Cultklassieker Blade Runner herschrijft de toekomst. Deel 2: Interview Rutger Hauer
“If only you could see what I’ve seen with your eyes” zegt ‘replicant’ Roy Batty in Blade Runner. Heerlijk dubbelzinnig. Zowel “Kon je maar met jouw ogen zien wat ik gezien heb” als “Kon je maar zien wat ik zag door jouw ogen” (letterlijk). De in Hollywood populaire Nederlandse acteur Rutger Hauer blijft even mysterieus en ondoorgrondelijk als zijn meest legendarisch personage, de anno 2019 door een grauw LA dolende ‘synthetische mens’ Batty. “Hij opereert heel intuïtief en gaat volstrekt zijn eigen gang” benadrukt documentairemaakster Simone de Vries. Een gesprek met een erg open ‘zoeker’.
“Rutger is een soort intellectuele boer,” zegt zijn vrouw Ineke in de documentaire Blond, Blue Eyes (Simone de Vries), “zo’n kerel met grote handen die op een trekker zit, en ook prachtig poëzie kan citeren”. Die indruk hebben we ook wanneer we in het statige Amstel hotel tegenover een met jetlag geplaagde Rutger Hauer (°1944) zitten. Een aardige, nuchtere man voor wie elke film een levensles is waar hij graag over filosofeert. Hauer praat vlot over Blade Runner, de film die hem tot internationale cultheld katapulteerde, en over zijn acteercarrière in Nederland én in Hollywood. Over zijn privéleven blijft hij zwijgzaam, maar acteerervaring wil hij graag delen.
Daarom geeft Hauer geregeld een masterclass, stimuleert hij jong filmtalent via ‘I’ve seen films’ (een initiatief om kortfilms te verspreiden via internet en te promoten via een nieuw festival in Milaan ‘08) en schreef hij zijn verhaal neer in ‘Autobiografie’ (Uitgeverij De Boekerij). Met een filmografie van zo’n honderd titels – van videopulp (genre Surviving the game) tot kwaliteitsfilms (Peckinpahs The Osterman Weekend, Olmi’s La Leggenda del santo bevitore) en topproducties (Sin City, Batman Begins) – heeft de man die doorbrak met de tv-serie Floris in ‘69 heel wat om op terug te blikken.
Ook in eigen land waar Turks Fruit, Soldaat van Oranje (tv-versie Voor Koningin en Vaderland is uit op dvd) en Max Havelaar mijlpalen blijven. Toch houdt Hauer het nog niet voor bekeken. Hij blijft actief als acteur (Tonight at Noon van Michael Almereyda en Ben Sombogaarts Bride Flight komen er aan) en hij wil dolgraag Changing Fortunes regisseren. Een film over Wally van Hall, de Nederlandse bankier die tijdens WO II een financieel plan opzette om mensen uit de handen van de Duitsers te redden.
“Ik wil een documentaire waarin acteurs de geschiedenis van Walraven van Hall spelen,” aldus Hauer, “dat moet zo reëel zijn dat je niet voelt dat het gespeeld is. Maar je kan wel door een verdieping zakken van een modern gebouw op de Dam en zeggen ‘wat doen ze hier?’. Bijna als flashback. Wat ik wil vertellen is dat al die mensen op hun eigen integeremanier hebben gevochten. Ze zijn stuk voor stuk
helden met hele goede bedoelingen die erg weinig fouten maken maar uiteindelijk toch het loodje leggen. Dat is het historische gedeelte; zij vochten voor onze vrijheid. Tegelijkertijd laat ik je de vrijheid zien zoals wij hem hebben opgebouwd. En toon ik wat we er mee gedaan hebben. Ik maak de film met digitale middelen en gooi hem op het internet!”.
‘Changing Fortunes’ zit nog in een ontwikkelingsfase?
RUTGER HAUER: Ik wil een script waar ik in geloof en een producent die het kan betalen. Daar moet je er tegenwoordig 29 van hebben. Er is een redelijk scenario maar ik wil een nieuwe versie en dat moet natuurlijk betaald worden. Mensen vragen om voor niets te werken gaat me te ver.
“Opeens zat Hauer in Hollywood” zei Soldaat van Oranje-collega Jeroen Krabbé. Hoe kwam je ertoe om, na Nederlandse successen in de jaren 70, plotseling die grote stap te zetten?
