 1981 het lef om met Cutter’s Way een in melancholie en vertwijfeling badende neo-noir te draaien. Een buddy movie die met zijn einde-van-een-tijdperk gevoel en ode aan vriendschap herinnert aan Pike Bisschops (nog altijd actuele) monoloog in The Wild Bunch: “We’re gonna stick together, just like it used to be! When you side with a man, you stay with him! And if you can’t do that, you’re like some animal, you’re finished! *We’re* finished! All of us!.”

Cutter’s Way

Alleen is in 1981 met Ronald Reagan net een populistische president aan de macht gekomen die de sixties en seventies geest van zelfkritiek en zelfvernietiging in de ban slaat en de deur opent voor optimisme, heroïsme en narcisme. In het eighties rijtje adrenaline gedreven macho dromen Raiders of the Lost Ark, E.T., Ghostbusters, Back to the Future en Top Gun (de box office hits van het Reagan tijdperk) paste Cutter’s Way niet. De ultieme seventies film zou dan ook pas vele jaren later een cultstatus verwerven.

Besmettelijk geweld

Even zag het er naar uit dat Ivan Passer effectief in de voetsporen van Sam Peckinpah zou treden. Begin 1980 vroegen producenten hem naar Los Angeles te komen voor een vervolg op Cross of Iron met Richard Burton. Maar Passer las het scenario, ergerde zich aan het gratuite geweld en had de ‘guts‘ de film te weigeren. Een ander project boeide hem veel meer. Net voor zijn trip had producent Paul R. Gurian, een grote fan van Passers Intimite Lightning (1965), hem Jeffrey Alan Friskins adaptatie van Newton Thornburgs roman ‘Cutter and Bone‘ laten lezen. De personages, en dan vooral de psychotische oorlogsveteraan Cutter, voelden erg vertrouwd aan.

Cutter’s Way

“Ik kende mensen die tijdens W.O. II hadden deelgenomen aan gevechten of die terugkwamen uit concentratiekampen,” vertelt Passer in een interview op de Blu-ray van Cutter’s Way, “ze waren niet bijzonder zachtaardig. Het probleem van geweld is dat geweldslachtoffers anderen besmetten.” Een gegeven dat Passer zag in het verhaal van de gewelddadige alcoholistische Vietnamveteraan-met-ooglapje Alex Cutter die een spiraal van paranoia en geweld op gang brengt wanneer zijn vriend en playboy op retour Richard Bone getuige is van de moord op een jonge vrouw. Een obsessief onderzoek (de kapitaalkrachtige J.J. Cord kan in Cutters ogen enkel schuldig zijn, “He isn’t somebody. He’s responsible”) vernietigt haast iedereen, inclusief zijn echtgenote Maureen. Het viraal gaan van geweld boeide Passer, net als de mogelijkheid “om een soort hommage te brengen aan film noir in een hedendaagse versie.”

United Artists, toen een Hollywood major waar ‘auteurs’ thuis waren, wou de film doen en had volgens Gurian twee regisseurs aangesproken. Een daarvan was To kill a Mocking Bird en Summer of ’42 regisseur Robert Mulligan. Maar toen Gulian een nog onbekende Richard Dreyfuss aansprak voor een hoofdrol haakte Mulligan af omdat zonder grote ster de film hem een te groot risico leek. Dreyfuss viel snel weg maar i.p.v. terug te grijpen naar Mulligan contacteerde Gurian Passer. Die leek zichzelf in de voet te schieten door te stellen dat een terugkrabbelende Dreyfuss niet geschikt was voor de rol. United Artists legde de productie stil maar suggereerde Passer om de acteur toch eens aan het werk te zien tijdens een Shakespeare opvoering in het New Yorkse Central Park.

Cutter’s Way

“Niemand schonk aandacht aan Dreyfuss tot er plots een acteur op toneel kwam die niet sprak,” aldus Passer, “iedereen viel meteen stil en wou naar hem luisteren. Het bleek John Heard. Ik praatte met hem, keerde terug naar L.A. en zei dat ik Heard wou als Cutter.” Dat zag United Artists niet zitten, ze hadden met Heard net Joan Micklin Silvers geflopte Head over Heels (1979) gemaakt. Het bleef weken stil tot Passer telefoon kreeg van de studio: “’We gaan de meest succesvolle film aller tijden maken, Heaven’s Gate, met de acteur Jeff Bridges. Wanneer hij Bone wil spelen maken we de film met John Heard.” Passer nodigde Bridges uit bij hem thuis: “Toen hij in salopette verscheen wist ik dat hij de film ging doen. Hij kleedde zich immers reeds als Bone.”

Karaktergedreven drama

Cutter’s Way, of Cutter and Bone zoals de film aanvankelijk heette, is een speurtocht waar de personages na verloop van tijd de plot wegdrukken. Wat rest is symboliek (Cord staat voor het grote geld) en tragiek (schuldgevoelens en trauma’s vormen een ondraaglijke last). In se draait alles rond de relatie tussen Cutter en Bone. Inclusief de interactie met Maureen. Cruciaal daarbij is dat Cutter zijn vriend forceert om te ageren en zijn vrouw om te reageren. “Het politieverhaal is een valse piste,” stelt Passer, “het is onbelangrijk te weten wie de moordenaar is.” Net zoals in Chinatown primeert de sfeer van verwarring en verderf. Passer liet het slot van Cutter’s Way aanpassen waardoor het dichter bij Polanski’s film kwam. De studio aarzelde maar toen de productie van Heaven’s Gate in zwaar weer terecht kwam leek de kleine film noir plots een interessant project en mocht Passer het slot aanpassen. Resultaat was een donker en gewelddadig orgelpunt.

