Expo Günter Peter Straschek: Militante film en filmemigratie uit nazi-Duitsland
Tijdens de maand juni loopt in CINEMATEK een tentoonstelling en filmretrospectieve gewijd aan Günter Peter Straschek. Deze Oostenrijkse cineast, criticus en historicus was in de sixties een sleutelfiguur van de Berlijnse protestbeweging en groeide uit tot expert op het vlak van de geschiedenis van de Duitse migranten in Hollywood. Zijn militante kortfilms en documentaire reeks ‘Filmemigration aus Nazideutschland’ bleven jarenlang onzichtbaar. Ze worden nu geduid via archiefmateriaal en de vertoning van klassiekers van o.m. Fritz Lang, Ernst Lubitsch en Douglas Sirk.
Na de aan filmvertoningen gekoppelde expo’s rond Jacques Ledoux en Pier Paolo Pasolini duikt CINEMATEK opnieuw in het filmgeheugen via een iconische figuur. Ditmaal Günter Peter Straschek (1942-2009), de in het Oostenrijkse Graz geboren cineast, criticus en historicus die niet enkel actief was in de protestbeweging van 1968 maar die zich ook ontpopte tot de grootste expert op het vlak van de geschiedenis van filmemigratie vanuit nazi-Duitsland richting Hollywood.
Rond archiefmateriaal (scripts, voorbereidende documenten voor filmopnames, foto’s, boeken, tijdschriften zoals Filmkritik, postkaarten,…) en Strascheks films bouwde CINEMATEK de nog tot eind juni lopende tentoonstelling Günter Peter Straschek: Militante film en filmemigratie uit nazi-Duitsland op. Naast een zeldzame film van acteur-regisseur Peter Lorre (Der Verlorene) staan er verder ook klassiekers van o.m. Fritz Lang (Man Hunt, Hangmen Also Die), Douglas Sirk (Hitler’s Madman, The Tarnished Angels), Billy Wilder (A Foreign Affair) Jacques Tourneur (Berlin Express), Anatole Litvak (Confessions of a Nazi Spy) en Ernst Lubitsch (To Be or not to Be) op het programma van het retrospectieve luik.
Kinderen van Marx en Coca-Cola
Met zijn kritische en rebelse geest voelde de jonge Günter Peter Straschek zich niet thuis in het conformistische Oostenrijk van de jaren zestig. Maar ook in het meer creatieve en alternatieve Berlijn wilde het later wel eens botsen. Toen Straschek aan de Deutsche Film und Fernsehakademie Berlin (DFFB) studeerde samen met andere eigenzinnige creatievelingen als Helke Sander, Harun Farocki, Hartmut Bitomsky en (toekomstig Baader-Meinhof lid) Holger Meins (een goede vriend) zag hij zijn geëngageerde studentenfilm Ein Western für den SDS in beslag genomen worden door een verbolgen DFFB-directeur.
Dat leidde tot de bezetting van diens kantoor en tot acties in het kader van de globale protestbeweging. Als anti-conformist verzette Straschek zich met passie tegen de naoorlogse maatschappelijke orde en tegen de in zijn ogen veel te conservatieve wereld van filmmakers en -critici. Met stevige uithalen (onder meer in tijdschrift Filmkritik) naar “het feuilletonistische en ideologische gezwets dat zich in Duitsland voordoet als filmkritiek”, uitgesproken marxistische pleidooien en politiek geladen experimentele filmprojecten vol vervreemdingseffecten. Tegelijk bleef hij gefascineerd door Hollywood. Naar het voorbeeld van de Franse Nouvelle Vague cineast Jean-Luc Godard beschouwde Straschek zichzelf en zijn vrienden als kinderen van Marx en Coca-Cola.
Tegendraadse filmliefde
Na zijn conflictvolle passage bij de filmacademie en enkele kortfilms hield Straschek, ondanks zijn liefde-haat relatie met het medium, de filmwereld snel voor bekeken. Hij maakte dan ook vooral naam in filmmiddens via essays en boeken. Zoals zijn in 1975 uitgegeven iconische ‘rode’ (door edition suhrkamp uitgegeven) boekje Handbuch wider das Kino (‘tegen’ de cinema) en zijn autobiografisch essay Straschek 1963-74 West-Berlin (“de vraag is niet of een film realistisch is, maar hoe”). Zijn (beperkt) filmoeuvre verdween daarbij volledig uit beeld. Geboycot en gebannen benadrukte de maker.
