Julia Ducournau’s doorbloed debuut Grave: De mens in het monster

aug 16, 2017   //   by Ivo De Kock   //   Algemeen, film, genre, horror, regisseur  //  No Comments

GRAVE

Toen de broers Dardenne in Luik hun La Fille Inconnue draaiden, was Julia Ducournau er aan de slag met haar debuut, de Frans-Belgische productie Grave (internationale titel: Raw) die zich later ook in Cannes zou laten opmerken (in de nevensectie Semaine de la Critique). “Het grappige was dat wanneer we ’s nachts de stad introkken om te gaan drinken, we in bars telkens botsten op hun crew,” aldus Ducournau.

Tussen haar bloederige horrorfilm – waarin een vegetariër een onverzadigbare honger naar vlees ontwikkelt die uitmondt in kannibalisme – en de uitgepuurde sociaal-realistische fabel van Jean-Pierre en Luc Dardenne gaapt ogenschijnlijk een enorme kloof. En toch weer niet want Grave is vooral een dieptragisch coming-of-age drama met een horrorthema dat dierlijke lusten koppelt aan ontluikende seksualiteit en het via transformatie herwinnen van menselijkheid. Net als de Luikse broers peilt de voormalige studente van de gereputeerde Frans filmschool La Fémis op heel fysieke wijze naar de human condition. Alleen gebruikt ze het horrorgenre als middel om het verhaal te vertellen en zijn haar voorbeelden de Canadees David Cronenberg (The Fly, Crash) en de Koreaan Na Hong-jin (The Chaser, The Wailing).

GRAVE

Gore Filmed in Belgium

De cameraman van Grave is Ruben Impens, de Belgische DOP van o.m. Felix van Groeningen (The Broken Circle Breakdown, Belgica), Christophe Van Rompaey (Aanrijding in Moscou) en Peter Monsaert (Offline). Bovendien werd de Frans-Belgische productie grotendeels gedraaid in een Luikse school. “Ik had een Amerikaanse campus nodig en dat soort scholen hebben we niet in Frankrijk, of ze huisvesten alleszins geen veeartsenijscholen,” zegt Ducournau, “ik wou ook een jaren zeventig architectuur met betonnen blokken, vreemde vormen, hoeken en perspectieven die suggereren dat de architecten aan de drugs zaten tijdens het ontwerp.”

Cineaste Julia Ducournau (° 1983) is echter een volbloed Française die na de kortfilm Junior (ook met Grave-hoofdrolspeeltster Garance Marillier) en de TV-film Mange haar bioscoopdebuut maakte met de langspeelfilm Grave. Net zoals haar landgenotes Claire Denis (Trouble Every Day) en Marina de Van (Dans ma peau) laat ze zich meteen opmerken (in Cannes won ze de Fipresci prijs) met een horrorfilm die kannibalisme al thema heeft.

Grave volgt het bewogen en bochtig parcours van Justine, een jong meisje dat diergeneeskunde gaat studeren. Net zoals haar oudere zus én voordien haar beide ouders. Wanneer Justine zich op weg naar de campus in een baanrestaurant zich verslikt in een in haar aardappelpuree verdwaald gehaktballetje lijkt dat een aanslag op haar onschuld en veggie idealisme. Alleen oogt de hysterische reactie van haar ook al vegetarische moeder over the top.

GRAVE

Een eerste indicatie dat de ogenschijnlijke kalmte en normaliteit even bedrieglijk als wankel zijn. Op de campus wordt Justine niet opgevangen door haar oudere zus Alexia maar door haar homoseksuele kamergenoot Adrien en belandt ze middenin de traditioneel harde en bloederig doopfestiviteiten van diergeneeskunde.

Met op het menu onder meer een aan Brian DePalma’s Carrie herinnerende bloeddouche (zij het hier een collectieve variant) en het verplicht verorberen van konijnenniertjes. Justine’s lichaam reageert meteen: na een allergische huiduitslag krijgt ze een constant hongergevoel en – zoals een heldin met een voornaam die verwijst naar Sade betaamt – verschrikkelijk veel trek in menselijk vlees. Blijkt dat ze zich daarmee inschrijft in de familie traditie en dat haar kannibalistische driften moeilijk in te tomen zijn. Waardoor Adrien gevaar loopt.

Bloedbanden en bloedstromen

“Het centrale trio van Grave en de op achtergrond constant aanwezige ouders zaten al in de eerste versie van mijn scenario,” zegt Ducournau, “en ook het traject van het centrale personage lag vast. De jongere zus gaat naar de oude zus om haar liefde en goedkeuring te krijgen, wat er ook gebeurt terwijl de oudere zus van haar jonge zus houdt al voelt ze zich tegelijk bedreigd door haar.” En terecht want daar waar in Carrie de bloeddouche een gave van de protagoniste triggert, is het in Grave meer een beproeving.

