Het macabere poëtisch-realisme van horrormeester Dario Argento

okt 14, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, genre, horror, portret, regisseur  //  No Comments

DARIO ARGENTO

“Ik ben Dario Argento en ik denk dat mijn stijl herkenbaar is voor de toeschouwers” zegt de BIFFF-habitué die dit jaar een masterclass komt geven. Argento gold aanvankelijk als “het Italiaanse antwoord op Hitchcock” maar werd snel verguisd omwille van zijn barokke geweld en groeide via het horrorgenre uit tot een cultregisseur die filmmakers zoals John Carpenter, George A. Romero, Wes Craven en Quentin Tarantino beïnvloedde.

SUSPIRIA

Ik heb het geluk en de luxe gehad om elke film die ik wou draaien zonder compromissen of inmenging te kunnen maken” stelt de Italiaanse maestro Dario Argento (°1970). Zijn cinema is er een van gestileerde en gewelddadige excessen en draagt in zijn nadrukkelijke kunstmatigheid een herkenbare auteurstempel.

Argento’s films zijn barok, nachtmerrieachtig, intens en levendig. Ze bombarderen ons met bizarre personages, vreemde plotwissels, provocerende beelden en een lyrische soundtrack. En ze laten sfeer primeren op narratieve structuur en logica. Waarbij seksualiteit en geweld verbonden worden met de dood. Niemand maakt het macabere zo uitbundig en intrigerend als Dario Argento.

PROFONDO ROSSO

Als zoon van een invloedrijk Italiaans filmproducent en een gerenommeerde Braziliaanse fotografe groeide Dario Argento op in een artistieke omgeving die zijn op jonge leeftijd ontstane fascinatie voor cinema stimuleerde. De macabere fantastische literatuur van Edgar Allen Poe, surrealistische schilderkunst en de geschriften van Thomas De Quincy zouden een even grote invloed op Argento uitoefenen als Alfred Hitchcock, F.W. Murnau en Fritz Lang.

Net zoals de Franse Nouvelle Vague cineasten was Argento actief als filmcriticus voor hij debuteerde als scenarist van spaghettiwesterns zoals Armondo Crispini’s Commandos Sergio Leone’s Once Upon a Time in the West. Producent Gofredo Lombardo zag wel wat in de onstuimige Argento en liet hem het scenario schrijven voor wat zijn eerste film zou worden, The Bird With the Crystal Plumage (1970).

SUSPIRIA

“Er moet iets in films zitten; geen inhoud maar ziel” – Dario Argento

Dit debuut was nog niet het soort macabere, abstracte horror-opera waarmee Argento naam zou maken maar een thriller die het label giallo (verwijzend naar de gele covers van detectiveromans) kreeg opgekleefd. Centraal staat een disfunctionele speurder, een amateur-detective die betrokken raakt bij een misdaad en zijn onschuld moet bewijzen door de platgetreden paden te verlaten. Argento speelt met de verwachtingen van het publiek door moord te laten voortvloeien uit de incompetentie van de speurder en door een vrouwelijk slachtoffer om te toveren tot de gezochte moordenaar.

Het doorbreken van traditionele logica en gender clichés bij seksueel geladen misdaden verfijnt Argento verder in The Cat O’ Nine Tails (1971), Four Flies on Grey Velvet (1971) en Profondo Rosso (1975). De eerste twee films, die samen met zijn debuutprent zijn ‘dieren’trilogie vormen, leverden meteen bergen kritiek op. Vooral Angelsaksische critici ergerden zich aan het gebrek aan realisme en klassieke logica. Wat hen ontging was Argento’s poging een brug te slaan tussen genre-gedreven mainstream cinema en meer cerebrale (door psychoanalyse getekende) arthouse cinema, tussen identificatie en afstandelijkheid.

