Peter Bogdanovich: De man die film ernstig nam

mrt 22, 2022   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, portret, regisseur, thema  //  Reacties uitgeschakeld voor Peter Bogdanovich: De man die film ernstig nam
Orson Welles & Peter Bogdanovich

Als jonge snaak vroeg Peter Bogdanovich aan John Ford wanneer hij voor het eerst besefte met iets belangrijks bezig te zijn. “Nooit” was het antwoord. “De leugenaar!” zei Bogdanovich toen hij zelf geïnterviewd werd, “Ikzelf heb altijd geweten dat het belangrijk was. Alleen niet hoe belangrijk.” De Amerikaanse cineast en cinefiel nam zichzelf én film ernstig. Ijdelheid en arrogantie? Zeker. Maar na zijn overlijden groeit het besef dat Bogdanovich ook de belichaming was van een tijdperk waar cinema er nog ècht toe deed.

“Peter was enorm beroemd, zelfs ik wist op zesjarige leeftijd wie Peter Bogdanovich was,” zegt regisseur Quentin Tarantino in Bill Tecks documentaire One Day Since Yesterday (2014), “hij is heel bekend geworden en daarna zeer diep gevallen.” Het verhaal van cineast en cinefiel Peter Bogdanovich (1939-2022) is een “from hero to zero” variant. Een waarbij de protagonist een Hollywood insider bleef toen hij door de industrie werd uitgespuwd. Een erudiet cinefiel die zijn positie tussen het klassieke en het nieuwe Hollywood koesterde.

Peter Bogdanovich

“Hij is verwekt in Europa en werd geboren in Amerika, dat zegt alles” grapt zijn fetisj acteur Jeff Bridges. Zelf wees Bogdanovich de ‘onverbiddelijke media’ met de vinger. “Ze hangen een ongenuanceerd beeld van je op,” vertelde hij aan Humo, “duik in archiefmateriaal en je zult de indruk hebben dat ik een slechterik of een zielepoot ben: ‘Een mislukte regisseur met een rare naam, die verhoudingen had met een paar jonge blondjes’.”

Bewogen traject

Feit is dat Bogdanovich een woelig privéleven koppelde aan een chaotische carrière. De zelfverklaarde ‘geboren acteur’ startte als regisseur (“ik ben gaan regisseren omdat ik niet van audities hield”) met populaire, onvergetelijke films. Vier op een rij zelfs: Targets (1968), The Last Picture Show (1971), What’s Up, Doc? (1972) en Paper Moon (1973). Maar als zelfbewust mediafiguur was hij zo weinig geliefd dat Hollywood hem na de champagne vlotjes de gifbeker aanreikte toen Daisy Miller (1974) en At Long Lost Love (1975) flopten. “Het enige wat Hollywood samenbrengt is een nieuwe flop van Peter Bogdanovich” grapt Billy Wilder in Cameron Crowe’s interviewboek.  

The Last Picture Show

Als jonge cinefiel was Bogdanovichs naam nochtans verbonden geraakt met de droomfabriek na monografieën waarin hij het werk van iconen als Orson Welles, Howard Hawks, John Ford, Allan Dwan en Alfred Hitchcock belichtte. Met dank aan een tijdsgewricht waarin filmkritiek even ernstig genomen werd als film. En dissonanties getolereerd werden. Zo haalt Bogdanovich in het (aan zijn vader, immigrant Borislav Bogdanovich, opgedragen) interviewboek ‘Fritz Lang in America’ uit “naar de ongefundeerde heersende opinie dat het met Lang bergaf is beginnen gaan vanaf zijn eerste Amerikaanse films.” Een snobisme dat voorbijgaat aan hoezeer “zijn nachtmerrieachtig, bedreigend en door geweld, angst en dood getekend universum een stempel drukte op het film noir genre.” Lees: de impact van de ‘Amerikaanse’ Lang is minstens zo groot als die van de ‘Europese’ Lang.

