Colson Whiteheads zowel literair als politiek overweldigende roman ‘De ondergrondse spoorweg’ werd in 2016 meteen onder lof bedolven. Terecht want de auteur fileert in zijn Pulitzer Prize winnaar de geschiedenis van de slavernij in Amerika op even briljante als magisch-realistische wijze. Verfilming van deze instant klassieker leek onbegonnen werk tot Oscarwinnaar Barry Jenkins (‘Moonlight’) in 2021 van ‘The Underground Railroad’ een eigenzinnig tiendelig televisie epos maakte. Kort nadat de Ondergrondse Spoorweg opdook in de biopic ‘Harriet’ en Samuel L. Jackson er naar refereerde in de documentaire reeks ‘Enslaved’.
MET ANNIE EN JOOP NAAR DE BIOSCOOP: Verhaal Freek de Jonge, illustratie Erik Kriek
De Nederlandse 71-jarige cabaretier Freek de Jonge heeft, samen met illustrator Erik Kriek, zijn eerste kinderboek geschreven. Met Annie en Joop naar de Bioscoop is nummertje 136 in de reeks ‘Gouden Boekjes’ en speelt in de jaren vijftig, toen naar de bioscoop gaan en films vertonen nog heel andere dimensie hadden dan in tijden van multiplexen, digitale projectie en online streamingdiensten. Dat creëert een zekere melancholie maar toch is het boekje eerder amusant dan nostalgisch. De Jonge heeft immers het feestgevoel van ‘cinema’ in de fifties perfect gevat.
“Misschien kunnen wehet beter een subgenre noemen,” benadrukte Bernard Benoliel toen hij in Cinematek een filmcyclus kwam voorstellen, “de road movie komt laat op de proppen (in de filmgeschiedenis) en is in grote mate schatplichtig aan de western, voegt er een hernieuwde hoop op verovering van het Westen aan toe samen met een kritische herlezing”. Voor wie na On the Road van Walter Salles meer wil lezen over roadmovies schreef deze filmkenner samen met Jean-Baptiste Thoret het interessant en fraai geïllustreerd standaardwerk ROAD MOVIE, USA.
“Toon het! Twee korte woorden. Beter dan een 500 woorden lange discussie” liet Samuel Fuller (1912-1997) geregeld optekenen. De Amerikaanse scenarist-regisseur was een man van sterke beelden maar ondanks deze uitspraak toonde hij zich ook erg taalvaardig. Dat blijkt uit zijn rake film- en romandialogen én uit de manier waarop hij interviews veranderde in monologen. Cultcineast Fuller was immers 24/24u een verhalenverteller, een man met een boodschap op zoek naar een hongerig publiek. Een spraakwaterval wiens enthousiasme en energie erg aanstekelijk werkten.
“Ik wil niet blijven horen dat Charles Dickens een klootzak was,” zegt Orson Welles (1915-1985) in MY LUNCHES WITH ORSON, “ik ben niet geïnteresseerd in de artiest maar in zijn werk”. Honderd jaar na zijn geboorte blijft Welles’ werk indruk maken. Parels zoals Citizen Kane, The Magnificent Ambersons, The Lady from Shanghai, Mr. Arkadin, Touch of Evil, Chimes at Midnight en F for Fake boeien nog altijd. Maar de legendarische Amerikaanse filmmaker blijft ook als mens fascineren. Daarom is het door Peter Biskind geredigeerde MY LUNCHES WITH ORSON interessant. Het beeld dat deze ‘gesprekken van Henry Jaglom en Orson Welles’ ophangen van de theater- en filmmaker situeert zich tussen dat van de oplichter gecreëerd in kritische biografieën en dat van genie zoals zijn fans hem portretteren.
“Film is verbondenmet wetenschap, technologie en vakmanschap,” zegt David Fincher, “maar echt essentieel is de manier waarop je emoties communiceert aan een publiek. Niemand gaat naar de bioscoop alleen maar om een perfect beeld te zien”. Aldus de beeldtovenaar van Seven, Fight Club, Panic Room en Zodiac.
MR ARKADIN: Bij Orson Welles is film ook filosofie
Het interviewboek ‘Filmisch verlangen: Film als filosofie’ van de met de Vrije Universiteit Brussel verbonden professoren Luc Deneulin en Johan Swinnen is nu ook in Franse vertaling ‘Visions: Philosophie et cinéma’ beschikbaar. Dat mag ook wel want is een bijzonder interessante publicatie. “Fotografie en film weerspiegelen de wereld en geven er tegelijk vorm aan”, schrijven de auteurs in het voorwoord bij ‘Visions: Philosophie et cinéma’, “de camera verandert én interpreteert de wereld rondom ons.” Via gesprekken met filosofen peilen de auteurs naar hoe film ons de wereld anders leert zien.
“Het was nooit mijn opzet om mensen enkel maar angst aan te jagen,” zei David Cronenberg ons toen we hem Skype-gewijs face-to-face interviewden op 12 juni 2014 (Gent-Toronto), “vooral toen men me ‘The Baron of Blood’ noemde vroeg men vaak ‘is het liefste wat je doet mensen doen schrikken?’ Maar dat vanachter een stoel verschijnen en ‘boe’ roepen interesseert me niet. Nu niet en toen evenmin. Wat mij wèl boeit is het onderzoeken van de human condition. Het gaat me om emoties en menselijke relaties en nooit om spielerei”.
Hoe kan je organisaties beter laten functioneren? Door er het denken in terug te brengen luidt de stelling van Luc Peters. Beslist een uitdagend standpunt. Even opmerkelijk is zijn aanpak die erin bestaat via kunstvormen als film en literatuur de wereld van organisaties te openen en aspecten zoals identiteit, team-dynamiek en management te belichten. In ‘Cliché & organisatie. Denken met Deleuze & film’ fileert deze voormalige manager die filosofie én marketing studeerde andere boeken over organisaties. Maar hij introduceert vooral ook een heel eigen visie die hij staaft met de ideeën van baanbrekende filosofen (Deleuze, Heidegger, Sloterdijk) en de films van visionaire cineasten (de Coen Brothers, Cronenberg, Antonioni, Tarkovski).
Toen Serge Daney stierf in 1992 gold hij als de beste en meest invloedrijke naoorlogse Franse filmcriticus. Bijna 20 jaar later weten weinigen nog wat hij bedoelde met ‘passeur’, ‘ciné-fils’ en ‘la maison cinéma’. Gelukkig kunnen we nu in het Nederlands kennis maken met Daneys gedachten en teksten. Octavo publiceert naast de autobiografie Volharden ook het essaybundel Een ruimte om in te bewegen. Inspirerende lectuur.