Koen Mortiers ‘Engel’: Angst, liefde en parallelle werelden

jan 1, 2020   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, biopic, drama, film, genre, interview, regisseur  //  No Comments
Engel

Koen Mortier, regisseur van omstreden en ondergewaardeerde films zoals Ex Drummer en 22 mei, vertelt met Engel (aka Un Ange) het verhaal van een ‘amour fou’ tussen twee verloren, gedoemde zielen. Een sportman met een tanende carrière en een Senegalese prostituee. Net zoals de roman van de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst waarop de film gebaseerd is, verwijst deze contemplatieve sfeerfilm naar het tragische verhaal van wielrenner Frank Vandenbroucke. Maar Mortier serveert ons vooral een emotionele mokerslag die angst en liefde verstrengelt.

Engel

Dimitri Verhulst, de schrijver van de moderne Vlaamse klassieker De helaasheid der dingen en het gelaagde migrantendrama Problemski Hotel vertrok voor zijn ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’ (2011) van het mysterieuze overlijden van Frank Vandenbroucke, de wielrenner op de dool stierf in een Senegalese hotelkamer toen hij de nacht doorbracht met een straatmadeliefje.

De auteur knutselde een vertelling in elkaar die via herinneringen en mijmeringen in de geest van getuige Seynabou duikt. Via haar maken we kennis met wereldvermaard wielrenner Jens De Gendt, “het godenkind van het wielrennen uit het verscheurde land waar wielrennen het heiligst is” die “om het leven was gekomen in een luizig rendez-vous-hotel in de hoerigste stad van heel Senegal, in aanwezigheid van een prostituee die hem bovendien van twee gsm’s en een hoop geld bestolen had.”

Engel

Een film over liefde

Voor zijn verfilming gooit regisseur Koen Mortier (Ex Drummer, 22 mei) die gsm’s overboord en wijzigt hij de namen in Thierry en Fae. Maar hij tovert vooral literatuur om in cinema, verandert een zelfgenoegzaam literair experiment in poëtische slow cinema. De kracht van Engel is dat hij de kijker onderdompelt in de geest van beide protagonisten. 

Wat een doorsnee thriller had kunnen zijn werd bij Mortier een meeslepend liefdesverhaal. Badend in een onwerkelijke sfeer en boordevol droom- en angstbeelden. Een gedeelde zoektocht naar een beter leven van twee mensen die in verschillende werelden leven maar dezelfde dromen delen. “Hoop en wanhoop lopen parallel”, zegt Koen Mortier die we in Brussel spraken over zijn tweede literaire adaptatie.

Engel

Na verschillende jobs in de filmbusiness draaide je in de periode 1996 – 1997 de kortfilms Ana Temnei en A Hard Day’s Work. Was filmmaker worden altijd al je einddoel?

Koen Mortier: “Zo gepland was het allemaal niet. Ik zeg altijd al lachend dat ik nergens goed in ben en dan maar films ben beginnen maken. Nee, ernstig: na mijn niet echt succesvolle opleiding aan de Brusselse Media- en Theaterschool RITCS wist ik compleet niet wat ik ging doen. Omdat toneel me wel interesseerde liep ik in Brussel dan wat stages.

Bij acteur en theatermaker François Beukelaers, bij het Franstalige Théâtre Varia, wat heel geestig was, en in de KVS. Dat laatste viel zodanig tegen dat ik niks meer met theater te maken wou hebben. Heel toevallig kon ik als stagiair aan de slag voor Eric Woreths film Oostende (1991) en dat beviel me erg. Na veel jobs in het filmvak begon ik uiteindelijk als assistent-regisseur. Daaruit vloeide het verlangen om zelf te regisseren.”

Engel

Van kortfilms naar commercials

Je begon op je dertigste kortfilms te draaien, maar terwijl doorgaans de volgende stap een langspeelfilm is, werd je reclamefilmer. En je commercials maakten indruk want je won verschillende internationale prijzen.

