Chantal Akermans ‘Mijn moeder lacht’: Een intens portret als zelfportret
Bijna tien jaar nadat ze uit het leven stapte staat Chantal Akerman weer volop in de schijnwerpers. In haar Brussel nog wel. Met een retrospectieve in Cinematek en tentoonstellingen in Bozar en Cinema Palace. Maar ook dankzij de Nederlandstalige uitgave van ‘Mijn moeder lacht’, een roman waarin de cineaste de complexe relatie met haar moeder Natalia fileert. Daarbij worden thema’s van haar filmwerk blootgelegd en onthult het portret van een moeder het zelfportret van een dochter. Een pijnlijk mooi verhaal van trauma’s en worstelingen.
“Ik voelde dat mijn moeder in het hart van mijn werk zat,” horen we Chantal Akerman (1950-2015) bekennen in Marianne Lamberts documentaire I don’t belong anywhere, “want nu mijn moeder weg is, is er niemand meer. Heb ik nog iets te zeggen?” Sporen van die sterke, tegelijk creatief inspirerende én slopende, moeder-dochter band vind je in de Brusselse expo’s Travelling (Bozar) en (in mindere mate) Golden Eighties (Palace). Maar om de kracht van de unieke liefdesrelatie te vatten moet je Akermans Mijn moeder lacht, nu in Nederlandse vertaling (met een voorwoord van Niña Weijers) uitgegeven door Koppernik, lezen en laten doordringen.
Trauma en onrust
“Mijn ouders emigreerden uit Polen,” zegt Akerman in I don’t belong anywhere, “het was het midden van de eeuw, amper vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog. Aan de kant van mijn moeder overleefden weinigen. Mijn moeder overleefde, anders was ik er niet geweest. Ze overleefde op een vreemde manier wanneer ik er nu aan denk. Veel dingen die ik creëerde zijn verbonden met wat haar overkwam en waar ze zelf nooit over sprak. Ik dacht een tijdje dat ik voor haar sprak en soms denk ik dat ik tegen haar sprak.”
Dat gesprek had via literatuur kunnen lopen. De jonge Chantal Akerman droomde ervan om schrijfster te worden. Film ontdekte ze via ontelbare bezoeken aan het Brusselse Filmmuseum (nu Cinematek) en nooit afgewerkte studies aan filmschool Insas. Voor Akerman was film een manier van leven. Rondtrekken, van project naar project gaan, switchen van locatie en thema. Gedreven door rusteloosheid had ze ondanks gebrekkige financiering op haar 25ste al naast het iconische Jeanne Dielman, 23 quai du Commerçe, Bruxelles (1975) ook kortfilms als Saute ma ville (1971), L’enfant aimé (1971), La chambre (1972), Hanging Out Yonkers (1973) én Hôtel Monterey (1973) gemaakt. Het kon niet snel genoeg gaan voor de Brusselse.
Tegendraads
Onconventioneel, tegendraads, rebels. Chantal Akerman was het allemaal. Als vrouw en als filmmaker. Waardering door de artistieke gatekeepers van de filmwereld – het grote publiek en de traditionele media bleven tot Akermans dood eerder onverschillig – zetten Akerman niet aan om haar statuut als ‘auteur’ of zelfs maar ‘regisseur’ te omarmen. Met evenveel passie zou ze overstappen naar video, naar installaties en naar lesgeven. Terwijl ze pendelde tussen Brussel, Parijs en New York. Het scenario van Jeanne Dielman had ze “als een roman” geschreven en Mijn moeder lacht is zowat de literaire companion piece van haar testamentfilm No Home Movie (2015). Hokjes, niets voor Akerman.
Dat ze vaak als boegbeeld van de feministische filmmakers werd opgevoerd maakte Akerman ongemakkelijk. Ongetwijfeld zou ze ook geworsteld hebben met de erkenning die haar nu postuum – met een retrospectieve en tentoonstellingen in haar hometown Brussel – te beurt valt. Heldenverering was niets voor Akerman, cinema die draait heroïek nog veel minder, en heldenverering achteraf zeker niet. Laat staan mythevorming. Vlottere financiering van Les rendez-vous d’Anna (1978), Toute une nuit (1982), Golden Eighties (1986), Nuit et jour (1991) La captive (2000) en La folie Almayer (2011) had wel gemogen. Om maar te zwijgen van de vele projecten die nooit het licht konden zien.