GRAVE

De metamorfose van de modelleerlinge in een bloeddorstig monster wordt verbonden met de adolescentie, een overgangsfase die Justine aanzet om al wat in haar weg zit te vernietigen. Eerst en vooral haar zus Alexia, net als zij een kannibaal en iemand die haar kleine zus belet om uit te groeien tot een onafhankelijke volwassene. Eten en doden wordt een overgangsritueel richting volwassenheid: het verslinden en assimileren van lichaam, vlees en bloed is een middel om te overleven en te groeien. Grave is in die zin het verhaal van een hergeboorte, een transformatie.

Ook de doopfestiviteiten zijn natuurlijk een overgangsritueel maar wel een dat vrijgevochten jongeren leidt naar conformistische volwassenen. “Het doet me pijn om te zien dat de samenleving jongeren in vakjes wil stoppen,” stelt Ducournau, “dat is unfair voor iedereen en ik wou kannibalisme voorstellen als een punk-gebaar tegen een patriarchale maatschappij die iedereen dwingt in de rol van schapen die elk hetzelfde doen.” Justine rebelleert en illustreert haar verzet door haar opgedrongen normen en waarden te vernietigen. “De film surft op de inwendige structuur van het personage,” aldus de cineaste, “we volgen alles via Justine’s ogen. Grave gaat over iemand die via een dierlijke metamorfose voor het eerst menselijkheid in zichzelf ontdekt.”

CARRIE

Realiteit en fantasie

Justine ontdekt haar menselijkheid in het algemeen en haar lichaam en seksualiteit in het bijzonder door een vleesgeworden fantasie, het letterlijk genomen erotische fantasme van het verslinden van seksuele partners. “We hebben de gewoonte om kannibalen als monsters, on-mensen, te beschouwen,” benadrukt Ducournau, “terwijl het menselijke wezens zijn. Ik wil zeggen: er komen geen drie tentakels uit hun linkeroor. Grave werpt vragen op: wat is het verschil tussen dier en mens, tussen een kannibaal en een niet-kannibaal, tussen een kannibaal die doodt en een die niet doodt?”

GRAVE

Tegelijk laat ze haar film balanceren op de grens van realiteit en fictie, van een tastbare werkelijkheid en vluchtig hersenspinsel. “We zitten niet in de fantastiek,” aldus de filmmaakster, “ik hou van het kijken naar en maken van genrefilms die ontstaan uit de realiteit, uit iets wat je niet verwacht. Ik transformeer graag triviale dingen in vreemde zaken. Het is verontrustend en beangstigend wanneer je denkt je lichaam te kennen en er zich plots vreemde zaken manifesteren.

Zoals Justine’s huiduitslag. Iedereen weet dat zoiets je aanzet tot krabben maar ze krabt teveel weg en dan wordt het pijnlijk en bizar.” Ducournau verwijst naar de huiduitslag die de protagoniste ontwikkelt na het eten van vlees. Het ‘voedselvergiftiging’ van een arts is realistisch en plausibel maar de extreme ontwikkeling ervan stuwt het verhaal in een andere richting. De uitvergroting doet de adolescente in een horror universum belanden.

“De vragen die ik stel over de mensheid – wat is menselijk zijn, is er een metamorfose mogelijk die naar menselijkheid voert – zitten zoals in The Fly van Cronenberg verankerd in de realiteit. Ik wou ook een spanning van genres, een spanning tussen het realisme en het surrealisme, het bovennatuurlijke en het naturalisme.” Die spanning spreekt ook uit de visuele look van Grave. Uit het tegelijk gebruiken van koude en warme kleuren, van intense immersieve cinema en koel afstandelijk stilisme.

GRAVE

Eenzelfde spanning zit in de score van Jim Williams die ritmische en atonale muziek combineert, net als klassieke en punk-invloeden. “Williams nam ik voor zijn signatuur,” stelt Ducournau, “voor zijn link met de rockcultuur. Dat blijkt uit de instrumenten die hij kiest en de klank die hij gebruikt.” Bovendien houdt ze “van korte songs, van stukken die geen drie uur duren en dat ongeduld weerspiegelt zich in mijn manier van schrijven en regisseren. Ik hou ook erg van dans en wanneer ik acteurs dirigeer zit ik dichter bij dans dan bij literatuur of het scenario. Alles draait om het lichaam.”