“Mijn tweede kortfilm was geselecteerd voor de Saatchi showcase tijdens het reclamefilmfestival van Cannes en men vroeg me ook om een themafilm te maken voor die showcase. Je rolt daarin, mijn werk viel op en voor ik het wist zat ik ergens in Frankrijk. Dan volgde Nederland, België en richtte ik zelf in 1999 het productiehuis CZAR op omdat ik vond dat ik teveel van huis was.”

Zelf werkte ik een vijftien jaar als copywriter in de reclamesector en er was toen inderdaad ruimte voor creatieven. Ook al kwam men uit een periode dat publiciteit worstelde met een negatief imago. Niet toevallig schreef de Franse reclameman Jacques Séguéla in 1979 nog een boek met als titel ‘Ne dites pas a ma mère que je suis dans la publicité … Elle me croît pianiste dans un bordel‘. Maar in de jaren 80 en 90 gingen bekende filmmakers zoals Leone, Scorsese, Kurosawa, Annaud reclamefilms maken en leerde iemand als Ridley Scott het vak in de reclamebusiness.

“Doordat er geld was kon je ook op technisch vlak veel dingen uitproberen en dat was voor mij het belangrijkste. Ik werkte parallel ook onder het alias Lionel Goldstein, een regieduo samen met Joe Vanhouteghem, aan absurde commercials die een soort anti-reclame waren. Dat vormde een andere uitlaatklep. We draaiden drie films die verschillende Gouden Leeuwen wonnen in Cannes en voor je het weet draaiden we in Portland een commercial voor Nike. Terwijl we anti-reclame wilden maken, reclame die de klant niet wou, omdat het te ver van reclame stond. Maar plots wou iedereen dat.”

Engel

Totdat media-buying belangrijker werd en de centen gingen primeren op creativiteit.

“Na 9/11 was het over. Done deal. Ik weet dat nog heel goed. De schrik begon meer te spelen. We kenden een zware economische crisis en daardoor kreeg iedereen angst om zijn job te verliezen. Wanneer de marketingmanagers het in hun broek beginnen doen en de creatieven ook dan weet je dat er geen vrijheid meer is. En voor mij was vrijheid cruciaal. Je krijgt een idee, een klant en een baseline mee maar je negeert het script dat ze geschreven hebben en met een stuk van het idee maak je iets volledig nieuw.

Zo hebben we in 2004 in België voor Proximus een met een Eurobest Award bekroonde sjaal-spot gemaakt. We hadden Proximus en iemand die lang mag bellen zonder dat ze hem storen. We smeten de scripts weg en schreven nieuwe scenario’s rond een man die met zijn sjaal vastzat in een bestelwagen of een berenkooi in de dierentuin. Dat waren topmomenten voor ons omdat het leuk was, iedereen tevreden bleek en de lat hoger werd gelegd. Fantastisch, maar door de crisis en door internet is het fel verminderd. België is ook een financieel zwak land waardoor je weinig klanten/merken van eigen bodem hebt. De enige grote nationale brand die je hebt is Interbrew en die zitten in het buitenland.”

De lange weg naar Ex Drummer

Het duurde tot 2007 voor je je langspeeldebuut maakte met Ex Drummer. Had dat te maken met de moeilijkheid om het project gefinancierd te krijgen?

“Na mijn kortfilm A Hard Day’s Work (1997) werd ik gecontacteerd door Philippe Bober, de eigenaar van Coproductions Office die gewerkt heeft met Lars Von Trier en onlangs aan The Square, om een voorstel te maken voor een film. Dat voorstel was Ex Drummer (2007). Ik ben zes maanden naar Berlijn getrokken om daar aan het scenario te werken maar mijn geduld was toen misschien niet alles.

Ik besloot om het zelf in handen te nemen. Waardoor de film er pas acht jaar later is gekomen. Het duurde zo lang omdat niemand het zag zitten. Ik heb de film volledig zelf gefinancierd. De commissie, toen met filmintendant Luckas Vander Taelen, heeft de film meermaals afgekeurd. En toen bleek dat ik de film zelf ging financieren ben ik, op uitnodiging van hem, naar zijn bureau gekomen, waar hij me uitlachte omdat ik perse Ex Drummer wou maken.

