Dossier Yasujirô Ozu. Deel 1: Ozu. Vroege Japanse meester, laat ontdekt

okt 8, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, dvd, Ozu, portret, regisseur, thema  //  No Comments

YASUJIRO OZU

Toen het Britse filmblad Sight & Sound in 2002 haar tienjaarlijkse, wereldwijde rondvraag naar de beste regisseurs en films organiseerde, haalde bij de filmmakers één Japanner en twee van zijn films de top 10: Akira Kurosawa met Rashomon en The Seven Samurai. Een ander beeld bij de filmcritici. Zij nomineerden ook Yasujirô Ozu en verkozen diens Tokyo Story boven Kurosawa’s films. De man die met Kenji Mizoguchi en Mikio Naruse tot de vroege grootmeesters van de Japanse cinema behoort, werd in het Westen vrij laat ontdekt. Maar Ozu kon cinefielen meteen bekoren. Op Wim Wenders (Tokyo-Gâ) en Hou Hsiao-hsien (Café Lumière) na lieten cineasten zich meer beïnvloeden door Kurosawa terwijl voor het grote publiek Ozu een nobele onbekende bleef. Dvd-verzamelboxen van Arte Video en Total Film bieden de kans om een van Japans belangrijkste filmmakers te (her)ontdekken.

TOKYO STORY

“De films van Ozu ademen een kalme, verstilde sfeer uit. Met eenvoudige thema’s en verhaallijnen vat hij het wezen van het menselijk bestaan. Daarom geloof ik dat nu, ruim 40 jaar na zijn overlijden, een nieuwe generatie Ozu’s werk zal ontdekken”
Producent Yamauchi Shizuo over Yasujiro Ozu

GOOD MORNING

Yasujirô Ozu (1903-1963), eigenlijk Ozu Yasujirô want in Japan komen de voornamen achteraan, werd geboren in Tokio’s Fukagawa-district als zoon van een meststoffenhandelaar. Samen met zijn twee broers groeide hij op het platteland op, gescheiden van zijn vader en verwend door zijn moeder. Yasujiro spijbelde om in de bioscoop Amerikaanse films te gaan zien en werd uiteindelijk van school gestuurd
omwille van zijn explosief karakter en zijn drankzucht. Dankzij een oom kon hij bij filmmaatschappij Shochikû als assistent- cameraman aan de slag. Een job in de schaduw die Ozu “toeliet zo veel te drinken en te praten als ik wou”.

LATE SPRING

Toch groeide hij snel door, werd regieassistent en in 1927 regisseerde Ozu reeds zijn eerste stomme zwart-wit film The Sword of Penitence (Zange No Yaiba). De volgende vijf jaar realiseerde hij zomaar eventjes 26 films, waaronder zijn eerste commercieel en artistiek succes I Was Born, But… (Umarete wa mita keredo). In deze 27 jaar later tot Good Morning (Ohayo) herwerkte komedie ontdekken twee jongens dat hun vader geen heroïsche figuur is. Het is niet Ozu’s enige komische prent uit die periode, maar de film bleef wèl als een van de weinige bewaard (n.a.v. ‘100 jaar Ozu’ in 2003 werden slechts 36 van de 54 Ozu-films gerecupereerd).

EQUINOX FLOWER

Later schakelde Ozu over op ernstiger werk, voornamelijk ontledingen van het familieleven, al bleef de humor zelfs in zijn donkerste (na)dagen present. Inspiratie haalde Ozu niet uit zijn eigen leven maar uit zijn observatievermogen en zijn verbeelding. Film was voor hem fictie én kunst. Ozu maakte films over dingen die hij niét kende (huwelijksleven, bureauwerk) en niet over zaken die hem wèl vertrouwd waren (leger, plattelandsleven), filmvaders bleken liefhebbender en –moeders minder geduldig dan zijn eigen ouders. Hij leefde vooral voor film want zijn privé-leven beperkte zich tot drinken en van muziek genieten. Een groep vaste medewerkers voor en achter de camera werd zijn ersatzfamilie. Uit trouw aan zijn technici stelde hij trouwens zijn overstap naar gesproken film lang uit.

THE ONLY SON

Pas in 1936 maakte Ozu met The Only Son (Hitori Musuko) zijn eerste geluidsfilm. Voor zijn eerste kleurenfilm was het wachten tot 1958 en Equinox Flower (Higanbana). Ozu volgde geen modetrends maar had wel oog voor de geest van zijn tijd. Dat resulteerde in duidelijke verschillen tussen zijn voor- (feodale erfenis) en naoorlogse periode (kapitalistische industrialisering). Tijdens de oorlog verdedigde Ozu gecensureerde cineasten zoals Kurosawa en weigerde hij propagandafilms te draaien.

THERE WAS A FATHER

Een van de amper twee films die hij tussen 1939 en 1945 draaide, het onlangs uitgebrachte onuitgegeven There was a father (Chichi Ariki) uit 1942, brak nadrukkelijk met de militaristische sfeer. Ozu werd naar Singapore gestuurd, belandde er in een Brits gevangenenkamp en ging na de oorlog meteen opnieuw filmen. Van Late Spring (Banshun) in 1949 af tot zijn testamentfilm An Autumn Afternoon (Samma No Aji) in 1962 perfectioneerde hij de Ozu-stijl. Een tempo even laag als het camerastandpunt, shots van objecten of decors als overgang tussen scènes, figuren vanuit een hoek van 90 graden opgenomen, enz.

AN AUTUMN AFTERNOON

Het bleef een goed bewaard geheim want Ozu profiteerde niet mee van de Japanse doorbraak in het Westen nadat Venetië in 1951 Rashomon bekroonde. Omdat hij gold als ‘te Japans’ wilden Ozu’s landgenoten zijn werk niet exporteren. Ozu bleef onbekend tot de vroege jaren ’70 want dan ontdekten Amerikaanse critici en theoretici zoals Donald Richie, Paul Schrader, Noël Burch en David Bordwell ‘early master’ Ozu. Zij prezen Ozu’s ‘transcendentale stijl’ (dixit Schrader) op een ogenblik dat Japanse New Wavers à la Nagisa Oshima en Shohei Imamura de grootmeester een ‘oubollige boodschap’ verweten. De controverse waaide over maar Ozu’s wereld van serene ontgoocheling, tedere humor en kalme berusting leeft voort. In de zalen, op dvd en in ons filmgeheugen.

 

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in Film & Televisie, n° 556, oktober 2005)

OZU

Leave a comment