Darren Aronofsky’s Pi: Een trip door de waanzin
Lees meer »
Een speciale Blu-ray editie met twee covers (een ‘reversible sleeve’ met het originele én nieuw artwork) en twee versies van een film over een man met een gespleten persoonlijkheid is best amusant. Het wordt ook erg interessant wanneer de film Raising Cain is en de regisseur Brian DePalma. Verwarring en illusie vormen zowat de link tussen het imago van de omstreden cineast, het medium waarin hij actief is en de films die hij maakt.
Met de urban horror film Requiem for a Dream realiseerde de Amerikaanse onafhankelijke filmmaker Darren Aronofsky zijn jeugddroom: het verfilm van een boek van cultschrijver Hubert Selby Jr.
In tijden waar inspiratieloze en talentarme Hollywood huurlingen zich auteurs wanen is het verfrissend wanneer filmmakers enkel pretentieloos genrevertier beogen. De Spaanse cineast Jaume Collet-Serra, verantwoordelijk voor de puike B-films House of Wax en Orphan maar ook enkele Liam Neeson vehikels (Unknown, Non-Stop, Run all night), is zo’n B-filmer die enkel kinetische en geen diepgaande cinema wil maken. Maar wel ondiep, pretentieloos vertier zoals The Shallows.
Creatieve verlamming dreigde toen Paul Thomas Anderson (°1970) niet alleen getipt werd als “de volgende Scorsese” maar er ook van overtuigd geraakte dat “Magnolia de beste film is die ik ooit zal maken”. Geïnspireerd door Upton Sinclairs ‘Oil!’ overtreft de regisseur-scenarist zich evenwel met There will be blood, een Amerikaanse nachtmerrie die zowel een magistraal epos als een fenomenale karakterstudie is. Andersons meest donkere film – met een beangstigende Daniel Day-Lewis – is ook zijn beste. Deze hallucinante The Treasure of the Sierra Madre-variant heeft de emotionele kracht van Scorsese’s Raging Bull en Herzogs Aguirre, der Zorn Gottes.
“Is cinema belangrijker dan het leven?” vroeg François Truffaut zich af. En als een soort antwoord opperde hij “filmliefhebbers zijn zieke mensen” en benadrukte hij “ik heb altijd een weerspiegeling van het leven verkozen boven het leven zelf.” Zoveel was duidelijk, de Franse cineast was gebeten door het virus film. Wanneer in zijn tweede film, Tirez sur le Pianiste, Charlie, Lena en twee kidnappers de baan opgaan zien ze voor zich een vrachtwagen met een ‘Cahiers du cinéma’ embleem. Het blad waar Truffaut als criticus voor schreef en dat werd opgericht door zijn spirituele vader André Bazin. De man aan wie hij Les quatre cents coups opdroeg.
Op de vraag waarom hij films maakt antwoordde Monte Hellman (°1932) ooit “om het leed van mijn leven te dragen”. Roger Corman-leerling Hellman is wat de Fransen een cinéaste maudit noemen, een regisseur met meer onafgewerkte projecten en kritische roem dan (commercieel) succesvolle films. Maar met wel één absolute cultklassieker: roadmovie Two-Lane Blacktop.
Sinds begin jaren 90 is Werner Herzog vooral actief als documentairemaker. Via Wheel of Time, The Wild Blue Yonder, Grizzly Man en The White Diamond werd hij opnieuw ‘hot’. Herzog zou daarna het genre trouw blijven met documentaires zoals Encounters at the End of the World, Into the Abyss, Cave of Forgotten Dreams en Into the Inferno.
“De man uit het verleden heeft opnieuw een toekomst” schreef Time nadat Mickey Rourke’s comeback The Wrestler in Venetië met een Gouden Leeuw werd bekroond. Officieel ging de prijs naar het melancholische worsteldrama maar door de intense vertolking van Rourke en de parallellen tussen het verhaal en zijn leven werd de krachttoer vooral op het conto van de voormalige ster uit Rumble Fish geschreven. Waardoor het eerherstel van de na The Fountain uitgespuwde Darren Aronofsky bijna ongemerkt verliep. De regisseur van Requiem for a Dream herontdekte dat “het meest opwindende aspect van filmmaken het werken met acteurs is.”
“Mijn naam is John Ford. Ik maak westerns”. Deze uitspraak is even gekend als onjuist. De legendarische regisseur van Stagecoach en The Searchers draaide immers ook tal van films in andere genres. Films zoals How Green Was My Valley, The Sun Shines Bright, Mr. Roberts en Young Mr Lincoln.