Interview Katell Quillévéré: Réparer les vivants brengt schoonheid en fragiliteit samen
Na het gestileerde Suzanne balanceert Katell Quillévéré met haar poëtische romanadaptatie Réparer les vivants opnieuw tussen melodrama en drama. Een gesprek over cinema, chirurgie en een warm hart.
Wanneer we de Frans-Ivoriaanse cineaste Katell Quillévéré (°1980) tijdens Film Fest Gent complimenteren met haar ijzersterke Maylis de Kerangal adaptatie Réparer les vivants reageert ze bescheiden. “Ik hoop vooral dat ik een een erg emotionele, menselijke film gemaakt heb die aangeeft hoe cruciaal het is om deel uit te maken van een gezin en een gemeenschap. Een samenleving die levens verlengt is een warme gemeenschap.”
Réparer les vivants is geen gortdroge, didactische themafilm over orgaandonatie en harttransplantaties maar een gestileerde en poëtische film over een verlies en een geschenk. Nu eens rauw-realistisch in de beste Maurice Pialat traditie, dan weer artificieel en emotioneel in een stijl die herinnert aan Douglas Sirk. Op smaak gebracht met een snuifje medisch surrealisme uit de keuken van David Cronenberg.
Je opent met een onheilspellende surfscène.
“Ik schenk altijd veel aandacht aan openingsscènes omdat zij de toeschouwer in de film zuigen. Zowel Un poison violent, Suzanne als Réparer les vivants openen krachtig én zintuiglijk. De surfscène geeft aan dat het leven een continue beweging is die altijd een weg zoekt, ook na de dood. In het begin zit alles: het vitale elan én de fragiliteit van de levende.”
Net zoals in Suzanne verzoen je tegenstrijdige esthetische benaderingen.
“Om origineel en levendig te zijn moet een film ook contradictoir zijn. Réparer les vivants duikt eerst in het droomleven van adolescenten, wordt met het ongeval een realistisch drama en flirt met het melodrama wanneer orgaandonatie ter sprake komt. Opnieuw Maurice Pialat en Douglas Sirk dus. Gevoelens, liefde, het traject van mensen en van een hart.”
Alles draait om de personages en niet om het verhaal.
“Ik koos voor een relaisfilm, waarbij we van het ene personage naar het andere gaan, omwille van de parallel met het parcours dat een orgaan aflegt van donor tot transplantatiepatiënt maar ook omdat personages daarbij evolueren in functie van hun eigen noden en niet in functie van het verhaal. Elk personage is een mens van vlees en bloed en geen pion in de narratieve ontwikkeling. Zo is de positie van bemiddelaar Thomas complex en ambigu. Enerzijds hoopt hij mensen de kans te geven hun leven te verlengen maar anderzijds begeleidt hij vooral een familie bij hun keuze.”
Door de operatie stil te leggen voor een ritueel afscheid van Simon doet hij iedereen stilstaan bij het gebeuren.
“Twee totaal verschillende logica’s ontmoeten elkaar. Enerzijds de contactpersoon die het traject van de donor heeft gevolgd en dat ritueel wil afsluiten, anderzijds de chirurg die de operatie klinisch en perfect wil laten verlopen om het orgaan in een optimale toestand aan de wachtende transplantatie patiënt te bezorgen.”
Hoe ver je kon en wou je gaan in het tonen van dingen?
“Ik stelde me constant de vraag wat ik wel of niet kon tonen. Chirurgie en kijken wat er onder een menselijke huid zit zijn verbonden met vooruitgang. Er was een tijd dat men niet mocht kijken naar dat lichaam en zijn werking. Dankzij dokters die gek en nieuwsgierig genoeg waren om dat taboe te doorbreken en te kijken hoe men lichamen kan verzorgen en herstellen werden veel mensen gered. Chirurgie was altijd verwikkeld in een strijd en cinema levert een gelijkaardige strijd. Film gaat kijken op plaatsen waar men normaal niet gaat zien, toont dingen die normaal verborgen blijven. Een hart dat na transplantatie gaat kloppen is zo’n krachtig en geheimzinnig gegeven; enkel door het te tonen kon ik de intensiteit ervan overbrengen. Het is een emotioneel, verwarrend moment waarop het triviale en het sacrale elkaar ontmoeten. Triviaal omdat het een bloederig, fysiek gebeuren is en sacraal omdat het mysterieus en miraculeus blijft. Het sacrale kan niet opduiken wanneer voordien het triviale er niet is geweest. Het filmeinde is metaforisch. Het beeld van de ogen van de vrouw is een synthese; ze beseft dat ze leeft en tegelijk is ze dankbaar voor het geschenk. Vreugde en dankbaarheid gaan samen. Ze is erkentelijk naar de donor toe, het is alsof ze haar donor ziet en ‘dank je’ zegt.”
De familie van de donor mag niet weten wie de ontvanger is maar je laat de filmkijker wel kennismaken met die vrouw.
“Dat is de essentie van een film die zich aan de kant van de levenden schaart. Vanaf dat het hart gegeven is, gaat de film over het traject van dit hart in alle aspecten. Het gaat over hoe een gemeenschap, een hospitaal, een familie zich organiseert om een dood te verwerken en een leven te verlengen. Het onderwerp van de film is onze sterfelijkheid en daarom is de ontvanger belangrijk.”
Réparer les vivants lijkt verwant met David Cronenbergs Dead Ringers, waar realisme langzaam verglijdt naar surrealisme.
“Cronenberg was inderdaad een inspiratiebron. Het kan lijken dat de scènes in de operatiezaal heel realistisch documentair zijn, maar ze zijn net heel gestileerd en gesofisticeerd. Er is aan mise-en-scène gedaan, we draaiden bewust in een studio en dachten over alles na. Over de kleur van de muren, de kleur van de kledij, het door Caravaggio geïnspireerde licht rond het lichaam, de wijziging van standpunt, de positie van de camera,… Ik wou deze film absoluut maken omdat de reis van een orgaan bij transplantatie me fascineert maar ook omdat ik graag een lichaam op een tegelijk anatomische, poëtische en metafysische wijze wou filmen. Schoonheid en fragiliteit samenbrengen in een intens emotioneel avontuur, dàt is cinema voor mij.”
IVO DE KOCK
(Interview verschenen in DE FILMKRANT, februari 2017; Interview Quilévéré)