Guillermo del Toro’s ‘El Espinazo del diablo’: De spoken van de Spaanse burgeroorlog
In het viscerale gotische sprookje ‘El Espinazo del diablo’, verstrengelt de Mexicaanse filmmaker Guillermo del Toro (‘Pan’s Labyrint’, ‘The Shape of Water’) de collectieve trauma’s van een land getekend door een burgeroorlog met de spoken waar een jonge wees mee worstelt. Del Toro’s derde film is een genremix die Spaanse horror, klassiek psychologisch drama en aan Buñuel herinnerend surrealisme omtovert in een alchemistisch sprookje. Geen geestverhaal maar een verhaal met een geest, heruitgegeven in een magnifieke Blu-ray editie.
“Mensen nemen fictie te ernstig en het leven te licht,” verzucht de Mexicaanse filmmaker Guillermo del Toro (° 1964) in een interview op Carlotta’s puike Blu-ray editie van El Espinazo del diablo (2001). Over de film zelf klinkt het even krachtig: “Ik wou geen geestverhaal maken maar een verhaal met een geest.” Tegelijk benadrukt del Toro wat de ware gruwel in horror is: “De grote angst is niet verminkt te worden, maar getransformeerd te worden, te sterven zonder dood te zijn. Wat me het meest bevalt in horrorfilms is dat ze gaan over wat ons menselijk maakt. Het belangrijkste is de menselijkheid van het verhaal.”
De regisseur van Cronos (1993), Mimic (1997), Hellboy (2004), Pan’s Labyrinth (2006), Pacific Rim (2013), The Shape of Water (2017) en recent Nightmare Alley (2021) bespeelt als geen ander onze primaire angsten en dompelt zowel de kijker als de personages onder in een gevoel van onzekerheid en een nachtmerrieachtig universum dat de eenzaamheid en fragiliteit van de mens weerspiegelt. In del Toro’s bureau hing lang een quote die de kern van zijn oeuvre en werkwijze weergeeft: “Om tot het schone te komen moet je het verschrikkelijke onderzoeken.” Dat gebeurt op briljante wijze in El Espinazo del diable (The Devil’s Backbone), een horrorfilm die zich afspeelt tijdens de Spaanse burgeroorlog. Het centrale luik, tussen Cronos en Pan’s Labyrinth, van Guillermo del Toro’s trilogie van (Spaanstalige) een getormenteerde jeugdtijd waar op persoonlijke wijze in het collectieve onderbewustzijn verankerde mythes en monsters worden onderzocht.
¿Qué es un fantasma?
“Wat is een geest?” vraagt dokter Casares (Federico Luppi) in El Espinazo del diable, “een tragedie die gedoemd is om zich altijd maar te herhalen? Een moment van pijn misschien. Iets dat dood is en levend lijkt. Een emotie opgeschorst in de tijd. Zoals een wazige foto. Como un insecto atrapado en ámbar. Zoals een insect dat vastzit in barnsteen.” De derde film van Guillermo del Toro draait rond de twaalfjarige Carlos (Fernando Tielve) die na de dood van zijn vader in volle Spaanse burgeroorlog in een afgelegen weeshuis belandt. Snel ontdekt hij dat er donkere geheimen schuilgaan in de plek en dat de volwassenen veroordeeld lijken om er te blijven. Het mysterie wordt vergroot door een niet ontplofte vliegtuigbom die zich in het centrale plein heeft geboord en de geest van een kind die in het water van de kelders lijkt te huizen. Onderhuidse spanningen leiden tot een explosieve confrontatie.
Guillermo del Toro groeide op in Mexico, een land dat veel vluchtelingen van de Spaanse burgeroorlog (o.m. surrealistisch filmmaker Luis Buñuel) opving. De verhalen over deze drie jaar durende strijd die de ronde deden prikkelden zijn verbeelding. “Guillermo zag deze oorlog als een theater van vernietiging en als een verhaal van spoken,” zegt de Spaanse actrice Marisa Paredes (rol van overste Carmen) in een bonusinterview, “dit verhaal over terreur in een weeshuis was heel persoonlijk. Sommige van de dingen hadden hem als kind kunnen overkomen. Zoals die angst voor en aantrekkingskracht van de wereld van spoken.” Del Toro ging naar een jongensschool waar brutaal werd gevochten. “Mijn jeugdherinneringen zijn verbonden met angst en geweld,” aldus de cineast, “al die gevechtscènes zijn autobiografisch. In mijn geboortedorp vertelde men bovendien de legende van het meer van Chapala, waar een dode vrouw zwemmers zou doen verdrinken. Een waterspook vond ik altijd heel angstaanjagend.”
Autobiografisch getint spookverhaal
Veel persoonlijke angsten, ervaringen en obsessies kwamen samen in Del Toro’s film. Zoals de jongen die schetst (“ik hou van jongs af aan een notaboek bij met schetsen en ideeën”), zijn vriend die dol is op het verhaal van de graaf van Monte Christo en andere door de dood gefascineerde jongeren. “Ik ben een beetje zoals alle filmpersonages,” stelt Del Toro, “vanaf mijn zevende heb ik angst voor de dood. Ik was als kind hypochonder, bij het lezen van medische verhalen was ik snel overtuigd dat ik de ziektes had waarover ik las. Mijn fascinatie voor biologische aan de dood gelinkte elementen en voor de limieten van het lichaam ontstond toen.” Guillermo del Toro wordt hier en daar beschouwd als een ‘eeuwig groot kind’ maar zelf ziet hij zich niet als een Spaanstalige Steven Spielberg: “Als 7-jarige had ik de geest van een 75-jarige, ik ben nooit jong geweest. Ik ben nu meer kind dan tijdens mijn jeugd.”