PROFONDO ROSSO

In zijn overgangsfilm Profondo Rosso schuift Argento niet enkel bovennatuurlijke horror naar voor, hij gebruikt ook experimentele technieken die arthouse filmmakers zoals zijn landgenoot Michelangelo Antonioni hadden geïntroduceerd. Met name het werken met lange takes, geluidsexperimenten, expressieve belichting en camerabewegingen die spelen met het point-of-view van daders en slachtoffers. “De camera en camerabewegingen hebben me altijd geobsedeerd,” stelt Argento, “omdat de camera het belangrijkste element is van een filmbeweging; zonder camera is film slechts een bühne of televisie”.

Met de sprookjesachtige horrorfilm Suspiria (1977) valt voor Argento alles op zijn plaats. De zoektocht naar de identiteit van een moordenaar wordt verstrengeld met een bovennatuurlijk avontuur (een gemeenschap heksen is de bron van alle gruwel) terwijl zwakke mannen overheerst worden door agressieve vrouwen. De actie wordt voortgestuwd door een barokke visuele stijl, een afwisselend hypnotische en hysterische muzikale score, absurde humor, geweldexplosies en een surrealistische plot.

INFERNO

“Ik geloof in totale cinema,” zegt Argento, “voor mij neemt alles deel aan een film: decors, kleurencombinaties, psychedelische belichting, kunstmatige geluiden, muziekeffecten. Dat alles schept een geheel waarin een ‘onschuldige’, net zoals de toeschouwer, op zoek gaat naar een mysterie”. Argento opteert definitief voor zintuiglijke cinema gecentreerd rond angst. “Er is een verschil tussen angst als spektakel en dagelijkse angst,” verduidelijkt de regisseur, “de angst die in mijn films figureert is verzonnen, is verbonden met de beeldtaal en hangt af van het instinct van de persoon die de angst oproept”.

Elke film verandert me op een of andere manier” – Dario Argento

Films zoals Inferno (1980), Tenebrae (1982), Phenomena (1985) en Opera (1987) bekijken is een louter visuele trip, een reis doorheen de bloedige fantasmen van hun auteur. Heel nadrukkelijk zijn ze ook niets meer dan dat. Géén boodschap, amper inhoud en vooral vorm. Fantasmen produceren immers geen ‘kennis’, ook al worden er symbolen gebruikt. “Er moet iets in films zitten; geen inhoud maar ziel” onderstreept Argento. Hij bekommert zich nooit om een realiteitsindruk in zijn films. Geen inhoud maar ook geen realisme, geloofwaardigheid of ‘echte’ personages bij hem. Ook geen echt gestructureerd verhaal waarin de onderscheiden segmenten een ‘zin’ krijgen.

TENEBRAE

Een en ander is verbonden met Argento’s weigering om zijn films te laten draaien rond ontknopingen en onthullingen. Niet dat er geen onthullingen zijn, ze zijn zelfs bijzonder verrassend maar het blijven eerder kunstige pirouettes dan spanningselementen. De suspense zit bij Argento in de beelden – met name de spanning tussen scherpe voorwerpen en moordslachtoffers – en niet in het verhaal. In zijn extremisme gaat Argento er ook zonder schroom erg fors tegenaan.

Mooie vrouwen en mannen sneuvelen bij bosjes – voor ze een heldenstatus kunnen verwerven – door toedoen van allerlei scherpe instrumenten terwijl bloedfonteintjes in het rond spuiten, donderende muziek de actie begeleidt, onweders losbarsten en expressionistische belichting de dreiging versterkt. Het gebeuren speelt zich af in barokke (Suspiria), rococo (Inferno) en hyperrealistische (Tenebrae) decors die een ding gemeen hebben: ze zijn larger than life. Overdrijven is een essentieel element van de Argento touch, de man maakt excessieve grand-guignol cinema.

