Paul Thomas Anderson: De auteur die Hollywood wakker schudde
Na de eigenzinnige studiofilms van de jaren 70 en het Nieuwe Hollywood van Coppola en Scorsese leek de door financiers telegeleide Amerikaanse filmindustrie eind jaren 80 ingedommeld. Tot Hollywood gewekt werd door de ‘Sundance kids’ van de videogeneratie: Steven Soderbergh, Quentin Tarantino, David Fincher, Spike Jonze, David O’ Russell, Todd Haynes, Darren Aronofsky en Paul Thomas Anderson.
“Die idioten investeerden net 75 miljoen dollar in een experimentele film” lachte David Fincher toen Twentieth Century Fox besloot Fight Club te financieren. Deze boutade zegt veel over de haat-liefde relatie tussen Hollywoodstudio’s en de auteurscinema in de jaren 90. Een relatie gekleurd door winstbejag (studio’s ontdekten het commerciële potentieel van auteursfilms) en ambitie (de auteurs waren autodidacten, opgegroeid met video en belust op onafhankelijkheid).
M.a.w. het effect Pulp Fiction (Tarantino’s megahit) en het effect Sex, Lies, and Videotape (Soderberghs artistieke triomf ). Waardoor geld ineens in de handen van durvers belandde en producenten kennismaakten met een andere toon, een nieuw soort cinema. Het ingedutte Hollywood was gewekt maar bleef argwanend t.o.v. vernieuwers. Macht rijmt immers met controle en winst. Alles begon met het onverwachte Sundance- en Cannes-succes van Steven Soderberghs Sex, Lies, and Videotape in 89 en de meer dan 200 miljoen dollar die Gouden Palm Pulp Fiction in 94 opbracht.
Avantgarde-projecten bleken plotseling rendabel en de studio’s wierpen zich met hun ‘indie’-filialen op het ‘gat in de markt’. Jonge filmmakers zoals Todd Haynes, David Fincher, Darren Aronofsky, Spike Jonze, David O’ Russell en Paul Thomas Anderson begonnen van artistieke vrijheid te dromen. “Toen ik Pulp Fiction voor het eerst zag was ik verbijsterd en enthousiast,” aldus Anderson, “plotseling voelde ik dat ik zou kunnen doen wat ik wou. Ik voelde de creativiteit letterlijk exploderen in dit land”.
Toch veroverden de auteurs Hollywood niet zonder slag of stoot. Jonze knokte jarenlang om het geniale Charlie Kauffman-scenario Being John Malkovich te verfilmen, Soderbergh kreeg zijn “49 miljoen dollar Dogma-film” Traffic moeilijk rond, Russell diende George Clooney te casten voor Three Kings en Fincher moest zich verzetten tegen de eis van zijn producent om het gewelddadige einde van Seven te schrappen. De nieuwlichters ontdekten dat geen contract de permanente strijd voor behoud van artistieke onafhankelijkheid uitsluit.
Het bevalt producenten dat een Paul Thomas Anderson altijd “aan de toeschouwer en zijn emotionele reactie op dingen denkt” maar minder dat een scène met uit de lucht vallende kikkers 5 miljoen dollar kost (Magnolia). New Line gaf Anderson alleen maar carte blanche voor Boogie Nights op voorwaarde dat het budget tot 15 miljoen dollar beperkt bleef, de film niet langer dan 3 uur duurde en dat een ‘verboden onder de 18’-classificatie werd vermeden (niet evident voor een film over een pornoster). Toen desastreuze testresultaten voor extra druk zorgden besloot P.T.A. om voortaan in zijn contract een verbod op testvertoningen op te nemen.
Paul Thomas Anderson (°1970) was altijd al eigenzinnig én ambitieus. Op 7-jarige leeftijd noteerde hij in zijn zakagenda: “Mijn naam is Paul Anderson. Ik wil schrijver worden, producent, regisseur, speciale effecten ontwikkelen. Ik kan alles doen; ik ken alles. Huur mij in”. Met dezelfde lef trok de man die zijn filmkennis in de videotheek opdeed naar Sundance 93 met lowbudgetkortfilm Cigarettes and Coffee. Het leverde hem lof op, plus een plaats in het Sundance Lab én een aanbod van Fox-filiaal Rysher om een langspeelversie te maken. Anderson stelde meteen harde eisen: hij de regie, Philip Baker Hall de hoofdrol. Toen hij de producenten uit de montagekamer verdreef en weigerde zijn 2u40 durende versie in te korten werd Sydney zonder hem opnieuw gemonteerd en hertiteld tot Hard Eight.
Anderson stuurde de Sundance-jury zijn versie en reageerde bitter: “Ik ben wantrouwiger geworden, op het randje van het paranoïde, en daar ben ik blij om want ik wil me nooit meer laten beetnemen. Nooit meer”. Als reactie schreef hij Boogie Nights “voor de lol”. Maar de vrolijke onbezorgdheid van zijn personages verbergt amper de melancholische ondertoon van dit initiatieverhaal dat meer gaat over een surrogaatfamilie dan over porno. Anderson laat zich opmerken door een scherpe maar tedere blik én het op aangrijpende wijze combineren van het komische en het dramatische.
Techniek (camerabewegingen, parallelmontage) staat ten dienste van de acteurs. Philip Seymour Hoffman, Julianne Moore en Daniel Day-Lewis schitteren dan ook bij deze cineast die op relaties focust en dialogen ruimte geeft. Na voor Boogie Nights elke fase van het productieproces onder zijn controle te hebben gebracht verwierf Anderson final cut voor Magnolia, een mozaïekverhaal met 11 personages verwikkeld in disfunctionele relaties. Deze fabel over getormenteerde levens werd bekroond met de Gouden Beer in Berlijn maar voldeed niet aan de hooggespannen commerciële verwachtingen van de producenten, net zoals de surrealistische komedie over obsessief gedrag Punch-Drunk Love.
Maar nog voor zijn dertigste had Anderson met het aan ensemblefilm Short Cuts (hij was stand-in director bij Altmans A Prairie Home Companion) herinnerende Magnolia een van de meest markante films van de jaren 90 gemaakt. Zijn Citizen Kane. Ondanks die zware erfenis vervolgt hij rustig een eigen(zinnig) traject. Terwijl Jonze alleen clips draait en kinderboeken verfilmt (Where the Wild Things Are), Fincher (Zodiac) en Tarantino (Death Proof) commerciële flops afleveren, Soderbergh slechts scoort met de Oceans-franchise en Russell (I Heart Huckabees) alleen maar met schandalen, bestendigt Anderson zijn doorbraak.
Vijf jaar werkte hij aan het magistrale epos There Will Be Blood. Zonder van zijn visie af te wijken. Behalve bescheiden box-office cijfers levert het kritische waardering en stapels prijzen op voor deze Upton Sinclair-adaptatie. Paul Thomas Anderson drukt ook op dit decennium zijn stempel.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 583, maart 2008)