Dossier American Independents. Deel 10: Matt Dillon, de lijdensweg van de acteur-filmmaker

jul 22, 2018   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, interview, regisseur, thema  //  No Comments

MATT DILLON – CITY OF GHOSTS

Het is voor onafhankelijke Amerikaanse filmmakers niet eenvoudig om eigen werk geproduceerd en verdeeld te krijgen. Zeker wanneer ze zoals Brady Lewis (Dossier American Independents deel 8) creatief experimenteren. Maar ook een klassiek cineast zoals Joseph Pierson (Dossier American Independents deel 3) en een succesvolle producente zoals Amy Hobby (Dossier American Independents deel 9) hebben het moeilijk. Voor bekende acteurs met een persoonlijk project is liet niet anders. Matt Dillon (°1964) kan er van meespreken.

CITY OF GHOSTS

Ruim tien jaar nadat de eerste ideeën opborrelden bereikte zijn regiedebuut het publiek. Bij ons dan nog alleen via dvd. Onder de werktitel Between the Banyan Trees schreef de iconische acteur samen met zijn vriend Barry Gifford, scenarist van o.m. de David Lynch-films Wild at Heart & Lost Highway, lange tijd aan het script. Financiering bleek moeilijk omdat dit drama, door Dillon omschreven als «een Conrad noirverhaal over mensen die hun karma willen wijzigen», niet overeenstemde met het commerciële imago van de acteur. Uiteindelijk kon de acteur-filmmaker toch geldschieters en gereputeerde acteurs (James Caan, Gérard Depardieu) overtuigen en ging de film als City of Ghosts in productie.

Met een beperkt budget (Dillon: «Geld voor regenmachines ontbrak, we filmden daarom tijdens een tyfoon») was draaien op locatie in Cambodja een evenwichtsoefening. «Tijdens lunchpauzes telefoneerde ik met financiers», zegt Dillon, «waardoor ik behoorlijk onder spanning stond. Dat hielp bij scènes waar mijn personage gestresseerd is». Zijn lijdensweg was nog niet achter de rug. Pas maanden na de Deauville-première kende City of Ghosts een bescheiden Amerikaanse release. De film flopte, waarna alleen nog maar dvd-verdelers interesse betoonden. Dillon had de problemen voorzien want aan het slot van ons gesprek voorspelde hij dat er «niet meteen» een tweede door hem geschreven en geregisseerde film zou komen: «Samen met Barry Gifford werk ik aan een script. Dat zal weer tijd in beslag nemen. In afwachting ga ik terug als acteur aan de slag».

CITY OF GHOSTS

Het idee voor City of Ghosts dateert al van geruime tijd geleden.
MATT DILLON: In 1993 wou ik na drie kort opeenvolgende films even uitblazen. Een jeugdvriend studeerde in Japan en we besloten samen door de regio te reizen. Toevallig belandden we in Cambodja, een fascinerend land: mooi en beangstigend, poëtisch en weerzinwekkend. De dualiteit van het leven trof me. Aan de ene kant heb je de prachtige stad Phnom Penh met zijn paleizen en bomen, de oude tempels buiten de stad en  de sierlijke monniken die er rondlopen.

Anderzijds is er een onderstroom, een verborgen stad met een onheilspellende sfeer en dreigend gevaar. Ik herinner me dat ik ’s nachts een riksjatocht maakte en slechts het geluid van de wielen hoorde. De stad was zo mooi en toch hing er een mysterieuze sfeer. Dat erg filmisch dramatische conflict bleef me bij en was een reden om dit verhaal in die streek te situeren. Daarnaast boeit het concept van verzekeringen me. Het draait om het creëren van vertrouwen. Je betaalt een autoverzekering voor het geval je een ongeval zou hebben zonder te weten of dat ongeval ooit zal plaatsvinden en wat er met je geld gebeurt. In het script combineerden we een oplichtingszaak rond het idee dat een jongeman de man die het dichtst bij hem staat niet meer kan zien door hun betrokkenheid in deze affaire. Het avontuur maakt hen tegenstanders maar toch blijft de emotionele band.