PHENOMENA

In de jaren 80 en 90 specialiseert Argento zich in abstracte horror-opera’s bevolkt met stalkers, psychopaten en seriemoordenaars: Opera, Trauma (1993), The Stendhal Syndrome (1996) en Phantom of the Opera (1998). Maar grote commerciële successen worden dat niet en Argento komt ook onder vuur te staan omwille van zijn met een mengeling van walging en fascinatie in beeld gebracht geweld. Sadisme en misogynie klonk het beschuldigend (ook al omdat de handen van de moordenaar vaak die van Argento zelf zijn) en de link met Hitchcock kreeg daarbij een nieuwe dimensie.

Argento reageerde op de kritiek met felle uitspraken (“ik ben de meest gecensureerde cineast in de filmgeschiedenis, uit geen enkele film van mij werd minder dan 15 minuten geschrapt”) en met een terugkeer naar de bravere giallo met Sleepless (2001). Het was echter de TV-reeks ‘Masters of Horror’ die Argento’s carrière uit het slop haalde. Na de afleveringen Jenifer (2005) en Pelts (2006) volgde Mother of Tears (2007), het langverwachte derde luik van de ‘drie moeders’-trilogie die Argento startte met Suspiria en Inferno.

MOTHER OF TEARS

Opvallend is dat Argento in het nieuwe millennium realisme injecteert in zijn heftige beelden van geweld en seks. Via een brutaal hard kitscherig gore-festijn mikt hij op walging en niet langer op verwondering. Maar de beelden laten je als kijker nog steeds niet los. Helaas ging het hierna bergaf met Argento. Giallo (2009) en Dracula 3D (2012) lijken meer op flauwe parodieën dan op the real stuff.

Het hart van Argento’s cinema ligt dan ook in zijn werk uit de jaren 70-80; persoonlijke films (“iedere schrijver schrijft over zichzelf” aldus Argento) die de auteur tekenden (“elke film veranderde me; wanneer ik een film begin ben ik een persoon, wanneer hij af is iemand anders”) en door via een sfeer van angst en samenzwering herinneren aan kunstenaars zoals Delvaux, Jeroen Bosch, Edgar Allan Poe, Fritz Lang en Baudelaire.

TRAUMA

Argento viert zijn morbide obsessies bot door zijn personages te laten evolueren in schijnbaar veilige plaatsen die plotseling veranderen in een ‘val’ zonder uitweg. Dreiging en angst komen opzetten en leiden tot een crescendo waarvan de bloedige liquidatie van het personage de consecratie vormt. Het meest expliciet gebeurt dit in Suspiria, Inferno en Phenomena waar verschillende kamers van een gebouw verbonden worden in een soort labyrint van de dood. Het spel is evident en Argento accentueert het via theatral mise-en-scène. Acteurs hyperdramatiseren hun angst en debiteren hun dialogen zo nadrukkelijk dat het irrealisme van de situatie geaccentueerd wordt.

Daardoor zijn Argento’s films ook niet geknipt om op intellectuele wijze gelezen te worden. Zijn totale cinema is een totaal spektakel van kleuren, geluiden en beelden dat je moet ondergaan. Het is ook een ritueel dat je liefst in groep beleeft. Daarom doen de films van Argento het niet zo goed in reguliere zalen en verliezen ze veel van hun subversieve kracht op dvd. En daarom scoren ze wel op sfeer-festivals zoals het BIFFF, waar Argento een graag geziene gast is.

INFERNO

Op dergelijke happenings ligt de nadruk op wat er gebeurt tijdens het kijken zodat Argento’s surrealistische en humoristische cinema tot zijn recht komt. “Men gaat anders naar horror en fantastiek dan naar ‘gewone’ films,” zegt hij, “er zit een mystiek element in, zoals bij een misviering. En het werkt als een rockconcert. Er is die hardheid, die gewelddadigheid, dat bewustzijn van een verenigde groep”. Het BIFFF bezoeken is voor Argento altijd een beetje thuiskomen.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 634, april 2013)

PROFONDO ROSSO

Leave a comment