HAUER: Even kijken, hoe ging dat weer? Ik zag de mogelijkheid om daar werk te vinden. ‘Wat is er voor nodig om die kans te krijgen?’ vroeg ik me af. Het antwoord was: ik moet aan mijn Engels werken, een agent vinden en daarheen gaan om te kijken wat er gebeurt. Het rare was dat ik meteen een voorzet kreeg. Een agent met wie ik een overeenkomst voor twee weken had, kwam met een aanbieding op de proppen. Een hoofdrol in een nogal grappige film over een man die had uitgevonden hoe hij de bliksem kon geleiden. Daar doet ie dus stoute dingen mee. Dat leek me een spannend verhaal. En we zouden binnen vier weken draaien.
‘Niet te geloven’ dacht ik. Twee weken later kreeg ik een telefoontje met de melding dat het project niet doorging. Ik zei ‘wat jammer’. “Ja, maar we krijgen wel wat geld” zei die agent. Bleek dat ik de helft van het afgesproken loon kreeg. Dus ik zat opeens aan de andere kant van de oceaan met een hoop geld. Gewoon omdat gezegd was dat ik iets ging doen. Vreemd toch allemaal. De zoektocht naar die agent was minder vlot gegaan. Want ze hadden allemaal zo’n overtuigend verhaal. Het was telkens ‘je moet nu besluiten en dan gaan we met jou fantastische dingen doen’. Accordeon, muziek!
Dat klopt niet helemaal, leek mij als nuchtere Nederlander. Tijdens mijn zoektocht vond ik een man die Elizabeth Taylor ‘in zijn park’ had maar ook een literaire agent was. Die combinatie literatuur-film was interessant. Het was een 70-jarige Joodse man met gevoel voor humor. Iemand die me in de ogen keek en van wie ik dacht ‘daar kan je straks mee werken’. Ik was toevallig bij hem beland. Tijdens mijn zoektocht botste ik onverwacht op Erik Hazelhoff. In New York, in mijn hotel.
‘Wat doe jij hier’ vroeg ik. “Dat wou ik net ook aan jou vragen” zei hij. ‘Ik ben een agent aan ’t zoeken, Erik’. “Nou, dan moet je Robbie Lance eens proberen, dat is een goede man, ik kom er net van” reageerde Erik. Op zijn aanraden nam ik contact op en het klikte meteen. Hij versierde die eerste deal. We spreken over, even denken, 1979. Eigenlijk tien jaar nadat ik met Floris was begonnen had ik een rol in Amerika. Dat kan je toch niet verzinnen, echt waar niet. De wereld was toen niet zo. And I have a surprise for you: de wereld is nog altijd niet zo.
Je speelde dan met Sylvester Stallone in Nighthawks. Hoe verzeilde je vervolgens in het Blade Runner-project?
HAUER: Heel simpel: iemand belt je agent op. Het kan ook dat je agent belt en zegt “heb je al gehoord van Rutger Hauer?”. Maar het loopt alleszins altijd via je agent. Al is ook dat aan het veranderen omdat agenten zulke schurken blijken te zijn. Maar niet de mijne! Hij belde me op met de melding dat er een interessante film in ontwikkeling was van Ridley Scott, de regisseur die net Alien had gemaakt, en dat die man me wou spreken.
Tijdens dat gesprek besloot Ridley volgens mij in de eerste twintig seconden dat ik het zou doen. Ik vroeg hem gewoon ‘wat wil je ermee, hoe zit die Roy Batty in elkaar, beweegt hij raar of zo’. “Geen idee,” zei Ridley, “ik wil het gewoon anders, de replicants (androïdes) moeten precies zijn zoals mensen, eigenlijk beter als het enigszins kan. Alles wat jij kan verzinnen om het nog aannemelijker te maken en nog verwonderlijker, daar wil ik graag van weten”. Dat vertrouwen kreeg ik meteen van hem.
Had je je voorbereid op het castinggesprek?