CITY OF GHOSTS

Er is een parallel met de mensen die in North-Carolina hun huis verloren door een orkaan en zich afvragen of ze ooit nog naar huis kunnen gaan. Jimmy is ook iemand die een ‘home’ zoekt, zijn thuis ergens op deze wereld.
M. DILLON: «I like you!», je maakt mijn job gemakkelijk. Het is inderdaad een goede metafoor voor ontworteling en de wil zich te vestigen. De verplaatsing van het personage is zowel letterlijk als figuurlijk te nemen, het speelt zich zowel in het leven als in de geest van Jimmy af. Het idee van «de Amerikaan in het buitenland» fascineert me. Zowel het imago van Amerikanen als het concept van ‘expats’, van «people that are misplaced». Niet alleen mensen die in een ‘vreemd’ land wonen en werken maar ook inwijkelingen die uitgestotenen worden.

Een van mijn favoriete films is Outcast of the Islands (Carol Reed, 1951), een Joseph Conrad-verhaal over een klopjacht op een outcast in Maleisië. Samen met mijn vriend en co-scenarist Barry Gifford bekeek ik vaak die film toen we het scenario schreven. Ik hou van de manier waarop Carol Reed het beeld vult en gebruik maakt van sfeer om te vertellen. Maar ook de toon van het verhaal en het karakter van de relatie tussen twee mensen boeit me. Het afstappen van oude ideeën is daarbij cruciaal. Mijn grootste angst als mens én als creatieveling is vast te raken in een draaicirkel van oude ideeën en gewoontes.

CITY OF GHOSTS

Marvin, het James Gaan-personage, is iemand die op een punt in zijn leven is gekomen dat hij tot het einde van zijn dagen zo zal blijven. Het is Marvins tragische overtuiging geworden dat je niet kan veranderen, dat je niet terug naar huis kan. City of Ghosts was voor mij altijd verbonden met dat idee van een spirituele plaats waar verandering, loutering en verwondering spelen. Er duikt ook nog een ander belangrijk thema op wanneer Jimmy de familie van Sok ziet: het vader-zoon gegeven.

Je debuteerde als regisseur met een aflevering van de HBO-reeks Oz. Hoe was die ervaring?
M. DILLON: Fantastisch. Een schitterende leerervaring. Ik ken en bewonder Oz-scenarist Tom Fontana al een tijdje. Onze gemeenschappelijke vriend Noel Behn, een scenarist die o.m. The Brink’s Job schreef, werkte voor Oz. Hij stierf dat jaar aan een hersentumor en Tom stelde me voor een aflevering te regisseren en aan Noel op te dragen. Het werd ongelooflijk want de werkomstandigheden zorgen voor een hoge druk. Je moet als regisseur zo snel beslissen datje leert om je instinct te vertrouwen.

CITY OF GHOSTS

Bovendien zijn er bij Oz geen regels zodat je compromisloos kan filmen. Zo’n tv-reeks waar het werkschema krap is maar de makers bijzonder ambitieus zijn bevalt me, want ik wil altijd méér uit een werkdag halen dan gepland was. Het gaat me niet om het aantal scriptpagina’s maar vooral om vondsten op de set. Wanneer we iets mooi ontdekken of diepgang blootleggen, wil ik de tijd nemen om dat uit te zoeken. Daarom gebruik ik handgehouden camera; het gunt je speelruimte. Mijn gedrevenheid en veeleisendheid als regisseur is geen kwestie van ego maar van passie. Ik noem het altijd «de kleine stem», de grote stem is het ego. Wanneer alles en iedereen je zegt datje een bepaalde weg niet mag inslaan, is er die kleine stem, je hart, je intuïtie, die je overtuigt om het wél te doen. Dat je naar die kleine stem moet luisteren is een van de belangrijkste lessen die ik heb geleerd.