ENGEL: Koen Mortier op de set

Een film maken naar een boek van Herman Brusselmans was niet zo’n populair idee en ik wou er dan nog een punkfilm van maken ook. Dan heb ik met de productiehuizen CZAR België, CZAR Nederland, Quad Productions in Frankrijk en Mercurio in Italië 365.000 euro verzameld om de film te draaien en monteren.

Toen het klaar was heb ik het terug ingediend bij het V.A.F. om postproductiesteun te ontvangen. Dat werd andermaal afgewezen. Ondertussen wist ik al wel dat de film geselecteerd was voor verschillende festivals en dat A-Film het in België en Nederland zou verdelen wat een hele opluchting was. Ik moet wel zeggen dat de latere filmintendant Pierre Drouot me heel erg gesteund heeft en uiteindelijk ontving ik in beroep toch postproductiesteun.”

EX DRUMMER

Van hetze naar onverschilligheid

Ex Drummer was een omstreden film, sommige critici reageerden verontwaardigd omwille van de portie seks en geweld die je serveerde, terwijl het eerder een door woede gedreven emotionele mokerslag was.

“Er ontstond een hetze. Ex Drummer was een punkfilm maar werd onthaald alsof het Vlaanderen had beledigd of een rechtse film was. Allemaal rare emoties. Maar ik had geluk, toen de film uitkwam in België zat ik op het festival van Rotterdam en daar werd het helemaal anders ontvangen. Bovendien wist ik dat heel wat distributeurs uit verschillende landen, waaronder de cult verdeler Tartan-Video uit Groot-Brittannië, de film wilden, en daardoor heeft de soms heel persoonlijke kritiek me niet zo hard geraakt.”

Het lijkt me erger wanneer er helemaal niet gereageerd wordt op je film omdat het mensen onverschillig laat. Wat met je tweede speelfilm 22 mei gebeurde.

“Ik zeg altijd dat 22 mei (2010) een film is die niet bestaat omdat hij geen bestaansrecht heeft gekregen. Het is vooral de Belgische verdeler die de film niet zag zitten en hem enkel een week in een paar zaaltjes heeft gedropt. Terwijl het thema toch actueel is. We leven met het thema terreur.”

22 MEI: Geflopt en ondergewaardeerd

Misschien verwachtte men een realistisch terrorismedrama.

“Ik wou inderdaad geen realistische of politieke film maken. Ik wou spelen met het idee van de slachtoffers en het leed. Hoe gaat dat verder met de slachtoffers.”

Je zei ooit dat je met Ex Drummer de kijker pissed wou maken. Wat was de bedoeling met 22 mei?

”Ik wou dat toeschouwers zich vragen stelden, ik wou ze in iets betrekken en wat er woedt in Sams hoofd tastbaar maken. Engel (2018) is contemplatief en heeft weinig te maken met mijn andere films maar toch is het dezelfde filmtaal. Dat heeft me altijd gefascineerd. Toen Ex Drummer af was viel me op hoe sterk die leek op mijn kortfilm A Hard Day’s Work terwijl er toch 9 jaar publiciteit tussen zat. Je stijl als filmmaker blijft blijkbaar toch wat hetzelfde.”

ENGEL: Angst- en liefdesdromen

Een passie voor boeken

Je schreef telkens het scenario voor je films, maar tweemaal koos je voor een boekverfilming. Brusselmans bij Ex Drummer en Dimitri Verhulst bij Engel.

“Ik lees al zeer lang heel graag. Als jonge gast moest ik van mijn ouders elk weekend studeren en omdat ik niet veel te doen had las ik veel. Door dat geniepig lezen ging er een deur voor mij open. Toen ik startte met films te maken begon ik tijdens het lezen na te denken over hoe het boek verfilmd kon worden.”

Als Ex Drummer al een a-filmisch boek was, dan is Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten dat zeker.

