Zweedse komedies: Melancholische galgenhumor
Zweedse cinema is meer dan kinderfilms (Gebroeders Leeuwenhart), misdaadseries (Wallander) en Ingmar Bergman. Zweedse films zijn ook niet steevast ernstig en dramatisch. Zweden is immers een rijk filmland met een lange filmgeschiedenis en gediversifieerd filmaanbod. Met dank aan een heel eigen, zwarte humor bezit het land ook een traditie op het vlak van komische films. Een traditie die teruggaat tot… Ingmar Bergman!
Levendige donkere humor
Ernst en humor, drama en komedie zijn stevig met elkaar verbonden. Voor Molière was het al duidelijk: “Het opzet van komedies is mensen te corrigeren door ze aan het lachen te brengen”. Of zoals de Amerikaanse filmmaker Billy Wilder (Some Like it Hot) het kleurrijk uitdrukte: “Wanneer je filmkijkers de waarheid wil vertellen, wees dan grappig of ze verscheuren je.”
Dat de ondraaglijke absurditeit van leven en dood in pakweg Amerikaanse, Franse en Italiaanse filmkomedies gecompenseerd werd en wordt door humor is gekend. Maar ook Zweedse filmmakers vertalen hun, weliswaar donker, gevoel voor humor in komedies met een ernstige ondertoon.
De man die Zweden als filmland op de kaart zette, Ingmar Bergman, was ook hier een trendsetter. In 1958 draaide hij de poëtische komedie Glimlach van een Zomernacht, een grappige film zonder gags maar vol situatiehumor. Relatieproblemen, verwarrende situaties en onderhuidse seksualiteit zijn ingrediënten die nog in veel komedies zouden terugkomen. Het verhaal draait rond de zich in één nacht afspelende gebeurtenissen in het landhuis waar een courtisane haar dochter, die haar minnaar, haar eigen ex-echtgenoot, diens nieuwe vrouw en hun opgroeiende zoon uitnodigt voor een feest dat flink uit de hand loopt.
Met zijn donkere maar poëtische humor zette Bergman de toon voor het soort komedies dat Scandinavische filmmakers in het algemeen, en Zweedse cineasten in het bijzonder, zouden gaan maken. “Galgenhumor is typisch Scandinavisch” zei de Ijslandse regisseur Grimur Hakonarson (Rams) vorig jaar nog en de films van de Fin Aki Kaurismaki (The Match Factory Girl), de Deen Anders Thomas Jensen (Flickering Lights) en de Noor Bent Hamer (O’Horten) illustreren dit. Hun komedies zijn somber, macaber, cynisch en surrealistisch maar vooral ook bijzonder grappig.
Dergelijke tegelijk donkere en levendige galgenhumor ligt de Zweedse filmmakers goed. Zweden houden van Britse droge humor waar ze met hun morbide, gesloten en pessimistische ingesteldheid een gitzwarte variant van maken. Zweden zijn sterk in lachen met de donkere kant van het leven. Daarbij steken ze vooral de draak met zichzelf, om te overleven lachen ze met hun eigen miserie. Ze lachen om niet te schreien, wat maakt dat de scheidingslijn tussen komedie en tragedie dun is. En ze lachen zowel met de pijnlijke realiteit als met de absurditeit van het bestaan, wat maakt dat ook de scheidingslijn tussen realisme en surrealisme dun is.
Wanneer buitenbeentjes zoals Roy Andersson, regisseur van Songs from the Second Floor, You, the Living en A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence, de regie voeren leidt dat tot bijzonder hilarische, surrealistische en burleske komedies. Vooral die laatste met de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië bekroonde A Pigeon is een bijzonder bevreemdende komedie die geen verhaal vertelt maar via een aantal surrealistische tableau vivants volgens Andersson iets “wil vertellen over ons leven, over ons”. Laconieke galgenhumor zoals blijkt uit de scène waar een zakenman zichzelf wil doodschieten, een laatste keer zijn mobiele telefoon opneemt en “ik ben blij te horen dat je het goed stelt” zegt tegen een anonieme beller.
