Interviews Paul Haggis en Matt Dillon: Botsende levens in de Megalopolis
Niemand komt heelhuids uit Crash. De ‘Grote Prijs’ van DeauviIle rukt de maskers af van àlle grootstadbewoners. “Wij zijn goed, zij slecht, zo eenvoudig is het niet,” zegt regisseur Paul Haggis, “ik wil je als kijker eerst één ding laten geloven en je daarna iets anders laten zien”.
De via botsende levens blootgelegde frustraties, angsten en paranoia wijzen op een malaise. De problemen van fictioneel LA zijn die van overstroomd Louisiana. Raciale, economische en sociale breuklijnen verdelen het land van de Amerikaanse Droom en de droomfabriek. Solidariteit en empathie maakten plaats voor apathie, wantrouwen en haat. Diepgewortelde angsten en verdrongen racisme exploderen tijdens crisissen. Niet toevallig begint Crash met een verwijzing naar 9/11.
PAUL HAGGIS: “We begraven racisme diep in ons”
Illustreert Crash niet dat we in een angstmaatschappij leven?
PAUL HAGGIS: Als filmer wil ik geen boodschap verkondigen. Ik stel vragen en hoop dat kijkers nadenken. Mijn taak is discussies op gang te brengen, niét antwoorden te geven. Maar als individu zeg ik: we leven in een angstmaatschappij! We zijn bang voor vreemden geworden. Met het uitvinden van de auto zijn we ons alsmaar verder gaan verwijderen van elkaar. We hebben ons zo gesegregeerd dat we niet meer met elkaar hoeven om te gaan.
We wonen tussen mensen die zich kleden zoals wij, op eenzelfde manier praten en onze opinies delen. In ons isolement herhalen we altijd dezelfde gedachten. Doordat niemand ze in vraag stelt groeit het vertrouwen in ons zelfbeeld. Tegelijk reageren we achterdochtig op anderen. Waarom luisteren ze niet naar ons? Waarom zien ze er anders uit? Waarom spreken ze zo raar? Waarom denken ze zulke bizarre dingen? Waarom vallen ze ons aan? Het gaat altijd om wat anderen ons aandoen, nooit om wat wij hen aandoen. We zien ons zelf als slachtoffers, nooit als plegers van misdaden. En we groeiden zo uiteen dat we elkaar niet meer verstaan.
In hoeverre heeft 9/11 deze tendens nog versterkt?
P. HAGGIS: Dergelijke tragedies gebeuren wereldwijd al jaren. Maar wij, Amerikanen leven op een eiland en dachten er immuun voor te zijn. Plotseling was het: “we worden aangevallen! Wij zijn het slachtoffer!” Dat is natuurlijk waar maar we werden nooit verplicht te kijken naar wat we zèlf deden. Het is altijd gemakkelijker om de schuld bij anderen te leggen.
Je was zèlf het slachtoffer van een carjacking?
P. HAGGIS: Inderdaad, in 1991. Met een pistool tegen het hoofd. Nu, je weet dat schrijvers anders reageren. We zijn nieuwsgierig. Ik bleef me lange tijd vragen stellen over de daders. Tien jaar later, na 9/11, doken ze om 2u ‘s morgens wéér in mijn gedachten op. “Wat is er toch met die kerels”, dacht ik en begon het verhaal van de overval te schrijven. Daarbij dokterde ik uit wie ze zouden ontmoeten en wie die mensen dan weer op hun beurt zouden tegenkomen. Ik volgde ‘vreemden’ omdat ik wou weten hoe zij ons leven kunnen beïnvloeden en wij dat van hen.
De filmtitel Crash gaat terug naar de eerste dialoogzin: “In LA, no one touches you. We’re always behind metal and glass. I think we miss that so much that we crash into each other just to feel something”. Het was de eerste zin die ik schreef en ik zette het woordje ‘crash’ bovenaan als voorlopige titel. Ik kon nooit een betere bedenken en omdat er al 14 films met die titel waren hadden de advocaten geen bezwaar.
Crash geeft aan wat de orkaan Katrina nog eens illustreerde. Racisme en discriminatie leven in de VS. Denken we maar aan het verhaal van de twee ziekenhuizen die vlak naast elkaar lagen, een privé- en een openbaar, en waar alleen de privé werd geëvacueerd.
P. HAGGIS: Beschamend. Racisme is wel geëvolueerd in de VS. 50 jaar geleden konden we zonder problemen de verschrikkelijkste dingen zeggen. Nu niet meer. We weten dat we ze niet mogen zeggen en we schamen ons om ze zelfs maar te denken. We begraven die gedachten diep in ons. We veranderden een beetje maar niet veel. Terwijl de gedachten zo diep begraven zitten dat we zelfs niet meer beseffen dat ze er zijn. Tot er iets ernstigs gebeurt, tot we onder stress staan. Sandra Bullocks personage heeft nooit de racistische opmerking gemaakt die ze uit vlak na de carjacking.
Maar ze heeft net een pistool in haar gezicht gekregen, ze voelt zich in haar huis niet meer veilig, er lijkt een ‘gangbanger’ aan haar sloten te werken, de vermoedelijke maîtresse van haar man zit in haar living, haar man praat neerbuigend,… De druk is té groot en ze ontploft! Ze zegt “dit is wat ik denk!”. De dingen rollen eruit en dan kan je ze niet meer naar binnen duwen.
Ontwikkelde je de filmstructuur om iedereen evenveel ‘ruimte’ te geven?