“Dat gaf me de creatieve vrijheid er iets mee te doen. Ik zie wel telkens de film in die boeken. Ik zag in Ex Drummer meteen de film. Om eerlijk te zijn, het ging nog erger zijn want ik wou eerst Ex Schrijver maken. Of Ex Filmer. Maar dan zei Herman, ‘zou je niet beter Ex Drummer nemen, dat is meer rock ‘n’ roll?’ Daarom heb ik Ex Drummer genomen. Ex Filmer vond ik wel interessant omdat ik een soort Otto e mezzo wou maken, een Fellini film op een punkmanier.

In Dimitri Verhulsts Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten zag ik meteen een film. De liefdestragedie die erin zit sprak me aan, ik wou iets met een sterke vrouw maken en de Senegalese protagoniste is dat zeker. Ik heb het geluk gehad dat ik naar Senegal kon gaan toen Stephan Vanfleteren daar bezig was.

ENGEL: Een sterke vrouw in een emotionele draaikolk

Dankzij hem en zijn collega-fotograaf Servaas Van Belle, die acht jaar in Senegal woonde, leerde ik het land kennen. Daar kwam ik mijn gazelle tegen. Een meisje van 24, mooi en moslim. Overdag liep ze gesluierd rond maar ‘s avonds kwam ze met een pruik en een korte rok als prostituee uit haar kamer. Ze was superintelligent, arrogant, taalvaardig, heel ironisch. Haar dubbele kant sprak me aan, het is geen cliché prostituee en evenmin een slachtoffer, ze is sterk.”

Focus op een liefdestragedie

De gazelle van Engel is geen bedriegster, ze levert Thierry’s telefoon braafjes in.

“Ik ben puur voor de liefde gegaan. De veronderstelling is mogelijk het totaal tegenovergestelde van de realiteit maar ik vertrok van de vraag: wat als die nu allebei stapelverliefd op elkaar zijn. Diefstal introduceren maakt dat kapot, je moet tot de laatste seconde blijven geloven dat ze verliefd zijn op elkaar. Hij laat haar gaan om haar te sparen. Thierry weet al lang dat hij gaat sterven en beslist ‘ze moet dat hier niet meemaken’. Uit liefde.

Ik wou het reële verhaal van Frank Vandenbroucke niet brengen. Toen ik het boek las dacht ik niet, ‘dat is het verhaal van Vandenbroucke’. Voor mij is Vandenbrouckes verhaal gans zijn leven. Dat is een bijna Shakespeariaanse tragedie, heel interessant

ENGEL: Poëtische liefdestragedie met Vincent Rottiers en Fatou N’Diaye

maar ik wou die biopic niet maken. In het boek zag ik gewoon een verhaal waar ik als filmer iets mee kon doen. Met name het losweken van de realistische elementen en het in een andere richting sturen. De richting van irrealisme en het idee van waanzinnige liefde.”

De locatie vertelt mee het verhaal.

“Ik wou een tunnel creëren, de personages onderdompelen in een bloederig, zweterig hol. Daardoor verdwijnt ook de lijn tussen haar leven en zijn leven. Er is ook een groot verschil tussen het hotel van de toerist en het hotel waar hij met het meisje belandt. Het plafond, de muren en de themakleur rood zijn belangrijk en heb ik samen met dop Nicolas Karakatsanis en Art Director Geert Paredis gefabriceerd. Ik wou een organisch geheel creëren. Door te werken met heel lange shots maken we de tijd surreëel. We duwen de kijker zo in de film, als een personage.

ENGEL: Liefde en dood in een hotelkamer

Vertrekkende van het idee dat acteurs 360° vrijheid krijgen maakten we plannetjes. Voor Nicolas betekende het dat hij geen lampen kon zetten en dat zijn camera in functie van de vrijheid van de acteurs acteerde. Normaal werkt men omgekeerd maar ik vind het interessanter dat acteurs hun ding kunnen doen. De camera volgt en benadrukt bepaalde momenten. Bijvoorbeeld wanneer we beslissen heel dicht te gaan of juist heel ver te gaan.