De erfenis van Fritz Lang

Volgens Bogdanovich zijn “de emoties van Langs filmpersonages verbonden met zijn persoonlijkheid.” Met deze erfenis voelt hij affiniteit. “Mijn films vertonen heel wat gelijkenissen met mijn Amerikaanse tijdgenoten (de New Hollywood generatie), maar op visueel gebied hanteerde ik de klassieke, zeg maar onzichtbare stijl van Hawks en Ford.” Ze zijn bovendien gedrenkt in nostalgie, in een einde-van-een-tijdperk gevoel. “Everybody’s dead,” zegt Boris Karloff in Bogdanovichs debuut Targets, “I feel like a dinosaur.” Even later valt de repliek “All the good movies have been made.

Targets

Dat besef drenkt films als Nickelodeon (1976), Saint Jack (1979), They all laughed (1981), Mask (1985) en Texasville (1990) in tristesse. Een somber gevoel maar van bitterheid is er geen sprake. Bogdanovich en zijn personages stellen vast dat alles vloeit, in beweging is, verandert. En veel verdwijnt. Dat sluit naadloos aan bij zijn visie op cinema als een elegie. Het motiveerde hem tot een spreidstand tussen classicisme en modernisme. Enerzijds probeert Bogdanovich de erfenis van de klassieke meesters die hij als criticus interviewde door te geven, anderzijds maakt zelfbewustzijn zijn regiestijl modern.  

Scharniermoment

Bogdanovich was aanwezig op een uniek moment in de filmgeschiedenis toen Hollywood zich op een kruispunt bevond tussen het klassieke studiosysteem en het meer ‘onafhankelijke’ New Hollywood. Tegelijk als getuige en als deelnemer. In tegenstelling tot latere generaties liep hij nooit filmschool. Persoonlijke contacten met ‘old school‘ filmmakers en ervaring opgedaan bij de koning van de B-films Roger Corman (en Sam Fuller die adviseerde bij Targets) volstonden. Producenten Bert Schneider en Bob Rafelson ontdekten Bogdanovich en zetten hem op weg voor een van de meest markante films van de jaren zeventig, de Larry McMurtry adaptatie The Last Picture Show.

Saint Jack

Dit coming-of-age annex einde-van-een-tijdperk drama oogt weemoedig maar wordt gedreven door cinefiele nostalgie. Cinefilie is voor Bogdanovich geen schuilplaats of escapisme maar een vorm van existentialisme, een levenswijze die tegelijk een subjectieve kijk op de wereld is. Terwijl cinema fungeert als melancholische meditatie. De laatste bioscoopvertoning in een desolaat Texaans dorp brengt met de projectie van Howard Hawks’ Red River (1948) de magie en grandeur van film in beeld.

Toekomstdromen

Maar niet om met spijt terug te blikken. Kijken naar film is voor Bogdanovich en zijn personages een manier om zich via het verleden een andere toekomst te dromen. “The Last Picture Show bevat een nieuw gezichtspunt maar bewaart de klassieke stijl,” stelt Bogdanovich, “het is een vreemde mix die perfect mijn ervaring weergeeft.” De zwart-wit film is gemaakt in de Hollywoodtraditie maar sluit met zijn sombere thema’s en taboedoorbrekende scènes aan bij het modernisme van New Hollywood.

Mask

The Last Picture Show zou een wegvoorbereider blijken voor de adolescentenfilms van de jaren tachtig en filmmakers als John Hughes maar was vooral een film die ging over de nostalgie naar het gouden tijdperk van de cinema. “Vandaar dat de sfeer zo belangrijk was,” stelt Bogdanovich, “die periode, de fifties, was een personage in de film. Ik schilderde de jaren vijftig af als the good old days, een tijd die voorgoed voorbij is. Het eigenlijke onderwerp van de film was de wanhoop, de ontgoocheling over het feit dat er geen cinema meer was, alleen nog maar televisie. Daarom heb ik in zwart-wit gefilmd. Er moest een soort droefenis van de beelden uitgaan.”

Films over mensen

Het verschil met hedendaagse cinefiele generaties (Tarantino & co) is dat Bogdanovich de filmgeschiedenis niet ziet als een schatkist waaruit filmmakers kunnen grabbelen voor hun in een cinema universum spelende recyclage films. “Mijn films gaan niet over andere films” benadrukt Bogdanovich, ook al liet hij zich voor They all laughed wel inspireren door het werk van Jean Renoir.

