Dossier American Independents. Deel 4: The Passion of the American Indies
Mel Gibson bracht met The Passion of the Christ«indiewood» tot in het hart van Hollywood. De nu al meest succesvolle Amerikaanse onafhankelijke film is goed op weg om mainstream-symbool litanie te verdringen als grootste kaskraker ooit. Waardoor het «indie» label definitief «commercieel» lijkt geworden. Vraag is of dat onafhankelijke filmmakers zal stimuleren of hen juist nog meer zal meesleuren
in de cijferlogica.
De «independents» krijgen dan wel eindelijk erkenning maar de kloof tussen «grote» en «kleine» onafhankelijke filmmakers groeit en de triomf van Gibson helpt de andere «indies» niet uit het slop. We contacteerden Joseph Pierson opnieuw om te kijken of zijn EvenHand (in juni te zien tijdens Filmfest Munchen) ondertussen de bioscopen bereikte en of de regisseur heilzame invloed van The Passion of the Christ verwacht.
Niet iedereen is ervan overtuigd dat The Passion of the Christ het «indie» label verdient. De naam Mei Gibson, het budget van 25 miljoen dollar en de «non-indie spirit» zijn de argumenten van de tegenstanders. Anderen benadrukken dat succes onafhankelijkheid niet uitsluit en dat «The System» Gibsons project afwees. Indie-goeroe John Pierson (auteur van «Spike, Mike, Slackers & Dykes») sluit voor indieWIRE de discussie af: «Zelf gefinancierd, persoonlijke visie, gemaakt voor een «niet bediend publiek», uitgebracht door een onafhankelijke verdeler. Het is «independent» met hoofdletter l».
Dat de film niet alleen buiten het studiosysteem werd gemaakt en verdeeld maar ook nog succes kende, zien velen als een stimulans. «Het is aanmoedigend omdat het aangeeft dat we op zo’n manier films kunnen blijven maken, zonder voor distributie terug te moeten vallen op een studio», zegt Bruce Davey van Gibsons productiemaatschappij Icon: «Er is leven na de studio’s».
The Passion of the Christ blijft echter een nauwelijks te catalogiseren film waarvan de invloed op «onafhankelijke cinema» moeilijk te voorspellen is. EvenHand-regisseur Joseph Pierson (géén familie van John Pierson) «denkt niet dat de prent enig effect op onafhankelijk filmmaken zal hebben. Het is meer een kwestie van gelovigen die gaan kijken naar een film die zich richt op hun overtuigingen». In de VS valt trouwens op dat «art house»-bezoekers, het traditionele publiek van de «indies», sterk ondervertegenwoordigd zijn bij The Passion of the Christ-gangers.
Een groot deel van het «art house» publiek vreest bovendien dat de Gibson-manie bijdraagt tot de zgn. «Miramaxization» van de onafhankelijke film, verhoogde productie- en promotiebudgetten die leiden tot flessenhalzen in de zalen doordat films voor schermen vechten. Joseph Pierson: «De markt knijpt de ware «independent» dood. Het is niet langer mogelijk om een goed ogende onafhankelijk gefinancierde 35mm film te maken voor l of 2 miljoen dollar met de verwachting dat investeerders hun geld recupereren. Er zullen daarentegen nog heel wat digitale films voor 200.000 dollar gemaakt worden. Voor mijn volgende film zoek ik dan ook een productiepartner in de industrie en niet langer privé-lnvesteerders. Dat zal compromissen vragen, maar niet al te schrikwekkende. Ik kan gewoon niet wachten om opnieuw een productie op te starten».
Want ondertussen is EvenHand nog altijd onuitgebracht: «Een verdeler vinden voor een film zonder sterren; lesbiennes of actie is bijna onmogelijk. Ik was blij dat EvenHand in première is gegaan op betaalzender Sundance Channel en dat ik dankzij Hart Sharp Video een dvd heb kunnen uitbrengen met verzorgde extra’s. Het valt me echter ontzettend tegen dat ik de film nog niet in Europa of elders In de wereld heb kunnen verkopen. Onze vorige film, Cherry, deed het uitstekend op de internationale markt. Ik vind dat EvenHand een betere film is en kan dan ook moeilijk begrijpen dat de film buiten Noord-Amerika zelfs niet voor tv of video is aangekocht. Misschien is de wereld uitgekeken op Amerikaanse agenten. Al geloof ik dat de politie bij ons toch anders in beeld komt».
EvenHand lijkt een van de slachtoffers van een trendbreuk bij de indies. Van eind de jaren ’80 tot midden de jaren ’90 gold de filmmaker als ‘selling point’ van een onafhankelijke film; vanaf eind de jaren ’90 gingen sterren films verkopen. Magnolia, Personal Velocity en Lost in Translation zijn enkele Indies met «namen» op de affiche. Maar ervaren acteurs geven ook kleine producties zoals 11:14, The United States of Leland en Dot the I uitstraling. Pierson: «Ik ben er zeker van dat wanneer Ik alles hetzelfde had gedaan, behalve dan het casten van sterren, de film wél verdeeld zou zijn geraakt. Dat vind ik jammer. Velen vertelden me dat ze hadden genoten van de vertolkingen van Bill Sage en Bill Dawe. Bovendien zorgde het casten van relatief onbekenden ervoor dat mensen sneller vergaten dat ze naar een film zaten te kijken, waardoor ze vlotter in het verhaal opgingen. Het is erg jammer dat het voor filmmakers zoals ik onmogelijk wordt om te filmen met getalenteerde onbekende acteurs. Ik vraag me ook af waar de volgende golf sterren vandaan gaat komen. Als regisseurs zoals ik geen onbekenden mogen gebruiken, kunnen acteurs zoals Jo Tillett Wright, die de jonge Toby speelt, zich niet meer bewijzen».
Voor zijn eigen toekomst is de conclusie ontnuchterend: «Ik zal volgende keer een film moeten maken met sterren om een kans te maken geselecteerd te worden voor topfestivals en om te verkopen aan grote «independent» verdelers». Van technologie verwacht Pierson geen heil: «Zoals ook de uitvinding van de typemachine geen invloed had op de kwaliteit van literatuur, zo zal digitale technologie het medium wel toegankelijker maken maar niet leiden tot betere films. Er gaan meer films gemaakt worden omdat meer mensen in staat zijn ze op te
nemen en te monteren, maar het merendeel zal rotzooi zijn!».
New York, 16 maart 2004
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film en Televisie, n° 542, mei-juni 2004)