Stijl en ethiek
Akermans afkeer voor de verstrengeling van afbeelding en verering zorgde voor een nadrukkelijk ethische filmstijl. Idolatrie bezoedelde cinema voor haar, want mensen zijn niet vrij zolang ze idolen hebben klonk het. Filmspektakel ruilde ze daarom bewust in voor een pure stijl. Een sobere stijl met lange opnamen, symmetrische filmkaders en vaste camerastandpunten. IJkpunt was het iconische Jeanne Dielman, een film waar niet toevallig de geest van haar moeder door waart. Een film ook waar onder een wereld (die van alledaagse rituele handelingen zoals koffie zetten, aardappelen schillen, eten en mannen ontvangen) een andere wereld schuilt. De moeilijk te vatten wereld van het onzegbare, van de emoties en trauma’s die onderhuids sluimeren.
Een verwijzing naar de concentratiekamp herinneringen waar Akermans moeder Natalia weigerde over te spreken. “Ik sprak voor haar, ik sprak tegen haar, maar misschien ook niet” lezen we in Mijn moeder lacht, “mijn moeder zei een keer tegen me, toen ik daarvandaan kwam was mijn hart dood.” Maar “ik weet niet of een film als Jeanne Dielman in haar gezicht werpen heel genereus was van mij want zij zag zichzelf er in,” bekent Akerman in I don’t belong anywhere, “ook al mijn tantes en veel mensen met die achtergrond. Het was een wereld van opsluiting, van herhaling. Men wist wat er te doen was op de middag, dan om 12u05, dan om 13u, dan een week later. Een spiegel voor de vrouwen van die generatie en daarin ontdekten ze iets dat ze niet graag zagen.”
Moeder als spiegelbeeld
Toen haar moeder in 2013 ziek werd vloog Akerman niet enkel terug van New York naar Brussel, ze begon ook te schrijven over een moeder die vroeger veel lachte om niets te moeten zeggen: “Mijn moeder lachte in de onmogelijkheid.” Chantal schrijft in Mijn moeder lacht over de lach van Natalia, over haar eigen lach, haar jeugd, het overleven van Auschwitz, haar moeilijke relatie met vriendin C., de angst voor wat het onvermijdelijke overlijden van de moeder gaat betekenen voor de dochter.
Akermans schrijfstijl is een soort bewustzijnsstroom, met weinig interpunctie en vaak terugkerende gedachten, waarbij de verteller nu eens de dochter is en dan weer de moeder. De overgang is, zoals bij dat andere moeder-en-twee-dochters verhaal Une famille à Bruxelles, vaak onduidelijk. Soms ook verwarrend, desoriënterend. Het repetitieve herinnert aan Jeanne Dielman. Alles loopt door elkaar, in de tekst en bij de illustraties. Filmbeelden, jeugdfoto’s en persoonlijke foto’s lijken lukraak in de tekst geschoven. Twee schaduwen sluiten het verhaal af.
Sombere mijmeringen
Een verhaal dat peilt naar de donkere kant van de innige band tussen moeder en dochter. Met de onderliggende vraag of de malaise van de dochter – Chantals angsten, bipolaire stoornis (“een cyclische en chronische ziekte”), zelfmoordneiging, slaapproblemen en relationele moeilijkheden – geen erfenis van de moeder (“een vrouw met uitstel van executie”) is. Wat de tegenstrijdige gevoelens verklaart.
