Dossier Franse Cinema. Deel 2: Franse film anno 2007, Fabuleux Destin of A bout de Souffle?

sep 7, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, thema  //  No Comments

LES 400 COUPS

Tout va bien” zeggen optimisten die geloven in de bruisende vitaliteit van de Franse film. “Rien ne va plus” counteren pessimisten die stellen dat de groeiende kloof tussen grote en kleine films de dood van de Franse auteurcinema inluidt. Hoe gezond of ziek is “le cinéma français”?

UN PROPHETE

“Mét Danielle Darrieux wou ik een project opzetten maar het CNC (Centre National de la Cinématographie) weigerde me andermaal avance sur recettes (subsidie),” aldus Nouvelle Vague- oudgediende Paul Vecchiali, “dat deed me besluiten A Vot’ Bon Coeur (04) te maken waarin ik leden van de commissie laat vermoorden op een wat sadistische wijze en volgens het ‘tien kleine negertjes’-principe”. Zelfs tijdens een moment de gloire, haar César-aanvaardingsspeech n.a.v. Lady Chatterley (06), trok ook Pascale Ferran aan de alarmbel. “Het financieringssysteem leidt aan de ene kant tot alsmaar ‘rijkere’ films en aan de andere kant tot extreem ‘arme’ films,” sprak de cineaste, “die breuk is een recent gegeven in de Franse filmgeschiedenis”.

ASTERIX ET OBELIX

Cineasten blijven strijdvaardig in het nieuwe millennium, maar worden vooral gedreven door gevoelens van frustratie en onrust. Ondanks zegebulletins. Want dat de Franse film vorig jaar met een marktaandeel van 45% zijn beste score sinds 20 jaar haalde is een valse bonne nouvelle. De keerzijde van het succes is het verhaal van een productiesysteem in crisis. Een crisis van de vertrouwde ‘Franse kwaliteit’, volgens Ferran doordat “het economische geweld de smaak van het publiek naar beneden haalt”.

LA GRANDE VADROUILLE

Het goede nieuws is dat de Franse cinema in 2006 opnieuw topjaar 1984 benaderde. Zowel qua bioscoopbezoek (84 miljoen) als qua marktaandeel (45%). Alleen leert een vergelijking dat het enthousiasme dient getemperd. De boxoffice- topdrie (Les Bronzés 3, Camping, Je vous trouve très beau) neemt immers van de 84 miljoen bezoekers zo’n 21,4 miljoen voor zijn rekening (in 1984 15,7 van 94,12 miljoen). Wat amper ruimte laat voor de 200 andere films.

LE BONHEUR

Bovendien zorgt de Franse subsidieregeling ervoor dat de winst vooral naar producenten van succesfilms vloeit. Terwijl binnen dat geroemde marktaandeel maar weinig auteurfilms hun publiek vonden. De oorzaken zijn even divers als complex. Vooreerst werd ‘de markt’ genadelozer. In Frankrijk komen wekelijks zo’n 15 nieuwe films uit, een inflatie die ervoor zorgt dat de rotatie versnelt. Films verdwijnen sneller, moeten vlugger ‘renderen’ (enkele jaren geleden realiseerde een Franse film 80% van zijn cijfer op 4 weken, nu moet dat op 14 dagen gebeuren) en dienen via mediadrukte visibiliteit te creëren.

LADY CHATTERLEY

Mond-tot-mond reclame krijgt niet meer de tijd om te werken. Heel sporadisch wordt een film nog door het publiek gedragen. Maar het succes van L’Esquive in 04 en Lady Chatterley (bioscoopgangers smeekten exploitanten om de van het programma verdwenen film terug op te vissen) is uitzonderlijk. Meer mirakel dan regel. Kleine films, zonder promotiebudget, komen daarbij in de verdrukking. Ook al omdat Frankrijk niet langer het paradijs van de cinefilie is.