HAUER: Nee, gewoon omdat ik niet wist hoe je dat zou moeten voorbereiden. Je kan ook niet zo vreselijk veel doen. Het vreemde aan mijn carrière is dat ik bijna nooit een screentest heb hoeven te doen. Terwijl acteurs doorgaans heel wat trucs moeten uitvoeren vooraleer ze mogen acteren. Dat heb ik dus nooit moeten doen. En wanneer dat wel moest, verloor ik vaak de rol aan een ander. Waardoor ik ging beseffen hoe vreselijk het is om je eerst in te leven in de rol, te ontdekken wat je ermee kan doen en dan te vernemen dat het voor een andere keer zal zijn.
Heeft Ridley Scott je ooit gezegd waarom hij je koos?
HAUER: Ja, jaren later, toen ik hem in Venetië opnieuw ontmoette vroeg ik Ridley: ‘Heb jij me gekozen voor Blade Runner of wees een producent je op mij?’ “Nee,” zei hij, “ik had je gezien in Soldaat van Oranje en Keetje Tippel en bij de rol van Roy Batty dacht ik meteen aan jou”. Het is leuk dat Ridley nog zo trots is op de film en dat hij Blade Runner ziet als zijn enige art film.
Wat Scott naar eigen zeggen zo beviel aan jou is dat je van nature uit heel theatraal bent.
HAUER: Ik heb wel gevoel voor drama. En wat ik leuk vond aan de rol van Batty is dat het me de kans bood om iets anders te doen. In acteerkringen was method acting heel populair, maar het trok me niet zo aan. Acteurs die dweepten met deze methode namen zichzelf zo ernstig en zagen de Actor’s Studio zozeer als een heiligdom dat ik er onpasselijk van werd. Ik wou humor injecteren in een theatrale acteerstijl.
Het interessante aan Batty was dat je de rol echt op maat kon snijden. Je kon zeggen: dit is het programma, dit heeft hij in zich zitten en dan is er een factor ‘Nexus 6 bonus’ die maakt dat hij soms er nog wat bijbezit. Dat pakketje kon je maken zoals je wou, want zo was die computer nu eenmaal. Het maakte niets uit want het verhaal was dat hij uiteindelijk de man tegen wie hij zijn hele leven vecht, redt omdat het leven zo belangrijk is. Ook voor die vijand. Dat is natuurlijk heel mooi. De ironie is dat het pakketje ‘replicant Nexus 6 super version’, ‘heil Hitler’ (lacht), net is wie wij zijn. We zijn gewoon zo en we noemen het replicant. Uiteindelijk zijn het allemaal replicants. Het is een verhaal van menselijk falen, van menselijk streven, menselijk dromen en noem maar op.
Het boeiende is dat je niet alles kan verklaren…
HAUER: …dat het open blijft voor interpretatie. Je kan nooit iemand helemaal kennen. Dat gaat ook zo in het leven en dat is minstens even gevaarlijk als in dit verhaal. Het mooie aan een film is dat hij op een gegeven moment af is. Ook deze film. Na 25 jaar is Blade Runner eindelijk af. Er is een eind aan en het einde klopt. Het verhaal klopt maar in het leven is dat niet zo. Het klopt voor een poosje en dan moet je weer opnieuw beginnen.
Merk je door de verschillende versies die te zien zijn op de ‘Collector’s Edition’-dvd een evolutie naar die ‘final cut’?
HAUER: Je kan discussiëren over wat er mankeert aan de verschillende versies maar nu je uiteindelijk die laatste versie hebt – die eigenlijk de eerste versie was, die Ridley inleverde en waarvan hij zegt dat het zijn versie is – begrijp je Ridley wanneer hij stelt “ik liet me ompraten waardoor de verkeerde versie uitkwam”. Daarna kwam er nog een verkeerde versie uit. Nu zijn we in een tijd waar we de film op een heel ander formaat kunnen terughalen en bewerken. Terwijl niet alleen Ridley, maar alle betrokkenen de moed hadden om hun fouten te corrigeren.
Al deze dingen samen maken dat we nu een unieke versie hebben die ook mijn favoriete versie is. Absoluut. Ik vind dat het als film meer klopt, het verhaal is mooier en loopt beter. Het is ook warmer, menselijker, voor alle personages. Zeker voor dat van Harrison Ford, Rick Deckard. Daar begreep ik in het begin, vooral door die voice-over, niets van. Ik vond het een beetje een trieste clown. Wie geeft een reet om zijn gezeur? Hij alleszins zelf niet, of toch wel? Ik heb nooit gevoeld dat Deckard ergens anders om geeft dan wat er van hem over is: een hoopje ellende. Dat was de impressie die ik van hem kreeg. Een hoopje ellende met een tough attitude, een stoere houding (lacht).