Enerzijds “ademen mama, laat me niet alleen, ademen.” Anderzijds ook frustratie, woede en de wil de moeder te vermoorden. Omwille van een verstikkend gevoel; “als ik schrijf gaat het weer over haar en dat is geen bevrijding zoals mensen die niet schrijven denken.” Omwille van de moederlijke druk om “een normaal leven” te leiden. Uitgedrukt via een omweg: “Jij kunt je ook opmaken, zei mijn moeder.” Vertaald ook in rusteloosheid: “Ergens anders is het altijd beter. Dus ik doe al eeuwen niks anders dan vertrekken en weer vertrekken en terugkomen.”
Vlucht en twijfel
Natalia’s Brussels appartement figureert in Mijn moeder lacht en doet dat nog prominenter in No Home Movie waar Chantals camera er een soort oord van herinneringen van maakt, een plek via Skype verbonden met de wereld en wat rest van de familie. In Une famille à Bruxelles is er communicatie via de telefoon en de verhalen die volgens de moeder/verteller op de grens van fictie en realiteit balanceren: “elle raconte des tas d’histoires et pas toutes sont vraies mais il y en a qui sont vraies et en général ce sont des histoires tristes pas des histoires qui font rire, celles qui font rire elle les raconte aussi quand on est ensemble et quand ça lui revient et elles ne sont pas toujours vraies non plus mais parfois elles le sont.”
Herinneringen zijn problematisch, onderstreept Mijn moeder lacht: “We kunnen het ons niet herinneren. We herinneren ons de goeie momenten niet meer. We herinneren ons niet meer hoe ons moeder vroeger was. We herinneren ons niet meer hoe ze voor ons zorgde. We herinneren ons niet meer of er dankzij haar plezier was in huis. We herinneren ons niet meer dat ze ons van school kwam halen, dat ze ons beschermde, dat ze voor ons vocht. We herinneren het ons niet meer.” Of juist wel en dan zijn die herinneringen even versmachtend als bevrijdend bij Akerman.
Pijnlijk persoonlijk
“Ik heb alles wat ik heb geschreven teruggelezen en ik was er ontzettend ontevreden over,” besluit Akerman, “maar wat moet ik, ik heb het geschreven. Het is er.” Gelukkig maar want dit intens moeder-dochterboek zindert na. “Laat me niet los, nog niet. Ik ben er niet klaar voor en misschien zal ik het nooit zijn” gaat door merg en been. De films van Chantal Akerman zijn existentiële zoektochten met een traumatische onderstroom en met deze roman is het niet anders. Dit portret van een moeder is een zelfportret van een dochter. Een ontluisterende trip die Akerman confronteert met haar alter-ego, de schaduw van de in 2014 overleden moeder die altijd al in haar verborgen zag. Dit is een mokerslag. Pijnlijk persoonlijk. Hartverscheurend.
Er zit veel pijn in Mijn moeder lacht. Maar ook leven. En dood. De schaduw van het einde dat er een jaar na het verdwijnen van de lach, van de moeder, zou komen voor de maker van No Home Movie (“een film over een wereld in beweging die mijn moeder niet ziet”). “Ik heb tot nu alles overleefd en ik heb vaak zin gehad om een einde aan mijn leven te maken. Maar ik dacht dat kan ik mijn moeder niet aandoen. Later, als ze er niet meer is.” Later werd 2015 voor de toen 65-jarige Chantal Akerman. Haar monumentaal filmoeuvre blijft verder leven, net als dit literair kunstwerk. “A thing of beauty is a joy forever” wist John Keats. Ook al bevat die vreugde een angel.
IVO DE KOCK
Chantal Akerman, Mijn moeder lacht (oorspronkelijke titel Ma mère rit), Uitgeverij Koppernik, Amsterdam, 2024, 204 blz.
Chantal Akerman, Une famille à Bruxelles, L’Arche, Montreuil, 2022 (oorspronkelijk geschreven in 1998), 90 blz.
I don’t belong anywere – The cinema of Chantal Akerman van Marianne Lambert, België, 2015, 67’. Met Chantal Akerman, Gus Van Sant, Claire Atherton. Scenario & productie Marianne Lambert. Fotografie Rémon Fromont. Montage Marc De Coster. Extra’s: verwijderde scènes. Distributie Icarus Films Home Video.