Je maakt plannen met een wirwar van pijltjes die niemand meer snapt al blijft duidelijk wat het idee is. Op de set laat ik de acteurs wat technisch wandelen, Nicolas begint die wirwar van pijltjes na te bootsen en op een bepaald moment kom je tot wat je wou hebben. De sfeer en de kleur laat ik aan Nicolas. Door de kleurrijke sfeer in Senegal hebben we gekozen voor film, omdat de digitale beeldtechniek deze kleuren niet zo mooi absorbeert. Die vettige sfeer kon enkel met pellicule worden weergegeven.”

ENGEL: Een kampioen, wereldbekend in eigen land

Verschillende werelden, parallelle verhalen

Door de combinatie van fotografie en montage bezit Engel een energie die niet in de roman zat, je hebt echt wel iets toegevoegd. Het boek is zoals de titel zegt meer een dialoog en dat heeft zijn charme maar is toch iets anders. Wat me aan het boek Verhulst ergerde was het feit dat de monoloog van een Senegalese vrouw de toon had van een blanke, mannelijke westerling. Eentje met literaire en intellectuele pretentie: “ware keizers stierven staande, wielrenners zwoeren blijkbaar bij hotelbedden.”

“Ik heb redelijk veel zinnen uit de monoloog overgenomen maar ik heb deze vertaald naar de mond van de personages. Dat is ook de verdienste van monteur Nico Leunen die zijn montagecel heeft bij CZAR en er voor zorgde dat we op 18 dagen al een eerste versie hadden. Het was nog lang, 2u10, maar het klopte al. Het verhaal stond er al.”

Omdat je zo goed voorbereid aan de opnamen begonnen was?

“Omdat we relatief weinig hebben opgenomen eigenlijk. Digitaal blijf je maar draaien maar met pellicule spring je voorzichtiger om en de lengte en de aard van mijn shots was zo specifiek dat we weinig ballast hadden. Nico heeft er zo’n twist aan gegeven dat ik al na twee dagen door had dat hij het in een mum van tijd ging klaarspelen.

We hebben die eerste versie herleid naar een 1u50 en dan hebben we het wat laten liggen. Nico is een maand naar Amerika getrokken om er Felix Van Groeningens Beautiful Boy te gaan doen en toen hij terug kwam hebben we nog verder gewerkt. Door alles wat niet goed klopte te verwijderen hadden we plots de film die we wilden. Heel raar. Er was nog wel heel wat postproductiewerk, kleine shots zoals het beeld met het konijn, dat nog wat tijd vroeg.”

ENGEL: Fatou N’DIaye

Het verhaal van twee mensen

Engel is in tegenstelling tot het boek het verhaal van hem en haar.

“Met de monoloog kwamen we niet uit haar wereld en dat wou ik absoluut niet. Misschien moet ik wel het verhaal van beiden vertellen dacht ik. Daardoor werd het tijdens het schrijven van het scenario meer zijn verhaal en tijdens de opnamen werd het weer meer haar verhaal. Daarom besloot ik de voice overs door beide acteurs te laten doen en niet door haar alleen.

Uiteindelijk ben ik weer meer naar haar gegaan omdat ik besefte dat het haar verhaal is. Wat het boek ook was. Alleen was het belangrijk dat ik een soort parallelbeeld kon vormen. Ik wou ook angst, zijn angst, introduceren. Veel van die angstbeelden zijn bestaande angstbeelden van het wielrennen.”

Waarom worden er reële namen van verongelukte renners genoemd?

“Omdat het zo is. Het is een waanzinnige maar fantastische sport. Ze nemen van alles dat hun leven verknalt, de media geven er alle aandacht aan, het houdt niet op voor die gasten. Ik vond het belangrijk dat het gevoel van wielrennen er reëel in zat. Met gasten die echt op een fiets kunnen zitten.

Een echte wielerjournalist, Rodrigo Beenkens van RTBF, verzorgt de commentaar en ik gaf hem vrijheid om vanuit zijn ervaring de uitspraken te kleuren. Hij zit dertig jaar in het vak en die verongelukte wielrenners vormen zijn referentiekader. Dat Thierry van een dak afrijdt is natuurlijk een symbolische zelfmoord, maar dan als renner.”