P. HAGGIS: Nee, ik volgde gewoon de personages. Anders had ik nooit de meest emotionele scène in het midden van de film gezet. Het was niet de bedoeling iedereen gelijk te behandelen; het gebeurde gewoon. Ik vertrok van de carjackers omdat dat me emotioneel het meest aangreep. Daarom werden zij de leidraad en sluiten ze uiteindelijk de cirkel.
Ik volgde gewoon de mensen: van de carjacking-slachtoffers naar de Mexicaanse sleutelmaker en van daar naar de Irakezen. Dat er mensen van verschillende rassen in de film zitten heeft niets te maken met politieke correctheid. Het is nu eenmaal zo’n multi-etnisch gebied dat het onrealistisch zou zijn alleen maar blanken of zwarten te tonen.
Je bent momenteel behoorlijk ‘hot’ in Hollywood met scenario’s voor de Eastwood-films Million Dollar Baby en Flags of our Fathers, een Spielberg-project, een Bond-scriptopdracht en volgend jaar je tweede film Honeymoon with Harry. Terwijl de 5 miljoen dollarproductie Crash een hit werd!
P. HAGGIS: Het werd de succesvolste zomerfilm in Amerika, we verdienden al zes of zeven keer ons budget terug. Ik ben verrast! Blij verrast.
Misschien is het succes te verklaren door het feit dat het geen door marketing gedicteerde film lijkt.
P. HAGGIS: Juist, ik heb stomweg een film proberen te maken. Het was geen opdracht en ik volgde bij het schrijven mijn eigen ideeën. Ik vertrok niet van wat kijkers volgens marketinglui in de zomer willen zien. Elke studio en elke independent wees het project af. Alleen Bob Yari geloofde erin. Ons succes danken we aan mondtot- mond reclame. We beschikten ook maar over een beperkt marketingbudget. Gelukkig willen mensen hun eigen mening vormen, ze willen niet laten dicteren wat ze goed moeten vinden. Ik werkte lang voor tv en daar wordt vaak creatiever werk geleverd omdat schrijvers er veel vrijheid krijgen. Terwijl in de film producenten alle macht bezitten.
MATT DILLON: “Het probleem is angst”
Hoe moeilijk is het om een onaangenaam personage te spelen?
MATT DILLON: Een onsympathiek iemand spelen is geen probleem, maar ik moet het wel personaliseren. Volgens mij ziet Ryan zich niet als iemand die slachtoffers maakt maar als slachtoffer, als iemand die lijdt en niet iemand die doet lijden. Zelfs wanneer hij het zwarte koppel vernedert. Ryan voert oorlog, een persoonlijke oorlog tegen wat hij aanvoelt als onrecht. Desillusie en woede zijn het gevolg van wat hij dagelijks als agent ziet.
Ik identificeer me er niet mee maar herken de emoties. Zo eigen ik mij het personage toe. Het moeilijkste is er achteraf naar kijken. Bij de scène met het ongepast fouilleren moest ik de zaal verlaten! Een van de dingen die ik met Paul besprak is dat Ryan op geen enkel moment van zijn leven het gevoel heeft dat hij in controle is. Hij voelt zich machteloos m.b.t. de verslechterende gezondheid van zijn vader en heeft volgens ons ook een mislukt huwelijk achter de rug. Privé heeft Ryan het gevoel dat het leven hem in de steek laat en hij misbruikt zijn professionele machtspositie om één keer het gevoel te hebben in controle te zijn.
Daar komt zijn agressie vandaan. Wat me in de rol aantrok is de complexiteit. Toen ik het script las zag ik een racistische, woedende en destructieve agent die op liefhebbende wijze zijn zieke vader verzorgt. Dat reikte me heel wat stof aan. Wanneer zijn partner Hansen niet meer met hem wil werken grijpt Ryan de jongeman bij de hand en zegt “You think you know who you are? Stick around for a few years. You have no idea!”.
Dat moment zegt zoveel over het thema van de film. Je hebt ècht geen idee, we geloven graag dat we het wèl weten maar we weten het niét. De ironie is dat Hansen door zijn angst in de fout gaat. Ik ben ervan overtuigd dat we oogsten wat we zaaien. Het probleem is angst en angst is het probleem. Wanneer je angstig leeft, wordt angst je leven. Die angst zag ik ook in Ryan maar dan doet hij iets onverwacht, een heroïsche daad zoals de vrouw die hij misbruikt had redden uit een ‘gecrashte’ wagen, iets dat totaal ingaat tegen alles wat je je kan inbeelden van deze kerel. Een bewijs dat je nooit weet waar mensen toe in staat zijn en wat er kan gebeuren.
LA is een personage in Crash. Hoe herkenbaar is het?
M. DILLON: Ik heb in LA altijd dat gevoel van isolement, i.t.t. New York waar je constant met mensen moet interacteren. In LA zit je vaak in je wagen en die auto is een uitbreiding van je huis. Je kan er dagen doorbrengen zonder iemand te zien. Dat creëert angst. Als filmer en acteur voel ik me aangetrokken tot donkere onderwerpen; zowel in City of Ghosts, Factotum als Crash spreekt de strijd tussen goed en kwaad me aan.
Vooral omdat het conflict in de personages zelf speelt. Drama is conflict en zonder conflict is er geen drama. Daarnaast wil ik graag mijn eigen vooroordelen beproeven door de dingen eens van een andere kant te bekijken. Zo begon ik aan Crash met mijn vooringenomenheid t.o.v. de LAPD, na enkele aanvaringen omwille van ‘roekeloos oversteken’, maar tijdens mijn research kreeg ik de andere kant te zien. Ik merkte dat hun job moeilijk is en dat er onder elk uniform een mens zit.
INTERVIEWS DEAUVILLE, SEPTEMBER 2005
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film en Televisie, n° 556, oktober 2005)