LES AMANTS DU PONT NEUF

Het ‘grote publiek’ anno nu heeft angst voor auteurcinema en art et essai films. Niet toevallig is een cineast zoals Bruno Dumont vooral buiten de eigen grenzen geliefd. Toen in 05 de mythische producent Humbert Balsan (o.m. L’Intrus) zelfmoord pleegde, ging een schokgolf door de filmindustrie. Maar snel bleek voor heel wat zijn collega’s de toestand even uitzichtloos. Hedendaagse producenten zijn veroordeeld tot vernederende bedeltochten, regisseurs moeten zich meer en meer tevreden stellen met piepkleine budgetten. Onafhankelijke films maken staat gelijk aan de marginaliteit aanvaarden.

A CRIME

Televisiezenders zoals Canal+ en Arte zijn cruciaal in het Franse productiesysteem, waardoor zij grotendeels bepalen wat wel of niet gemaakt en gezien wordt. Doordat ze meer in termen van ‘bereik’ dan van ‘diversiteit’ gingen redeneren, kwam de auteurcinema onder druk te staan. Want de acteur/actrice is meer dan ooit de ‘ster’ die de film moet verkopen. Zonder Romain Duris geen Dans Paris, zonder Emmanuelle Béart geen A Crime, zonder Gérard Depardieu geen Quand j’étais chanteur, zonder Audrey Tautou geen Ensemble, c’est tout

BIENVENUE CHEZ LES CH’TIS

Producent Gilles Sandoz stond voor heel wat gesloten deuren toen hij met een cineaste die 6 jaar niet gewerkt had (Ferran) en een onbekende actrice (Marina Hands) Lady Chatterley wou verkopen. De nieuwe generatie Franse acteurs (Danny Boon, Guillaume Canet, Amira Casar, Jamel Debbouze, Julie Depardieu, Jean Dujardin, Louis Garrel, Laurent Lucas, Ludivine Sagnier e.a.) wordt dan ook meer op imago dan op talent getaxeerd. Regisseurs en scenaristen (de re-write drong tot Frankrijk door) voelen dan weer de (commerciële) druk om zich te conformeren. Lees: minder donkere onderwerpen en meer humor serveren. Weg met wat verstoort, verontrust, verrast, verwondert. Niet kennen maar herkennen.

LE PORNOGRAPHE

De economische crisis wordt daardoor een creatieve crisis. Geformatteerde films dringen experiment en eigenzinnigheid weg. In een verbeeldingsarme industrie krijgt een Jacques Doillon net zomin als een Paul Vecchiali zijn films nog geproduceerd en verdeeld. Voor nieuwe thema’s, personages en vormen is er geen plaats. “Ik heb gemerkt dat de jongste jaren het discours van verzet is veranderd in een discours van angst”, stelt Bertrand Bonello (Le Pornographe), “wat menselijk is, filmmakers moeten ook eten, maar het resultaat is een Franse cinema zonder verbeelding”.

CLOUDS OF SILS MARIA

Volgens Olivier Assayas (Irma Vep, Clouds of Sils Maria) “wil televisie televisiefilms. Daarom zijn de films die ze produceren ook televisiefilms”. Genre Pur week-end  (deze nostalgische zedenstudie van Olivier Doran combineert drama, humor en suspense om een zo ruim mogelijk publiek te bereiken). Daardoor dreigt het bioscooppubliek besmet te geraken. De door de Fransen lang gekoesterde désir de cinéma, dat verlangen naar cinema met grote C, lijkt verdwenen. Vervangen door een cultuur waarin cineasten nog minder risico’s kunnen/durven nemen. Een vicieuze cirkel sleurt de Franse cinema mee in een nivellering naar beneden.

BOUDU SAUVE DES EAUX

Het is veelzeggend dat pas recent vulgariteit zijn intrede deed in een Franse cinema die altijd al gekenmerkt was door een algemeen gevoel van goede smaak. Regisseurs en acteurs wisten lang een soort natuurlijke élégance te behouden, zelfs in de meest extreme situaties. Deze elegantie typeerde de Franse kwaliteit en was fundamenteel van morele aard. Maar moraal werd door entertainment vervangen. Met sociologisch vernis. Genre Camping (microkosmos van het ‘echte’ Frankrijk).