ENGEL: Op de set

Heart of Darkness in Shithole Brussels

Je aardedonkere horrorclip Let it Roll (2016) speelde op de grens van realiteit en angstdroom en ook Engel zit in die sfeer.

“Dat is ook mijn stijl, dat zal altijd zo zijn. Die clip is gebaseerd op een langspeelscenario. Na mijn tweede kortfilm diende ik in 1998 bij de oude filmcommissie een project in dat Killroy heette en behoorlijk gruwelijk en hallucinant was. Het was gebaseerd op een droom van mij maar bleek té extreem voor de commissie.

Ik heb er dan jaren niets mee gedaan tot Michael Gallager, de gitarist van de Amerikaanse band Mustard Gas and Roses, me vroeg een clip te draaien en ik enkele scènes uit het script heb gelicht. Daarmee heb ik een hallucinante, angstaanjagende, bizarre clip gemaakt. Een horrorfilm die soms heel reëel is maar op andere momenten dan weer absurd. Het gaat over menselijke gruwel en hoe mensen elkaar op de meest horribele manier kapotmaken.”

ENGEL: Behind the scenes

Met het Brusselse Metropole Hotel als bevreemdende locatie.

“Een prachtlocatie. Het is heel schoon, heeft grandeur maar ook een onderwereld. Het is hemel én hel. Wanneer je door de statige gangen wandelt en een bepaalde deur opent zit je in een onderwereld onder het dak waar alle kapotte toestellen en rommel opgestapeld ligt. Wanneer je een draaitrap naar beneden neemt kom je in de meest waanzinnige wereld terecht.

Er is een ding in Let it Roll dat niet echt is. De grote hal die eigenlijk een vervallen cinema achter een ander hotel aan het Rogierplein is. Een cinema die het hoofdkwartier van de Duitsers was toen ze in Brussel waren. Heel bizar. Brussel is een heel vreemde stad, de meest rare dingen kom je er tegen op de raarste plaatsen. De bovenbuik van Brussel is vaak heel heftig maar de onderbuik is heel mysterieus en schoon. Da’s Joseph Conrad. Heart of Darkness ligt eigenlijk in Brussel.”

ENGEL: Filmen in Senegal

Op de tonen van Soulsavers

Hoe kwam je op de muziek van Engel?

“Soulsavers. Ik schrijf altijd met muziek en toevallig of niet kom ik altijd vooraf de muziek tegen die ik kan gebruiken voor de film. Dat was zo bij Ex Drummer en 22 Mei en opnieuw voor Engel. Deze Britse groep had de plaat ‘Kubrick’ gemaakt, muziek om de films van Stanley Kubrick te begeleiden, en die kocht ik natuurlijk meteen. Van zodra dat ik ze had begon, ik te schrijven en zocht ik al hun muziek op. Toen het scenario af was, wou ik graag met Soulsavers werken en stuurde ik hen een exemplaar.

Ze zegden direct ja. Ik was verwonderd dat mannen die zo veel deden het zagen zitten en zij waren verbaasd een script uit België te krijgen. Toen de voorlopige montage, waar al veel van hun muziek zat, klaar was, stelde ik de film voor aan Rich Machin, een van de twee mannen van Soulsavers. Ik was rotnerveus maar hij vond het perfect en wou zelfs geen nieuwe muziek schrijven. Dat heeft hij uiteindelijk wèl gedaan.

ENGEL: Een liefdesverhaal in beeld gebracht

Het klikte meteen, we hebben uren samen gezeten en gebabbeld. Veel lol gehad maar uiteindelijk ook goed gewerkt. Wanneer zijn synthesizer-stukken binnenkomen, moet je er het orkest in zien, maar het begon meer en meer aan te sluiten bij de film. Hij werkte ook met een groot Amerikaans orkest dat bereid was om onder pseudoniem mee te werken.

Nadat ze Avengers: Infinity Wars hadden afgewerkt, deden ze mijn film. Cool toch! Het resultaat mag er zijn. Ook al omdat die angstmomenten en het unheimliche, het gevoel dat het in volle verliefdheid toch onwerkelijk aanvoelt, er in zit. Het gevoel dat voor de personages goed aanvoelt maar niet voor de kijker. Dat op en af gaan, dat zweven vond ik belangrijk.”