Niet alleen je camera beweegt constant de montage is ook erg dynamisch. Bewust?
M. DILLON: Ik tracht een evenwicht te bewaren. Ik hou niét van films die de aandacht op zichzelf vestigen, wél van stijlvolle films. Het is balanceren op een dunne koord. De stijl van Wong Kar-wai spreekt me erg aan. Met mijn DOP Jim Denault trachtte ik de camera stabiel én beweeglijk te houden. Er waren momenten dat we de camera gewoon stilhielden en de actie lieten lopen. Ik hou van een elliptische stijl, van werken met verhaalsprongen. Ik bewonder puristen die een scène in één shot en één beweging opnemen maar zelf werk ik zo niet. Voor mij is het aan- en uitzetten van de camera al monteren. Je kan nooit het hele verhaal vertellen. Alleen één versie ervan.

Met welke specifieke moeilijkheden worstelde je?
M. DILLON: De crew van City of Ghosts was multicultureel. We hadden mensen uit Cambodja, Amerika, Italië, Frankrijk, Rusland, Israël, Australië, Thailand,… Dat bleek moeilijk maar boeiend. De hitte vormde in combinatie met het tijdschema het grootste probleem. We beschikten immers niet over een ruim budget en veel tijd. Vooral de opnames aan het hooggelegen Bokor Casino waren loodzwaar. Onderaan de berg was het 38°, boven soms 15°. Bovendien hing er vaak mist. Eén dag was filmen onmogelijk omdat we geen hand voor onze ogen zagen.

CITY OF GHOSTS

De opnameperiode in dat gedeelte van Cambodja liep echter ten einde zodat we op onze vrije dag met een beperkte crew moesten terugkeren. Na drie uur autorijden volgde de beklimming. De temperatuur bedroeg 42°, nergens was er schaduw. Die dag vreesde ik dat iedereen met uitdrogingsverschijnselen zou te kampen krijgen. Zelf was ik suf. En dolgelukkig met de grondige voorbereiding want alle inspiratie was verdampt. Een ‘grip’ ging door de knieën, geveld door hitte en uitputting. Daarom was ik achteraf in NY ook zo vastberaden om van de film, verbonden met zoveel ‘lijden’, iets goeds te maken.

Toen ik het slachtoffer toevallig tegenkwam verontschuldigde ik me meteen maar de man zei dat hij net grip was geworden voor het soort ervaring dat hij met de crew van City of Ghosts in Cambodja had beleefd. Meteen voelde ik me veel beter omdat we het ‘avontuur van fïlmmaken’ deelden. Wat me in Cambodja het meest trof was het optimisme ondanks alle verdriet en pijn. Ik wil mijn ogen niet sluiten voor problemen maar ik heb het gevoel dat de zaken langzaam verbeteren. Er is minder honger en geweld. De mensen zijn ook ontzettend vrolijk, warm en vriendelijk. Ze zijn vrijgevig, al hebben ze niets. Dat is in de film verwerkt.

CITY OF GHOSTS

Gerard Depardieu hield ontzettend van Cambodja. Met hem en de cast heb ik geluk gehad. Niemand deed moeilijk, ondanks de werkomstandigheden. James Caan maakte wel grappen over «mosquitos like Buicks» maar hij gaf zich voor 200%. Ik caste ook mensen die ik tijdens het draaien ontmoette. Toen ik locaties scoutte werd ik getroffen door een hevige koortsaanval. Doordat het hotel geen airco had kon ik niet afkoelen. Davide, een gekke maar sympathieke Italiaan, meldde me dat hij een Thaise masseuse voor mij had besteld. Ik zei: «Is zij goed, want ik ben érg ziek». «Ja, ze is uitstekend» zei hij «alleen, eigenlijk is zij een man én blind».