Cutter’s Way

Een einde dat organisch groeit uit de de botsing tussen Cutters zelfvernietigingsdrang en een samenleving die angst en trauma’s creëert. In die zin is Cutter’s Way het portret van een land dat geen weg weet met oorlogsveteranen en een kapitalisme dat gewone burgers onzeker, machteloos en bang maakt. Enkel wie alle macht bezit (Cord) of niets meer te verliezen heeft (Cutter) kan alle remmen losgooien en zijn principes en emoties volgen. “Hoe dichter Cutter bij het einde komt, hoe meer hij gaat leven,” stelt Passer, “dankzij zijn oorlogservaring weet Cutter dat het gevoel te leven sterker wordt wanneer men dicht bij de dood is. Bij zijn terugkeer uit Vietnam voelde hij zich dood. De dood, gevaar en iemand die echt slecht is geeft hem een kans om opnieuw te groeien.”

Passer brengt de Amerikaanse nachtmerrie in beeld maar verzacht de somberheid via menselijkheid en vriendschap. “Ik was altijd geïnteresseerd in mannelijke vriendschap,” zegt hij, “Intimate Lighting ging over 2 jongens die naar school gaan en Born to Win (1971) over met elkaar verbonden individuen. Misschien wel omdat ik tijdens het nazisme en communisme ontdekte dat vriendschap het allerbelangrijkste was in menselijke relaties. Jongeren hadden geen vertrouwen in hun ouders, een betrouwbare vriend was waardevol. En hoe sterker de verschillen zijn, hoe interessanter een vriendschap is.” De boezemvrienden van Cutter’s Way zijn tegenpolen maar net daardoor functioneren ze als spiegel voor elkaar en de wereld.

Cutter’s Way

Ondergang en cultstatus

Met een trio ijzersterke acteurs en een DoP als Jordan Cronenweth die een grimmige sfeer creëert door blauw uit de beelden en de locatie (Santa Barbara) te halen leek een succesvolle neo noir in de maak. Maar naarmate de omvang van het Heaven’s Gate fiasco toenam, vergrootte de druk op United Artists en geraakte Passer geïsoleerd. “ Er kwamen nieuwe mensen en die schrapten al wat hun voorgangers hadden gedaan,” aldus Passer, “onder meer mijn film.” Een negatieve bespreking van New York Times criticus Vincent Canby (“a peculiarly unfocused murder-mystery… enchanted by the sound of its own dialogue“) zorgde ervoor dat Cutter and Bone reeds na enkele dagen release werd teruggetrokken.

Maar toen er lovende besprekingen in filmtijdschriften verschenen kwam er een re-release als Cutter’s Way via het nieuwe Classics departement van de geteisterde studio. “Gelukkig begonnen ze in Seattle, het best opgeleide publiek van de VS,” zegt Passer, “daar hielden ze van de film. Daarna volgde een bekroning op een festival in Houston. De film moest groeien want hij vertelt geen standaard verhaal dat bovendien weinig vrolijk is.” Want zelfs de humor – Cutter die aangeeft dat de wereld een held mist en hij die leemte wil vullen – is erg donker. Europees van toon en met het verdwijnen van de seventies spirit was dat niet waar het publiek naar uitkeek. Cutter’s Way kwam uit op een scharniermoment, de afrekening met Cimino betekende ook het doodvonnis voor de sixties en seventies erfenis, en bleek even out of time als zijn protagonisten.

Cutter’s Way

Langzaam groeide echter de cultstatus van Passers film. Bijna veertig jaar later wordt Cutter’s Way beschouwd als een meesterwerk van de Amerikaanse cinema. Cutters speech over gewenning en apathie blijft in ons geheugen gegrift. Samen met de woede en de pijn van dit onaangenaam maar menselijk personage. Cutter’s Way blijft een moderne noir die meer is dan een hommage aan het genre. Een emotionele mokerslag en een van de jaren tachtig films die de tand des tijds doorstonden. Net als Raging Bull, Once Upon a Time in America, The Shining, Body Double, Blade Runner, Blue Velvet, To Live and Die in L.A., Escape from New York, Do the Right Thing, Gremlins, They Live, Under the Volcano, The Fly en… Blow Out. Dat blijft onze favoriete double bill. De nachtmerries van John Travolta en John Heard.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in Filmmagie, n° 705, mei 2020)

CUTTER’S WAY: Ivan Passer, USA 1981; 109′; met Jeff Bridges, John Heard, Lisa Eichhorn, Stephen Elliott, Ann Dusenberry; FILM: **** / EXTRA’S: **** (introductie Bertrand Tavernier, interview Ivan Passer); dis. Sidonis Calysta/MGM.

Ivan Passer

Leave a comment