Het horroraspect van een liefdesverhaal eigenlijk.

“Zo’n beklemmende, spannende sfeer. Ook al gaat het om een eenvoudig verhaal, er leeft een zekere spanning omdat het niet zo simpel lijkt en is.”

ENGEL: Paul Bartel

Met dank aan de cast

Daarbij zijn de acteurs natuurlijk cruciaal, hoe ben je bij hen terechtgekomen?

“Ik zag Vincent Rottiers in een film en vroeg hem om de broer te vertolken maar dat zag hij niet zitten, hij wou alleen maar de hoofdrol. Dan zag ik hem nog in Le monde nous appartient, Bodybuider en Dheepan en langzaam begon ik hem als Thierry te zien. Ik wilde het personage niet te nostalgisch en te gelijkend aan Vandenbroucke maken.

Vincent zou ook een Cavendish of een andere hedendaagse wielrenner kunnen zijn. Jonger, heftiger, opstandiger maar ook onmondig en bij momenten verlegen. We vonden Fatou N’Diaye op het net en ze bleek bij Vincents agent te zitten. Bij een eerste ontmoeting had ik niet het gevoel dat ze de nodige uitstraling bezat. Dat had natuurlijk ook te maken met mijn fixatie op die Senegalese gazelle die ik ontmoet had.

Ik vond Fatou wel sterk in haar schoenen staan. Daarom besloot ik haar opnieuw te ontmoeten in Parijs. Ik vroeg Vincent om ook te komen. Ze kwam binnen met een air van ‘ik ga die film hier doen’ en dat vond ik wel tof. We babbelden dan wat over de film, de rol en wat ik verwachtte. Toen ze naar het toilet ging, keek Vincent naar haar en zei hij ‘putain, qu’elle est belle‘. Spontaan, een beetje heimelijk en precies de reactie die ik wou. Dus het was beslist. De elektriciteit die er moest zijn was er.”

ENGEL: Fatou N’Diaye

Sport, familie en roem

Waarom is het tweede mannelijke personage een broer geworden en geen wielrenner zoals bij Verhulst?

“Vanuit dramatische overwegingen. Ten eerste, ik wou het doping gegeven meenemen en meestal zijn het familieleden die renners van producten voorzien. Ten tweede het gegeven dat een broer zich schuldig denkt te maken aan de dood van zijn broer. Dat maakt alles veel heftiger en persoonlijker. Net als bij voetballers leven vaak ganse families van het inkomen van wielrenners wat ook de druk op hen verhoogt. De verwachtingen en de belangen zijn groot. Te groot. Wanneer de commissaris vraagt “is dit jouw broer?” dan is de spanning immens.”

Ook boeiend is het feit dat sportlui die hier ‘hot’ zijn in Senegal onbekend blijken. Fae kent die beroemde wielrenner niet.

“Daarom kon ik er ook geen voetballer van maken. Alle mannen lopen daar rond met voetbalshirts van Hazard en Lukaku. Ik wou een sport die wereldbelangrijk is in Vlaanderen. Wielrennen is onze belangrijkste godsdienst. Maar niemand kan zich in Senegal iets voorstellen bij wielrennen. Eddy Merckx is een onbekende. Wanneer Thierry zegt dat wielrennen moeilijk is, kan dat enkel op onbegrip stuiten. Het geeft aan hoe relatief alles is. En hoe tragisch soms ook.”

Interview Brussel, 3 juli 2018

ENGEL

ENGEL: regie: Koen Mortier; België, 2018, 105′; met: Vincent Rottiers, Fatou N’Diaye, Paul Bartel, Aïcha Cissé; scenario: Koen Mortier naar Dimitri Verhulst; fotografie: Nicolas Karakatsanis; art director: Geert Paredis; muziek: Soulsavers; montage: Nico Leunen; distributie: Paradiso, release: 19 september.

Leave a comment