Een andere Zweedse regisseur, Ruben Östlund, verstrengelt drama en komedie in Turist, het verhaal van een vader die bij een lawine in een skioord zijn vrouw en twee kinderen in de steek laat maar wel zijn smartphone in veiligheid brengt. Östlund peilt op donker-satirische wijze naar de rol van de man in het gezin en de samenleving. Turist drijft stelselmatig de ijselijke sfeer en de absurditeit van de situatie op en toont hoe problemen enkel maar vergroten wanneer men krampachtig tracht vol te houden dat alles normaal is. Een reflex die zo absurd is dat het pijnlijk en hilarisch wordt.
Ook minder bekende Zweedse regisseurs zoals Josef Fares en Felix Herngren leveren boeiende komedies af. De eerste doorspekte ze met actie (Kopps) en romantiek (Jala! Jala!), de tweede scoorde met de romanverfilming The 100-Year-Old Man Who Climbed Out the Window and Disappeared een grote commerciële hit. Deze Jonas Jonasson adaptatie over een levendige 100-jarige die zijn verjaardagsfeestje ontvlucht en opgespoord wordt door politie en gangsters, is een brutale zwarte komedie met een nostalgisch randje. Het verleden, herinneringen en onschuld spelen immers een cruciale rol en de sfeer is melancholisch.
Melancholische komedie A Man Called Ove
Ook het door Hannes Holm (Behind Blue Skies) op de gelijknamige bestseller van Fredrik Backman gebaseerde A Man Called Ove groeide in Zweden uit tot een gigantische hit. Enigzins verrassend omdat het een kleine, zachtaardige tragikomedie is. Maar ook weer niet aangezien het de typisch Zweedse donkere, absurde humor combineert met een flinke dosis nostalgie.
Net zoals Roy Andersson maakt Holm van een zelfmoordpoging (hier met een touw) een running gag én het moment waarop humor omslaat in tragiek en omgekeerd. “Een Saab? Vier nullen op de motorkap en een vijfde achter het stuur.” Met dat soort bitsige, sarcastische humor heeft de 59-jarige Ove zich tot dan toe het imago van bittere grombeer aangemeten. Wanneer twee bosjes rozen volgens de reclame 70 kronen kosten wil hij in de bloemenwinkel een bosje voor 35 kronen. De caissière rolt met de ogen, ze ziet een vervelende zuurpruim. In de verkaveling waar hij woont schopt Ove naar kleine hondjes en blaft hij naar automobilisten.
Maar schijn bedriegt en de chagrijnige racist en regelfetisjist blijkt een net ontslagen man die flirt met zelfmoordplannen en ontdooit wanneer zijn nieuwe buurvrouw zich in hem vastbijt. De protagonist blijkt te mijmeren over een romantisch verleden, een groot verlies (vader, ongeboren kind en echtgenote) en een sterk schuldgevoel.
Ove is een man met slecht verwerkt verdriet en een groot empathisch vermogen. Heel metaforisch zal een (letterlijk) te groot hart hem parten spelen. Holms subtiele aanpak en de afwisseling van emotionele momenten en hilarische scènes (wanneer Ove klaagt over de slechte kwaliteit van het touw waarmee hij zich wou ophangen) werkt.
In deze tegelijk donkere en melancholische komedie is de humor niet bitter of cynisch maar verdriet dat op zijn kop staat. De lach en de traan zijn die van een bescheiden waarnemer en niet van een hautain moralist. Daardoor is A Man Called Ove het prototype van de Zweedse komedie: absurd, donker, geestig, oprecht en bijzonder melancholisch. Soms grappig en altijd emotioneel.
A MAN CALLED OVE: Hannes Holm, Z 2015, 116′; met Rolf Lassgard, Banar Pars, Filip Berg; dis. September Film.
Ivo De Kock
(Artikel verschenen bij MOOOV, Zweedse komedie)