De tentoonstelling en retrospectieve bieden de kans om te ontdekken hoe radicale, in Brechtiaanse esthetiek gedrenkte militante films als Hurra für Frau E. (1967), Ein Western für den SDS (1968) en Zum Begriff Des ‘Kritischen Kommunismus’ bei Antonio Labriola (1970) de maatschappelijke positie van de vrouw zowel in de samenleving als in politieke bewegingen fileren. Met een portie gortdroge citaten maar ook een dosis sarcastische humor. Weinig verwonderlijk dat Straschek stuitte op zowel kritiek als onbegrip.
Focus op filmemigratie
Het weerhield Straschek niet om te beginnen aan wat een heus levenswerk zou worden. Bij het werken aan zijn in 1975 gepubliceerde handboek stuitte hij op een tot dan toe door iedereen genegeerd thema: de emigratie van ruim 2000, bekende en minder bekende, filmmakers uit nazi-Duitsland naar Hollywood. Met verbetenheid zette Straschek zich aan het researchen, het verzamelen van documenten, het archiveren van foto’s en het (samen met zijn echtgenote Karin Rausch) interviewen van emigranten. Met een eenvoudige 16mm camera.
Van de ruim 1000 interviews met emigranten werden er uiteindelijk 80 weerhouden voor de vijfdelige, 290 minuten durende, WDR televisiedocumentaire Filmemigration aus Nazideutschland (1973-1975). Straschek werkt met statische camera, plansequenties en beknopte tussentitels om het verleden tot leven te wekken via de getuigenissen van zowel filmiconen (Fritz Lang, Billy Wilder, Lotte Eisner, John Brahm,…) als minder bekende figuren uit de filmwereld (Herman Milakowsky, Dolly Haas, Ingeborg Therek, Heinrich Fraenkel, …). Het oorspronkelijke opzet was om de reeks te koppelen aan een driedelig boek met alle data en beelden van zo’n 3000 emigranten uit de filmwereld. Helaas is dat er nooit van gekomen. De aanzet van dit titanenwerk kan je ontdekken in de Cinematek tentoonstelling.
Vervolgd en verdreven
De eerste beelden van deel 1 van Filmemigration aus Nazideutschland ogen onschuldig: op een binnenkoer volgen toeschouwers een voetbalwedstrijd. Alleen blijkt het te gaan om een fragment uit de nazipropagandafilm Theresienstadt (1944), onder dwang geregisseerd door Der Blaue Engel acteur Kurt Gerron. En “haast geen spelers en toeschouwers overleefden de oorlog. De regisseur werd vergast in Auschwitz.” De toon is gezet, terwijl de ondertitel ‘wie slim was ging snel weg’ meteen spanning oplevert.
Regisseur Fritz Lang vertelt als eerste getuige met de nodige pathos over zijn ontmoeting met propagandaminister Goebbels. Die prees tijdens een speech Langs samen met Thea von Harbou (die later met nazi-sympathisant Veit Harlan zou samenwerken) geschreven Die Nibelungen (1924) maar laat zich plots ontvallen dat hij Das Testament des Dr. Mabuse (1933) ‘helaas’ had moeten bannen. “Einde van een fijne avond” stelt Lang droogjes. Om dan te bekennen dat enkele dagen later het angstzweet hem uitbrak bij Goebbels aanbod om de Duitse filmindustrie te leiden. “Ik heb dezelfde avond nog het land verlaten.”
Bestemming droomfabriek
Hoe snel alles omsloeg illustreert Straschek door deel twee te openen met een clip uit Der Kongress Tanzt (1932), een vrolijke musical die een immense commerciële hit bleek. “Het jaar daarop begon de emigratie,” stelt de documentairemaker die netjes opsomt wie van cast en crew allemaal met regisseur Erik Charell naar Hollywood trok, “vijf jaar later was de film verboden.”
Lotte Eisner, John Brahm, Douglas Sirk, Billy Wilder e.v.a. verklaren dat zij snel de bui zagen hangen en vaak halsoverkop vertrokken. Anatole Litvak stelt dat hij zijn conclusies trok toen een Joodse collega voor zijn ogen in elkaar werd geslagen: “Dat was het einde. Twee dagen later verliet ik Berlijn en Duitsland. Tegen vrienden vertelde ik dat ik enkel zou terugkeren met een geweer. In 1945 kwam ik terug in een Amerikaans militair uniform.”