LE TROU

Toen Jean Renoir in 1939 La règle du jeu maakte, was zijn publiek even gediversifieerd als zijn personages. Renoir was (de som van) zijn personages. Getuige ook Boudu Sauvé des Eaux. Momenteel drukken veel films nog slechts het narcisme van één welbepaalde groep uit of opvattingen van de heersende cultuur. Terwijl ook de cinematografische verscheidenheid weg is. Er blijven nog maar twee groepen over: megaproducties (Arthur et les Minimoys) en microbudgetfilms (Jean-Claude Brisseau draaide Les Anges Exterminateurs voor minder dan € 500.000).

JULES ET JIM

Dat tweestromensysteem met grote en kleine producties vloeit volgens Ferran voort uit “een recente breuk in de Franse filmgeschiedenis, tot voor kort waren de films van het midden – niet te rijk en niet te arm – juist een soort fabrieksmerk van het beste dat de Franse cinema voortbracht. Zijn auteurs – van Renoir tot Truffaut, van Becker tot Resnais – hadden een hoge dunk van het publiek tot wie ze zich met de grootste filmische ambities richtten. Ze beschikten ook over de middelen om die ambities waar te maken”. Door “artistieke met arme films te verbinden en entertainment met rijke films, door twee categorieën af te sluiten en de overgang tussen beide onmogelijk te maken, verraadt de Franse cinema de erfenis van haar grootste cineasten”.

A BOUT DE SOUFFLE

Het conflictmodel ‘klein vs. groot’ verdeelt het publiek terwijl het de illusie van homogeniteit wekt (‘diversiteit’ wordt hertaald in ‘anders zijn’) en zowel de nieuwsgierigheid als de cinefilie van het Franse publiek versmacht. Zonder middelen zijn auteurs veroordeeld tot narcistische cinema. “Wanneer je met heel kleine budgetten werkt, is het moeilijk om over de wereld te spreken” waarschuwt Vecchiali, “je evolueert in een beperkt universum en hebt de neiging het over jezelf te hebben”.

COEURS

Regisseurs zoals Jean-Luc Godard (Notre Musique) en Alain Resnais (Coeurs) koppelen nog altijd vormexperimenten aan reflectie over de wereld, maar heel wat anderen krijgen het moeilijk. Opmerkelijk is dat ook het geheugen wordt aangetast. De kritiek van Ferran & co krijgt tegenwind van mensen die van de Nouvelle Vague eerst een karikatuur maken (cultus van ego en intuïtie) en ze dan met alle zonden beladen (arrogantie, intellectuele luiheid). Godard zei ooit dat hij in de toekomst wel een film zou willen bekijken op de deur van zijn microwave of koelkast. Zolang het maar een film van Griffith is, wel te verstaan.

LA MAMAN ET LA PUTAIN

De productiegeschiedenis van Franse (auteur)cinema dreigt niet alleen problematisch te worden, ook de weg naar het publiek wordt geaccidenteerder. Afkalvende cinefilie en selectieve distributie (waardoor het publiek helemaal afhaakt) maken van de bioscoopzaal niet langer dè plaats om niet-geformatteerde films te zien. Nieuwe kanalen en technologieën kunnen een uitweg bieden. Het geheugen wordt gedeeltelijk (geef ons a.u.b. La Maman et la Putain en La Chambre Verte) via dvd in leven gehouden. Dat blijkt bij het overlopen van de tijdslijn en het volgende deel van dit dossier.

L’EMPLOI DU TEMPS

Nieuw werk kan zijn publiek ook vinden via video on demand. Een mogelijkheid die grotendeels gecontroleerd worden door de grote internet- operatoren, maar gelukkig duiken er ook cinefiele initiatieven op. Zo kan je sinds kort op de site www.universcine.com voor minder dan € 5 werk van o.a. Philippe Garrel (La Naissance de l’amour), Jacques Rivette (Va Savoir), Erick Zonca (La vie rêvée des anges) en Laurent Cantet (L’Emploi du temps) downloaden. Een initiatief van onafhankelijke producenten dat ons virtueel filmmuseum helpt vullen. De Franse cinema mag dan ziek zijn, hoop op genezing blijft. Vive le cinéma français!

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 575, juni 2007)

LE FABULEUX DESTIN D’AMELIE POULAIN

Leave a comment