Dat werd bevestigd door die klagende voice-over die vertelt hoe hij zich voelt: ‘Oh mijn God, wat gebeurt er met mij?’ We weten nu dat Harrison iets had van “die voice-over doe ik helemaal niet” en “met die film ben ik ook niet zo gelukkig”. Omdat Ridley er niet was en hij contractuele verplichtingen had dook Harrison in de studio. Met veel tegenzin. Er zit heel wat onwil in die voice-over en dat krijg je mee als kijker. Wanneer je andere stukjes voice-over hoort die ze er uit lieten, ben je heel blij. Maar goed, het zijn uiteindelijk details. Ik vind alle drie de versies op zichzelf heel goed, al zijn er duidelijk tekorten in de eerste twee versies. Ridley kiest voor wat hij het beste vindt en dat is in wezen de versie die hij had. Op film! Toen was ie klaar. En nu is ie klaar in een formaat voor de nieuwe tijd. Fascinerend!
Hoe ontstond die magistrale sterfscène van jouw personage?
HAUER: Het was eerst heel anders. Nu is het een jacht waarbij de achtervolger de achtervolgde wordt, wat ik heel mooi vind. Daardoor ga je als toeschouwer ook denken ‘deze man gaat het niet maken, dit gaat niet goed aflopen’. Deckard loopt bijna de hele film weg, maar tijdens het laatste deel zie je hem draaien. Zijn confrontatie met Batty was eerst een vechtscène in een grote gymzaal. Er waren speciale effecten ingebouwd maar dramatisch vond ik het niet spannend. Want er zat niet veel verloop in. Een vechtscène blijft toch een vechtscène
en daar kan je niet zo vreselijk veel drama mee vertellen.
De kinderrijmpjes ‘one, two, three, buckle my knee’ (‘een, twee, drie, gesp vast mijn knie’) zaten al in het scenario en omdat er ook de vier levensjaren van Roy zijn, vroeg ik ‘waarom maken we er geen spel van, een soort van kiekeboe in dat rare gebouw? Daardoor introduceer je een dans in de jacht’. Dat idee werd geaccepteerd, waardoor het slot een soort jacht wordt op dat konijntje, Deckard. Om dan uiteindelijk te zeggen ‘konijntje, snap je het nou, ik heb je bij je oren, moet je heel goed naar me luisteren, ik heb niet zo lang meer, ik heb geprobeerd je iets van het leven te laten zien, jij wil het maar niet snappen, begrijp je het nou, boem!’ Dat is eigenlijk de essentie van het verhaal.
Ook de dialoogzin ‘tears in the rain’ was van jou.
HAUER: De in het scenario uitgeschreven sterfscène gaf me het gevoel in een opera te zitten. Zo nadrukkelijk, bombastisch en theatraal klonk het. Het was ook veel te lang. Met Ridley had ik al gesproken over het idee dat er een moment is waarop Roy zich realiseert dat hij niet meer zo lang heeft, dat zijn batterijen aflopen. Daarom steekt hij zijn vingers in het stopcontact of duwt hij een Christusspijker door zijn hand; hij zoekt een kick die hem een laatste energiestoot bezorgt.
Tegen Ridley zei ik dat wanneer Roy, heel padvinderachtig, zijn laatste goede daad verricht heeft, de energie heel snel uit hem moest weglopen. Hij mocht ook niet te veel zeggen. Gewoon een paar dingen. Niet die hele brok tekst, daar verniel je het mee. Verras je publiek dat, wanneer het een beetje meezit, ook een beetje van dit rare monster is gaan houden. Ridley ging akkoord. De avond voor de opnames dacht ik aan enkele mooie monoloogzinnen (declameert): “I’ve seen things you people wouldn’t believe. Attack ships on fire off the shoulder of Orion. I watched C-beams glitter in the dark near the Tannhauser gate”.