Het bleek een halfblinde Vietnamees met een groot litteken op zijn hoofd. Hij leek wel Peter Lorre en zorgde er inderdaad voor dat ik me beter ging voelen. Ik heb hem een rol gegeven. De dwerg, dat is een ander verhaal. Hij is de enige professionele acteur die door de Rode Khmers in leven werd gelaten. Waarschijnlijk omdat volgens hen het doden van dwergen ongeluk brengt. De man is ongelooflijk. Hij recycleert blik, heeft zestien kinderen en een paalwoning die hij alsmaar uitbreidt. Omdat hij geen Engels sprak nam ik de eigenaar van ‘Happy East Pizza’, met pizza’s waar je twee dagen high van bent, als vertaler en figurant aan. Mister Lee woonde dan weer over dat restaurant en bleek een uitstekend acteur. Hij schoot ontzettend goed met Depardieu op. Ze plaagden elkaar constant. Gérard was trouwens schitterend; hij zorgde voor een prima sfeer op de set en had een positieve invloed op de film.

Deauville, 5 september 2002

IVO DE KOCK

CITY OF GHOSTS

 

CITY OF GHOSTS

In het trage en karaktergedreven City of Ghosts (MGM, Film: *** / Extra’s: **) combineert Matt Dillon een noir-gegeven (mensen in een wanhopige toestand) met een coming of age verhaal (leren leven via een zoektocht naar roots). Wanneer de verwoestende orkaan Gayle toeslaat blijken velen door oplichters verzekerd. De jonge verkoper Jimmy Cremming (Dillon) ontvlucht de VS. Niet om het verdwenen geld op te sporen, wél om meester-oplichter Marvin (Gaan) te vinden.

In Cambodja wordt het detectivestramien snel ingeruild voor een aaneenschakeling van toevallige ontmoetingen. Jimmy maakt kennis met een behulpzame riksj a-koelie, een Franse barhouder (Dépardieu) die dol is op de liedjes van Jacques Dutronc, een charmante Engelse vrouw die Cambodjaanse kunst restaureert (Natascha McElhone) en een onbetrouwbare generaal. In de Belleville-bar, dé ontmoetingsplaats voor buitenlanders in Phnom Penh, steelt een man zijn paspoort en een aap zijn zonnebril.

Het typeert zowel Jimmy als zijn nieuwe omgeving; deze ‘verkeerde plaats, verkeerde tijd’-figuur hoort thuis in chaos. Vanuit een rommelige hotelkamer start een verwarde tocht door een stedelijk labyrint en ondoorgrondelijke natuur. Eindpunt is een op een berg gelegen, met landmijnen omringde, ex-casino. Een mistig decor voor de gewapende afrekening die een confrontatie tussen mentor en leerling (vader en zoon) verbergt.

CITY OF GHOSTS

Sfeer, locatie en dramatiek zijn erg nauw verbonden. Dat blijkt wanneer de gedesoriënteerde Jimmy na een black-out ontwaakt in een weeshuis, omringd door starende kinderen en biddende boeddhistische monniken. Terwijl ook rook, warmte, vochtigheid, moto’s, straatverkopers, kaartspelende bejaarde Khmers en geel-wit geverfde villa’s geregeld in beeld komen. De achtergrond wordt de voorgrond en het westerse verhaal vervaagt in dat Oosterse kader. Cambodja wordt een personage in een film gekleurd door zowel Cambodjaanse pop- als westerse rockmuziek. De eindsong zorgt voor een fusie. De LA-groep Dengue Fever brengt een Cambodjaanse versie van Joni Mitchells klassieker ‘Both Sides Now’.

Dat Dillon houdt van Joseph Conrad blijkt uit City of Ghosts, toevallig de eerste westerse film die in Cambodja werd opgenomen sinds Lord Jim, de Conrad-verfilming van Richard Brooks uit 1965. Getuige het ‘vreemde in een vreemd land’-thema. Regisseur Dillon staat ook voor emoties, toeval en improvisatie open. Zijn aandacht gaat meer uit naar de textuur dan naar de structuur van zijn verhaal. Terwijl acteurs ruimte krijgen om hun personage te ontwikkelen. Zo blijven het drama en de sfeer levendig.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in Film & Televisie, n° 544, september 2004)

CITY OF GHOSTS

Leave a comment