Dossier American Independents. Deel 7: Larry Clarks omstreden Ken Park
Een beetje controverse is commercieel best interessant, maar «trop is te veel». Dat ondervond de omstreden fotograaf-regisseur Larry Clark met zijn vierde film. Ken Park (A-Film, Film: **** / Extra’s: **) is een project waarmee de maker van Kids en Bully al 12 jaar rondliep voor hij eindelijk een beperkt budget (1,3 miljoen dollar) kon versieren. Niet in de VS, waar Kids producent Miramax afhaakte en iedereen het onderwerp «te hard» vond, wél in het nieuwe «normen en waarden» epicentrum Nederland.
Daarmee waren de problemen niet van de baan want de in 2002 door co-regisseurs Larry Clark en Edward Lachman afgewerkte prent kan in de VS maar geen verdeler vinden en werd in Australië zelfs verboden. Zijn de filmmakers té onafhankelijk en is Ken Park té extreem?Daar lijkt het op. In economisch moeilijke tijden heerst er een zero-tolerantie voor Amerikaanse onafhankelijke films die qua inhoud en/of vormgeving té zeer van de norm afwijken. Gus Van Sant werd in de VS vakkundig afgemaakt n.a.v. Elephant en Gerry. De manier waarop Clark en Lachman onaantastbare Amerikaanse taboes zoals familie en seksualiteit aanpakken is blijkbaar nog verontrustender.
Gaan ze te ver? «Als beeldend kunstenaar denk ik niet in die termen», zegt Larry Clark. «In Ken Park zie je emotionele en visuele eerlijkheid. Ik ben er niet op uit om mensen te shockeren maar om verhalen te vertellen die volgens mij moeten worden verteld». Ed Lachman duidt de verontwaardiging: «Mensen beneden de 30 begrijpen de film, mensen boven de 30 hebben vragen bij de methodologie». Wat Clarks arrogant klinkend credo «ik ben de enige cineast die jongeren kunnen vertrouwen» een andere betekenis geeft.
Bijna niemand struikelt over de beginscène waarin een skater zich voor de ogen van iedereen, en voor de lens van zijn videocamera, door het hoofd schiet. Terwijl expliciete seksscènes (met erecties, ejaculaties en wurging) voor stormen van protest zorgen. Deze selectieve verontwaardiging wijst op een dieper ongemak. Men mist houvast doordat elke eenduidige verklaring en/of veroordeling ontbreekt. De vier adolescenten en hun ouders reconstrueren immers niet de geest en het leven van de dode «Ken Park» maar onthullen hun eigen triviaal bestaan in de suburbia.
Het Californische Visalia als microkosmos van een disfunctionele samenleving. Niet dat maatschappijbeeld of deze portretten choqueren, wél het feit dat Clark het «shockerende» toont zonder geshockeerd te zijn. Ken Park is nooit ophitsend (seks wordt geen porno), sensationeel (geweld blijft sober) of moraliserend (geen manicheïsme in de kijk op gedrag en op mensen). Terwijl de verhalen van de jongen die zijn grootouders neersteekt of de vader die zijn zoon seksueel benadert normaliter alleen maar «verontwaardiging» kunnen/mogen oproepen.
Het is deze onderkoelde en niet-moraliserende toon die Lachmans «ouder dan 30 publiek» stoort, gewend aan morele hysterie en geruststellende verklaringen. Zeker in de VS, waar een «silver ring» campagne seksuele onthouding voor het huwelijk én schuldgevoelens bij tieners promoot, is het uitschakelen van het zondebegrip een doodzonde. Ken Park eindigt niet met een statement maar met een vraag. «Ben je niet blij dat je moeder je niet heeft geaborteerd?» vraagt Kens zwangere vriendin. Hij bewaart het stilzwijgen. Ook de vraag naar het waarom van zijn zelfmoord blijft onbeantwoord.
Net daarvoor eindigt het verhaal van de drie misbruikte kinderen hoopvol en met een zekere catharsis. «Deze kinderen zullen overleven», zegt Larry Clark, «ze leggen een band via seks, ze hebben op een mooie manier lief en praten over een utopische wereld. Hun geluk is dat ze elkaar hebben en op een gezonde manier seks beleven». Het is overduidelijk dat seks in Ken Park een metafoor is voor de emotionele noden van mensen. «Volwassenen gaan met seks slecht om», aldus Clark, «bij hen is het puur misbruik. Ze gebruiken seks om eigen emotionele noden te vervullen. Ze misbruiken hun kinderen en dat is heel erg fout».
Toch ontstaat er nooit een zwart-wit tegenstelling tussen «goede» jongeren(hun skateboard staat voor vrijheid en plezier) en «slechte» volwassenen. Ook de volwassenen blijken kwetsbaar, complex en emotioneel. Slachtoffers van puriteins Amerika en de eigen communicatieproblemen. «Nobody loves me» zucht de homofobe vader wanneer zijn dronken poging tot misbruik abrupt eindigt. Alles
draait om het overleven van de eigen familie en het weerstaan aan sociale druk.
Ondanks het lage budget is Ken Park bewust niet op digital video gefilmd. De makers verkozen poëtische en klassiek ogende 35mm fotografie boven een pseudo- documentaire Dogma-look. Niet alleen omdat die rauwe stijl een cliché is geworden maar ook omdat de kijker erdoor wordt misleid én afgeleid. Beelden vertellen voor Clark en Lachman een verhaal. Niét het verhaal van de filmmakers, wél dat van onbegrepen tieners en getraumatiseerde volwassenen: een indringend en levensecht verhaal. «Ik kan niet dromen van andere plaatsen» zegt Shawn die «iets» heeft met een moeder én haar dochter, «ik kan het me niet inbeelden. Alles ziet eruit zoals hier». Plaatsen, mensen en generaties hebben meer gemeen dan op het eerste gezicht lijkt.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film en Televisie, n° 542, mei-juni 2004°