Vitale body horror

Die centrale rol van het lichaam is verbonden met Ducournau’s voorliefde voor fysieke, visuele cinema en haar afkeer van louter intellectuele, metaforische cinema. “Betekenis en zingeving moeten voor mij uit de beelden komen,” aldus Ducournau, “niet uit zaken als expositie of het inleiden van scènes. Ik wil er direct inspringen. Zelfs de autotocht naar de campus zegt via onderlinge blikken meer over de personages dan over het verhaal of de plot.”

SALO

Die aandacht voor fysieke cinema – voor fysieke beeldtaal en fysiek acteren – vertaalt zich ook in aandacht voor de menselijke huid, voor poriën, voor huidplooien, rimpels, zweet, tranen, bloed en haar. In digitale tijden roeit de filmmaakster tegen de stroom op door speciale lenzen te gebruiken die de korreligheid van de huid benadrukten.

Op een zelfde natuurlijke, ongecomplexeerde wijze worden seksualiteit en geweld in beeld gebracht. De invloed van Hitchcock (Frenzy), De Palma (Dressed to Kill), Pasolini (Salo) en Cronenberg (Crash, Videodrome) is duidelijk. Vooral de body horror van die laatste was een inspiratiebron.

VIDEODROME

“Ik spreek het lichaam van toeschouwers aan voor ik hun geest interpelleer,” stelt Ducournau, “wat ik fantastisch vind aan Cronenberg is dat het cerebrale na de fysieke impressie komt. Het is boeiend om te weten waarom men wel of niet met walging of afschuw reageert op een beeld. Een ander gemeenschappelijk punt is de metamorfose, want die is verbonden met een anti-deterministische visie. De mens verandert en ontsnapt zo aan vastgelegde categorieën.”

Immersieve en viscerale cinema

Dat rebelse zit ook in de cinema van Julia Ducournau. Zo breekt ze verschillende keren de vierde muur door de protagoniste naar het publiek te laten staren. “Ze kijkt om de toeschouwer medeplichtig te maken,” stelt de jonge cineaste, “of om hulp te vragen. Daarmee worden ook de morele waarden en de emoties van de kijker in vraag gesteld.” Zo bijt Justine zich in de arm tijdens een seksscène en kijkt ze dan het publiek aan.

“Het is alsof ze vraagt ‘houden jullie nog altijd van mij,” zegt Ducournau, “en de kijker houdt nog van haar. Daardoor wordt hij of zij gedwongen zichzelf in vraag te stellen.” Idem wanneer Justine door haar zus meegesleurd wordt in het chaotische doopfeest en haar vragende blik om een einde lijkt te smeken. Terwijl de kijker meegezogen wordt in deze fascinerende, en ergens ook opwindende, hel. Ducournau dompelt de kijker onder in het gebeuren en plaatst vraagtekens bij het ‘plezier’ dat deze ervaring oplevert. Misschien is de kijker wel meer een monster dan de kannibalen.

THE WAILING

Dat maakt van Grave verontrustende immersieve cinema. Maar vooral ook energiek, viscerale cinema. Op dat vlak is Na Hong-jin, de Koreaanse regisseur van The Chaser, The Murderer en The Wailing, Ducournau’s voorbeeld en idool: “Bijna bij elk van zijn plans spring ik van enthousiasme recht in mijn stoel en klap ik in mijn handen; zo geniaal, mooi, diepgaand is zijn meesterlijke mix van genres. Zijn films worden gedreven door een gekke energie, zijn personages zijn intens en complex.

Bij een film zoals The Wailing heb je de indruk dat de cineast zoveel ideeën heeft dat hij zich tegenhoudt om ze allemaal in een reeds compacte film te steken.” Grave is meer uitgepuurd maar niet minder intens. Het is vooral ook een tegelijk verwarrende en opwindende trip. Een unieke kijkervaring die beelden in ons onderbewustzijn grift.

Bloederige kannibalenscènes natuurlijk maar vooral ook haast abstracte, emotioneel intense beelden. Zoals het beeld van de getormenteerde Justine die onder een laken ligt en door een onzichtbare entiteit (de camera blijft bij haar) afgeranseld wordt. We voelen de pijn veroorzaakt door het geweld dat we niet zien. Een metafoor voor het lot van de transformerende rebel maar vooral intens mooie viscerale cinema. Grave is een uniek debuut en Julia Ducournau van een groot filmtalent.

IVO DE KOCK

(Artikel e-learning MOOOV)

GRAVE: Julia Ducournau, F-B 2016; 98′; met Garance Marillier, Ella Rumpf, Rabah Naït Oufella; FILM: **** / EXTRA’S: ** (verwijderde scènes, interview Ducournau); dis. O’Brother.

GRAVE

Leave a comment