Profiteurs en opportunisten
Haast terloops laat Litvak, regisseur van de Edward G. Robinson anti-nazifilm Confessions of a Nazi Spy (1939), zich ontvallen dat hij in Berlijn gearresteerd werd na een valse spionage beschuldiging. Een verhaal verzonnen door een collega die dacht promotie te kunnen maken. Een opening waar Straschek gretig induikt om duidelijk te maken dat flink wat opportunisten blij waren om door de massale emigratie vrijgekomen plaatsen binnen de Duitse filmindustrie in te nemen.
Straschek plaatst die houding in context via een speechfragment van Goebbels: “Men zei in het verleden dat we Joden niet uit kunst konden verdrijven omdat ze met te veel waren, dat we de plaatsen niet zouden kunnen invullen. Dat bleek fout.” Straschek benadrukt ook dat niet bij iedereen de afkeer voor het fascisme even groot was. Regisseur G.W. Pabst (Die Büchse der Pandora, Westfront 1918) keerde zelfs terug naar nazi-Duitsland, al was dat volgens een vriend “omdat zijn vrouw hun eigendom in Oostenrijk niet wou verliezen, niet omdat hij in het buitenland als nazi-spion zou hebben gefungeerd zoals sommigen zeiden. De nazi’s wisten trouwens maar al te goed wat we van hen dachten.”
Rebel in het filmmuseum
Filmemigration aus Nazideutschland krijgt dankzij de Günter Peter Straschek Expo in het Brusselse filmmuseum een extra dimensie maar was sowieso aan een herwaardering toe. Dit is een ijzersterk historisch document dat illustreert hoe verschillend de verhalen waren van de migranten die in Hollywood hun stempel op de filmindustrie zouden drukken.
Hoe aangrijpend ook. Wanneer Camila Spira vertelt hoe ze na haar vlucht uit Duitsland via Nederland in Westerbork belandde en zo de enige zogenaamde bekende acteur was die terugkeerde uit de kampen word je immers toch even stil. De documentairemaker trouwens ook want op haar “wat wil je nog weten mijnheer Straschek?” richting camera komt er geen reactie. Soms is stilte de enige optie besefte de rebel die anders nooit om woorden verlegen was.
Maar ook de drie, rond het thema ‘vrouwen en socialisme’ draaiende, kortfilms van Straschek zijn aan herontdekking (en herwaardering) toe. De regisseur motiveerde zijn insteek door te benadrukken dat hij de mening van Karl Marx deelde dat “maatschappelijke vooruitgang exact kan worden afgemeten aan de maatschappelijke positie van de vrouw.” Die positie, in de samenleving en binnen de progressieve beweging, onderzoekt hij in Hurra für Frau E. via het portret van een alleenstaande moeder die gedwongen wordt tot prostitutie. Het met citaten van Cesare Pavese doordrenkte Ein Western für den SDS is ambitieuzer en richt de camera (gehanteerd door Holger Meins) op drie secretaresses die evenveel niveaus van politisering symboliseren.
Met de nodige humor en zelfrelativering toont Zum Begriff des ‘Kritischen Kommunismus’ bei Antonio Labriola (1843-1904) dan weer de interactie tussen rebelse, revolutionaire mannen en vrouwen. Om fijntjes te wijzen op een heikel punt, de kloof tussen arbeiders en intellectuelen. Zelfkennis en zelfspot gaan bij Straschek overigens hand in hand. Getuige het Filmkritik essay Straschek 1963-74 West-Berlijn waarin hij zijn positie omschrijft: “Zogezegd te slim voor de filmindustrie en te dom voor de academische wereld. Ik ben nog steeds verliefd op film en televisie. Maar sinds een tijdje ben ik niet meer in staat om die hele bedoening nog serieus te nemen.” Günter Peter Straschek verdient de aandacht die deze CINEMATEK tentoonstelling hem schenkt.
IVO DE KOCK
Günter Peter Straschek: Militante film en filmemigratie uit nazi-Duitsland, Expo en Museum Nocturnes van 25 mei tot 20 juni 2022, curator Julian Volz, Filmretrospectieve tot eind juni (films van Günter Peter Straschek en werk van o.m. Fritz Lang, Ernst Lubitsch, Douglas Sirk, Jacques Tourneur en Peter Lorre), CINEMATEK, Baron Hortastraat 9, 1000 Brussel, info Cinematek.