Zinnen die poëzie in zich hebben, ruimte. Daar zie ik het universum in: ruimteschepen ergens ver weg. Maar tegelijkertijd slorpt het een deel van zijn leven op. En alleen de laatste zin, daar voel je in hoe Roy zich voelt over de vier jaar die hij heeft gehad, over de zoektocht. Die zin bedacht ik: “All those moments will be lost in time, like tears in the rain”. “Al die momenten zullen verloren zijn in de tijd, zoals tranen in de regen”. Hij begrijpt wat hij heeft gezien, hij beseft dat het voorbij is. Het vluchtige van het leven is iets heel moois en dat zit er allemaal in. Dat als stervende te zeggen is okay.
Zo heb ik dat dus toen gedaan. Het was heel zwaar op die laatste opnamedag. De opnames waren ook erg moeilijk geweest. Met veel regen, ijzige of doorrookte sets, lange uren, tien nachten opnames na elkaar,… Mijn idee was eenvoudig: wanneer ik sterf, doe ik niets meer. Ik dacht dat de duif die ik vasthad dan zou wegvliegen. Maar ze bewoog niet. Waardoor ik ze een zetje moest geven. De duif wipte op mijn dij, sprong op het dak en wandelde rustig weg (lacht).
Een van de vele Blade Runner-interpretaties is dat Batty Jezus is en Tyrell God.
HAUER: Er zitten ongetwijfeld elementen in die daar op wijzen. De Jezus-factor zit zeker in Roys programma. Hem is wijsgemaakt dat hij ook nog schuldig kan zijn. Je kan ook zeggen dat het feit dat hij een schuldgevoel heeft, erop wijst dat hij een ziel heeft. Zo zijn die dingen verbonden. De opbouw van het programma als mens zit warm en interessant in elkaar. En dat heb ik gedaan!
Het feit dat we hier een kwarteeuw later zitten om over Blade Runner te praten, geeft aan dat deze film van speciale betekenis in je carrière is.
HAUER: Dat is ook zo. Het is een unieke film. Niet alleen voor mij maar voor de hele wereld. Voor mij persoonlijk? Hoeveel films zoals deze denk je dat een acteur kan maken? Er zijn maar weinig acteurs die aan zo’n film hebben meegewerkt en er is maar één Blade Runner. Het is een moment waar alles heel erg mooi klikte. De elementen, en dat zijn er vast tienduizend, bepaalden dat we hier nu zitten. Die momenten zijn aan elkaar geregen. Niemand die het zo kan bedenken. Het is zo gebeurd, er is wat van over, er is bij de dvd een ontzettend interessante
documentaire. Films zoals deze, zo zie je er niet veel.
En er zit grote leerstof in. Het is een goed voorbeeld. Dit soort film wordt niet meer gemaakt, nooit meer. Er is geen tweede Ridley Scott en het geld om zo’n film nu te maken is er niet. Ook dat is de vergankelijkheid van de momenten. Het is voorbij. De wil, het begrip, het geld, de kundigheid, het is bijna niet meer op te brengen. Het is heel moeilijk om mensen uit te leggen wat het speciale is, ze moeten er maar naar kijken. Maar het is een diamant van een dvd en de Blu-ray komt eraan. Blade Runner neemt ons mee in de ware toekomst. Dit is waar film naartoe gaat. Een van de media die ons gaat helpen om films te maken is Blu-ray. Het is een heel bijzonder raam waarbinnen we films van grote kwaliteit kunnen maken. Direct naar dvd, boem! Prachtig!
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 548, april 2008)
INTERVIEW AMSTERDAM – 15 JANUARI 2008
BLADE RUNNER – THE FINAL CUT; Ridley Scott; USA 1982-2007; 113’; met Harrison Ford, Rutger Hauer, Sean Young, Daryl Hannah; FILM: **** / EXTRA’S: **** (inleiding, commentaren, documentaire); dis. Warner
BLADE RUNNER – ULTIMATE COLLECTOR’S EDITION; Ridley Scott; USA 1982-1991-2007; 104’, 113’; FILM: **** / EXTRA’S: **** (5 filmversies, inleiding, commentaren, documentaires, archiefmateriaal, boekje, film clip, art work); dis. Warner
VOOR KONINGIN EN VADERLAND; Paul Verhoeven; N 1987; 207’; met Rutger Hauer, Jeroen Krabbé, Derek de Lint; SERIE: ** / EXTRA’S: 0; dis. Indies