De Western. Deel 3: Home on the range
Gedreven door de wil zich te bevrijden van het Eurocentrisch historisch perspectief dat de migranten uit de «Oude Wereld» meebrachten, begon de piepjonge Amerikaanse natie snel een eigen (volkse) geschiedschrijving te ontwikkelen. Populair entertainment als pulpliteratuur, Wild West shows en rodeo’s zorgden er samen met schilderkunst en fotografie voor dat de «Go West»-beweging hét symbool werd voor het ontstaan van het land en de ontwikkeling van de Amerikaanse droom.
De klassieke western vond inspiratie in een met het «American frontier»-concept verbonden historische periode. Tussen 1862 (afkondiging van het recht op «free land») en 1893 (officieel het einde van de frontier en de «open range») werd het land ontsloten via de strijd met de indianen, de bouw van een spoorweg dwars door het land, het ontstaan van mijnsteden, de trektochten van veedrijvers en het opeisen van land door boeren. Het levert de western 7 basisverhalen op die draaien rond cavalerie en indianen, spoorweg of postkoets, het rijk van de veebaronnen, ordehandhaving, wraak, outlaws en kolonisten.
Het realisme van de western (thema’s en look zorgen voor documentaire accenten) gaat gepaard met idealisering van de historische realiteit («tall tales» en «larger than life»-helden). Waardoor de western zorgt voor zowel reflectie over het verleden en de waarden van het land als voor de mythologisering van de geschiedenis. De mythevorming is verbonden met een dramatisering van de verhouding tussen natuur en cultuur. Maar ook met de strijd tussen geloofsovertuiging en existentiële twijfel én met het conflict tussen individu en gemeenschap.
In zijn lezing «The Significance of the Frontier in American History» koppelde Frederick Jackson Turner in 1893 het «Amerikaans karakter» (uitbundigheid, rusteloze energie, individualisme) aan de door de «frontier ervaring» veroorzaakte botsing tussen beschaving en wildernis, tussen Oost en West. Een puur Amerikaanse verklaring voor de Amerikaanse geschiedenis (waarbij de kans op ‘free land’ en het terug van nul beginnen in een nieuwe wereld cruciaal waren) wordt hernomen door de toonaangevende historicus Henry Nash Smith in zijn van 1950 daterend «Virgin Land: The American West as Symbol and Myth».
De onderliggende ambivalentie, «grenzeloze mogelijkheden houden ook gevaar in», wordt de motor van de western. Concepten zoals de «tuin en de woestijn» maar ook de relatie tussen de westernfiguur en zowel zijn gemeenschap als het landschap komen aan bod in het werk van John Ford, Anthony Mann, Budd Boetticher, Howard Hawks, Robert Aldrich, Sam Peckinpah, Clint Eastwood en ook Kevin Costner. De strijd tussen boeren en veehouders (Shane), tussen primitieve en beschaafde veebaronnen (The Big Country), tussen een onteigende veefokker en een rijke veebaron (The War Wagon) en tussen kleine goudzoekers en industriële mijnontginners (Pale Rider) draait telkens om grond (en water) maar ook om waarden én een samenleving.
In The Big Country (MGM, Film: **** / Extra’s: geen) vormt de held als bemiddelaarbij de machtsstrijd het morele centrum van de film maar vaak is de moedige man ook een gevaar voor de gemeenschap die hij wil beschermen. In The War Wagon (Universal, Film: *** / Extra’s: geen) is Taw Jackson een outlaw die bij een postkoetsoverval slachtoffers maakt, terwijl in Shane (Paramount, Film: **** / Extra’s: ***) en Pale Rider (Warner, Film: **** / Extra’s: geen) de vreemdelingen Shane en Preacher met hun wapens de zuiverheid bedreigen van de gemeenschap die ze willen redden. Waardoor ze nooit volledig «thuis» zijn in de samenleving en uiteindelijk terugkeren naar «de wildernis» waar ze zowel vrouwen als verantwoordelijkheden ontvluchten.
Of waarbij ze, zoals de oude cowboy in Will Penny (Paramount, Film: **** / Extra’s: **), voor hun geliefde hun eigen toekomst opofferen. Een en ander is te herleiden tot het contrast tussen «home on the range» en «open range», de tegenstrijdige verlangens naar geborgenheid (dak boven het hoofd) en vrijheid (de weidse vlaktes). Waarbij de «range» staat voor de woeste weidegrond die de boeren vruchtbaar willen maken en waarover de cowboys zwerven of hun vee drijven. Twee bevolkingsgroepen, elk met hun eigen idealen en rechten, botsten op die grond.
Het verwerven van «free land» maakte al van eind 18de eeuw deel uit van de Amerikaanse droom. Maar pas in 1862 kende het Amerikaanse congres met de «Homestead Law» elk gezinshoofd het recht toe om gratis een klein stukje «Westen» op zijn naam te schrijven. Op voorwaarde dat die grond vruchtbaar werd gemaakt. De natuurelementen, vijandige Indianen en veeboeren die weinig opgezet waren met de opdeling van de prairie zorgden ervoor dat de droom van de «homesteaders» (o.a. de 50.000 die in 1889 deelnamen aan de «Oklahoma land rush») vaak eindigde in een nachtmerrie (ziekte, armoede en in Kansas en Wyoming ook gewelddadige conflicten).
