Dossier American Independents. Deel 11: Independents Inc, de auteur als ‘loser’ of ‘superstar’
«De Wereld Van de independent is niet die van Hollywood» zegt producent Bingham Ray in Peter Biskinds indie-epos ‘Down and Dirty Pictures’, «de motieven en doelstellingen verschillen, mensen willen niet zozeer rijk en machtig worden maar trachten eerst en vooral kunst te maken en geloven dat de rest vanzelf in orde komt».
Gesprekken met erg verschillende onafhankelijke filmmakers als Brady Lewis (Dossier Independents deel 7), Joseph Pierson (Dossier Independents deel 3), Amy Hobby (Dossier Independents deel 9) en Mart Dillon (Dossier Independents deel 10) leren dat ze inderdaad een passie voor filmmaten delen. Maar naïef zijn ze niét. Jarenlang vechten om een filmdroom te realiseren deed deze independents inzien dat succesverhalen meer uitzondering dan regel zijn (Dossier Independents, deel 1 en 2). Bovendien merkten ze dat de toenadering tussen Indie- en Hollywood vooral voor de kleintjes nefaste gevolgen had.
«Ik hou van de film Pulp Fiction, maar ik wantrouw het fenomeen Pulp Fiction» schreef John Pierson in zijn indie-bijbel ‘Spike, Mike, Slackers & Dykes’ (Dossier Independents deel 12), «Ik maak me zorgen omdat onafhankelijke films worden beoordeeld in termen van deals en box office resultaten». De goeroe van de indies merkte dat «de definitie van ‘independent’ alsmaar vluchtiger werd». Terwijl het concept van ‘regisseur-gedreven film’, gevierd in Sundance en met Spirit Awards, van de auteur een superman en van het indie-label een merk maakte.
Marketing trad daardoor ook bij de ‘indies’ op de voorgrond. Biskind beschrijft de agressieve marketing van Miramax en Pierson illustreert het belang van timing en marketing met verhalen van Spike Lee (She’s Gotta Have It), Richard Linklater (Slacker), Kevin Smith (Clerks) en vooral Michael Moore (Roger & Me). Mike-met-de-pet blijft de ‘David en Goliath’-truc met verve toepassen. Zijn agent Ari Emanuel wist al méér dan een jaar dat Miramax Fahrenheit 9/11 niet mocht verdelen van Disney. Toch werd dat bericht pas vlak voor het Cannes-circus wereldkundig gemaakt. De allerminst spontane woede van de filmmaker zorgde voor een Gouden Palm-annex-distributiedeal. Moore gebruikte handig zijn imago van underdog én zijn statuut van auteur.
Dat ‘producenten-filmmakers’ labels als ‘auteur’ en ‘independent’ aanwenden om films gemaakt en vertoond te krijgen, is niet ongewoon. Straffer wordt het wanneer dat label een merk wordt. Sofia Coppola ‘verkoopt’ haar naam aan industriëlen om producten te verkopen. De cineaste van Lost in Translation verbindt zich met mode-objecten voor de Japanse en witte wijn in blik voor de Amerikaanse markt. Via internet wordt daarbij haar statuut van modieus ‘auteur’ uitgespeeld: «ontdek ‘Sofia-stijl’ in woord, beeld, geluid en beweging».
Indies zijn duidelijk ‘sexy’ geworden, wat hen voor Hollywood artistiek én commercieel aantrekkelijk maakt. Zeker na Fahrenheit 9/11 en The Passion of the Christ (Dossier Independents deel 4), de megahits van 2004. Dat succes heeft echter niet alleen positieve gevolgen voor het documentaire- genre en indie-cineasten. Boeiende documentaires zoals Capturing the Friedmans en The Fog of War krijgen terechte aandacht maar met Morgan Spurlocks Super Size Me duikt ook een tendens op van zelfpromotie via Michael Moore- en Jackass-technieken.
Het ‘auteur als superster’-fenomeen is leuk voor individuele carrières maar nefast voor genres én cinema. Het label ‘auteur’ wordt uitgehold doordat de leeftijd waarop filmmakers debuteren drastisch is verlaagd, o.m. door de digitale technologie. Jonge cineasten zoals Greg Marcks (11:14), Matthew Parkhill (Dot the I) en Wayne Kramer (The Cooler) bezitten wel talent maar zijn nog geen auteurs van het niveau Paul Thomas Anderson of Jim Jarmusch.
Het is ook leuk dat er na Thirteen plotseling deuren opengaan voor Catherine Hardwicke, maar het gevaar bestaat dat ze zich creatief wurgt. Zoals Charles Herman-Wurmfeld toen hij na Kissing Jessica Stein meteen Legally Blonde 2 maakte. Daarnaast verhoogt de box ojjice-logica de druk om succes af te dwingen via sterren, waardoor het indiemiddenniveau verdwijnt. Een stijlvol geregisseerd politiedrama zoals Evenhand krijgt geen kans omdat de acteur Bill Sage niet Brad Pitt heet. Het levert regisseur Joseph Pierson het stigma ‘loser’ op.
Waar auteurs supersterren (lees: winnaars) zijn kunnen ze ook klunzen (lees: verliezers) worden. Terwijl het door een alsmaar ruimer aanbod alsmaar moeilijker wordt om het publiek te bereiken. Ondanks initiatieven zoals ‘Had to Be Made Film Fest’ (festival dat via videotheken nooit uitgebracht werk belicht) en ‘LA New Filmmakers’ (dat onverdeelde indies vertoont op Sunset Blvd). De market knijpt immers de ware independent dood en duwt ‘outsiders’ zoals Mark & Michael Polish (Northfork), Gus Van Sant (Gerry) en Larry Clark (Ken Park) verder in de marge.
Succes heeft de ‘independent spirit’ aangetast en Indiewood herleid tot kweekvij ver voor Hollywood. Gelukkig bewijst Coffee and Cigarettes dat Jim Jarmusch een erfgenaam is van iconoclast John Cassavetes, die andere vernieuwer voor wie onafhankelijk filmmaten de enige optie was. Het is tijd voor herbronning via de naam van het eerste indie festival: American Misfits. ‘Indies’ moeten ‘Independents Inc.’ verlaten en ‘mavericks’ durven zijn. «-
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film & Televisie, n° 544, september 2004)