They all laughed

Wat voor hem telt is de spanning tussen het oude en het nieuwe, tussen film en werkelijkheid, tussen herinnering en realiteit. Zo laat The Last Picture Show kijkers met warmte terugdenken aan een plek en een tijd die eigenlijk niet zo leuk was. De inwoners van Anarene, jong en oud, blijken de gevangenen van hun stad. Ouderen ontvluchten de deprimerende werkelijkheid via nostalgische herinneringen, jongeren rijden rond zonder ergens naartoe te gaan. “Ze dromen alleen maar,” stelt Bogdanovich, “ze durven niet voorbij de stadsgrenzen.”

Stukjes tijd

Waarom film belangrijk blijft illustreert de anekdote die Bogdanovich vernam van James Stewart. De acteur zei dat een onbekende hem tijdens filmopnamen feliciteerde omdat hij ooit in een film een gedicht had opgedragen. “Dat is het mooie van film,” aldus Stewart, “if you’re good, and God helps you, and you’re lucky enough to have a personality that comes across, then what you’re doing is, you’re giving people little… tiny… pieces of time… that they never forget.”

Teaxasville

Bogdanovich hield van die ‘stukjes tijd’ (Pieces of time werd de titel van een van zijn filmboeken), van film als spiegel van verwondering, verbeelding en het leven. Niet omdat ze escapisme zouden bieden maar omdat ze verbonden zijn met mensen. Daarom nam hij film ook zo ernstig. Doordat hij weigerde actie te versnellen en stijl te laten primeren op inhoud, maar ook omdat hij het niveau van zijn eerste vier films slechts mondjesmaat (Saint Jack, Mask) wist aan te houden, verdween Bogdanovich vanaf de jaren negentig als filmmaker uit beeld. Maar hij bleef films kijken en met documentaires als The Great Buster (2018) timmeren aan het filmgeheugen.

Respect en plezier

De hedendaagse Amerikaanse cinema kon op minder sympathie rekenen. “Ik wil meer films over mensen en minder over superhelden zien” zei Bogdanovich die zich niet zozeer ergerde aan het gebrek aan vernieuwing (“het idee om originaliteit als criterium voor kunst te nemen is absoluut nonsens”). Wat hem stoorde was “de verdoving van het publiek. Films bevatten te veel doden en moorden, kijkers worden daardoor ongevoelig. ‘We brutaliseren het publiek,’ zei Orson Welles me, ‘we eindigen in het Romeinse Coliseum’. Het respect voor menselijk leven lijkt te eroderen.”

The Great Buster

Een respect dat de cinefiele cineast koppelt aan plezier. Die mix van lichtvoetigheid en ernst werkte niet altijd. Maar hij bleef als een bezetene proberen want “film is een obsessie.” Wat moeten we ons van deze geobsedeerde cinefiel herinneren? Misschien wel zijn vermogen om te vertrekken van anekdotes en via mensen naar het Grote Verhaal te gaan. Schoolvoorbeeld is het einde van Nickelodeon dat inspiratie putte uit een anekdote die Fritz Lang hem toevertrouwde: D.W. Griffith filmde actiescènes in een studio met glazen wanden. Bogdanovich zag het grotere beeld: “Met Birth of a nation verloor cinema zijn onschuld en werd het een kunst terwijl de Eerste Wereldoorlog tegelijk voor een verlies van onschuld van Amerika zorgde.”

The Last Picture Show

Peter Bogdanovich focust vooral op film en dramatiseert zowel artistieke passie als het einde van Amerika’s filmonschuld. De onschuld van pioniers die heel naïef en intuïtief innoveren, haast argeloos de geheimen van het vak ontsluieren en experimenterend de onvermoede perspectieven van cinema ontdekken. Er schuilt geen greintje ironie in deze schets van (verdwenen) naïviteit, ook al hield Bogdanovich van filmkomedies en humor (in die volgorde). Het typeerde de man die film ernstig nam. Film is te belangrijk om een cynici over te laten.

IVO DE KOCK

Peter Bogdanovich