Toch wisten heel wat «sodbusters» (een naam die verwijst naar hun woningen opgetrokken uit een mix van klei en gedroogd gras) iets op te bouwen en vormde de leegte van «the big country», en de daarmee verbonden eenzaamheid, nog hun grootste vijand. Vandaar dat de «sodbusters» een gemeenschap bouwden rond een kerk of een school. De «Johnson County Range War» (meesterlijk behandeld in Michael Cimino’s «end of the frontier» western Heaven’s Gate) was een laatste wanhopige poging van de veefokkers om de verspreiding van de boeren en hun prikkeldraad te stoppen. Tevergeefs, slechts industriële boerderijen en banken zouden de landbouwers klein krijgen. Het sluiten van de frontier (van 1893 af was het Westen geen groot gebied van «free, open land» meer) had voordien met het democratisch gelijkheidsbeginsel al komaf gemaakt.
Samen met A Place in the Sun en Giant vormt de archetypische western Shane de Amerikaanse droom-trilogie van George Stevens. In Shane gaat de aandacht van de cineast uit naar de rol van geweld in de ontwikkeling van de frontier en bij uitbreiding Amerika. De gruwel van WO II inspireerde Stevens om de revolver te demystificeren via geluid (contrast tussen de stilte van de film en het plotse geluid van de «sixshooter») en een realistische voorstelling van kogelinslagen (voor het eerst werd een slachtoffer in een western door de impact achteruitgeblazen).
Katalysator van de actie is een outsider, een vreemdeling die uit de wildernis opduikt (in Pale Rider dalen destructieve cowboys af uit de bergen) en midden in een conflict over land en water belandt. Het is opvallend hoe Stevens daarbij aandacht heeft voor de argumenten van beide groepen. Ondanks het feit dat Shane bij de «sodbusters» aansluit en we het verhaal grotendeels via de ogen van de jonge Joey bekijken. Het individueel grondbezit van Joe Starrett en de andere boeren beperkt de gebruiksmogelijkheden van de open range door rancher Rufe Ryker.
De troef van Starrett is dat hij geen kortzichtig (financieel) eigenbelang nastreeft maar het geluk van zijn familie en gemeenschap. Door samen te feesten en te werken worden de boeren een onstuitbare kracht. De kleine figuren in een immens landschap (Stevens trok met een speciale lens naar het Grand Teton-gebergte om de nietigheid van de boer en zijn ranch aan te geven) maken van de «woestijn» een «tuin». Shane is een morele western over waarden maar behalve de manifeste symboliek heeft Stevens ook aandacht voor mensen.
Zo belicht hij via Joe’s vrouw Marion de moeilijke positie van de vrouw in een mannenwereld. Marion is een vermoeide en gedesoriënteerde vrouw (in de realiteit zorgde de druk voor heel wat depressies) die zwalpt tussen droom en werkelijkheid, tussen verlangen naar een ander leven (waardoor Shane een romantische figuur wordt) en liefde voor haar man. Ook outsider Shane, die beseft dat de tijd van revolverhelden en wetteloosheid op zijn einde loopt, zoekt zijn plaats in de wereld. Het feit dat hij alleen maar in de verbeelding van een kind kan verderleven maken deze redder van de samenleving tot een tragische held.
Een buiten de gemeenschap (en geschiedenis) levende outsider die ook in het oeuvre van Sam Peckinpah, van Ride the High Country en The Wild Bunch tot Pat Garrett and Billy the Kid, zou opduiken. Een Peckinpah die Shane «the best western ever made» noemde. Clint Eastwood, groot geworden als acteur in spaghetti-westerns en een regisseur die telkens opnieuw de western nieuw leven inblaast (slechts Kevin Costner treedt enigzins in zijn voetsporen), verraste in 1985 met een ecologische versie van Shane.
Pale Rider is zowel een religieuze fabel, een pionierslegende én een vakbondsverhaal met een uit de natuur opduikende ruiter die goudzoekers («tin pans») waardigheid, geloof en (zelfvertrouwen bezorgt. Waardoor ze roots krijgen en een hechte gemeenschap worden. Opmerkelijk is dat de primitieve maatschappij van deze goudzoekers met onschuld en het vrije leven wordt geassocieerd. Niet de goudkoorts ligt aan de basis van gewelddadige driften, wél de industriële beschaving waarvan de «grote» ontginners de voorbode zijn. Hun werknemers terroriseren, bestelen, verkrachten en executeren de «kleine ondernemers» (die nog wel, zoals in Shane, een gemeenschap bouwen maar niet langer van de wildernis een tuin maken).
De maatschappij zit in Pale Rider al met één been in de volgende eeuw maar blijft héél barbaars. Uiterlijk heerst de beschaving maar innerlijk domineert het wilde. Het emotionele leven van de door de frontier-mythe gedreven «helden van het Westen» blijkt complexer en passioneler. Ze dromen van een bestaan waarin hun vrije leven een ongrijpbare herinnering zal worden. «This is my home, this is my dream» zegt goudzoeker Huil Barrett in een geïnspireerde speech. Daar waar het verhaal in Shane wordt verteld via de ogen van een kind, tovert het gebed van adolescente Megan in Pale Rider de «Preacher» te voorschijn. Een projectie die de weg vrijmaakt voor een «home on the range».
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film en Televisie, n° 539, februari 2004)