Del Toro balanceert ook moeiteloos tussen ernst en plezier, tussen didactiek en entertainment. El Espinazo del diable is geen historische reconstructie van de Spaanse burgeroorlog maar toont wel een land verwoest door haat, bloed en dood. Plus ook de erfenis van het Franco regime waardoor Spanje veranderde in een gesloten land waar mensen schrik hadden van elkaar en een sfeer van zonde heerste. “Volgens Guillermo laat een oorlog spoken achter,” aldus Paredes, “ik herinner me een somber land waar censuur regeerde en angst, waar het gevoel leefde constant bespied te worden. Guillermo zei ‘de volwassen personages hebben geen uitgang, de enige deur die ze hebben is die naar de dood leidt’. De dood is onafwendbaar. Daaruit vloeit de eindboodschap van de film. De kinderen herinneren zich de les van Carmen wanneer ze hen spreekt over de prehistorie. Over dinosaurussen en hoe mensen leerden om hen te bekampen, te verjagen. Aan het slot van de film zien we dat de kinderen de les leerden. Ze vernietigen het kwaad voor het hen verwoest.”
Vuur en water
“Tijdens het schrijven wou ik een politiek verhaal ontwikkelen, eentje waar de spoken symboliseren wat onafgewerkt is gebleven, wat nog decennia het verhaal van een land blijft beheksen,” stelt Guillermo del Toro, “de strijd in het weeshuis is een interne oorlog, een oorlog tussen de leden van eenzelfde familie.” In dat conflict spelen de elementen water en vuur een rol. Bij leven, dood en hergeboorte figureren verbranding en verdrinking als dreigende gevaren en kantelmomenten. “Ik tracht altijd om banale, gekende, verhalen vanuit een ander oogpunt te benaderen” benadrukt del Toro. Vampieren helpen familierelaties tonen (Cronos), een demon trekt ten strijde tegen het kwaad (Hellboy), een waterwezen redt een geliefde (The Shape of Water) en een geest is geen belager maar slachtoffer (El Espinazo del diable).
“Ik introduceer bewust het spook meteen,” onderstreept del Toro, “zo creëer ik meer medelijden dan angst.” De geest is hier geen gruwelijk monster maar een slachtoffer dat kind blijft. De regisseur vertelt in een levendig gesprek met filmmaker Fabrice du Welz hoe hij lange tijd niet kon slapen toen hij als kind de kamer kreeg waar zijn overleden oom had verbleven. Uit angst. Tot hij op een nacht een pact sloot met de monsters: ‘wanneer jullie me ongestoord laten gaan plassen zal ik jullie vriend voor het leven zijn.’ Zo geschiedde, als volwassen filmmaker bleef hij monsters en geesten een warm hart toedragen.
Monsters en kinderen
Del Toro was en blijft een fan van Marvel en DC Comics terwijl ook zijn voorliefde voor fantastische cinema enkel maar groeide. Hij ging ook in Amerika wonen (toen zijn familie het slachtoffer werd van een ontvoering in Mexico) maar zijn relatie met Hollywood veranderde snel in een liefde-haat verhaal. Door persoonlijke projecten af te wisselen met popcorn entertainment plaatste hij zich buiten de droomfabriek (waar de box office heerst) terwijl hij zijn afkeer voor het clichématige karakter van Amerikaanse cinema duidelijk liet blijken.
Zo ogen kinderen in Amerikaanse films voor hem heel onwerkelijk, “het zijn haast eenhoornen. Ze zijn altijd slim, steeds bewust van wat ze doen en ze debiteren keer op keer perfecte oneliners. Bovendien kunnen ze aan een T-rex ontsnappen. Dat bezorgt filmkijkende kinderen een vals gevoel van onsterfelijkheid. Als kind vernam ik graag dat ik sterfelijk was. Anders ben je niet in staat om te reageren op de gruwel van de wereld. Films voor kinderen waarin geen geweld voorkomt zijn irreëel. Geweld verheerlijken in de ogen van kinderen is verwerpelijk maar dat doe ik niet. Ik toon gewoon dat een kind bij een explosie in stukken wordt geblazen, dat hij bij een confrontatie met een groot insect wordt opgegeten.”
Verhalen vertellen
Voor Guillermo del Toro is verhalen vertellen iets heel persoonlijk. Dat onderstreept hij met een metafoor: “Je kan alleen uitkotsen wat je eet. Als kind neem je al die gruwel, al die horror op en daarna kots je ze uit. Maar dat gebeurt ongewild. Het komt eruit en dan organiseer je de kleine stukken. Dit proces is heel visceraal. Verhalen vertellen heeft twee aspecten: de ene is compulsief en de andere organisatorisch. Enerzijds ‘ik moet die film maken’, anderzijds ga je beseffen waarom je het doet en tracht je het een beetje thematisch te duiden. Maar niet veel. De volgende etappe bestaat erin de audiovisuele informatie te organiseren om het thema te ondersteunen. En dan is er een diepere laag die je volledig ontsnapt en verbonden is met het compulsieve.”
Een filmmaker heeft voor del Toro iets van een alchimist. Iemand die filmt en daarna projecteert. Daarbij verschijnt er iets, evolueren gevoelens en wordt een onderwerp ontwikkeld. “Ik ontdekte dat alchimie niet ging over het omzetten van lood in goud maar dat het een spirituele zoektocht was,” vertelt del Toro aan du Welz, “het omzetten van vieze materie in sublieme materie, in iets eeuwig. Want goud symboliseert eeuwigheid. Ik vond dat de basis van alchemie vol universele symbolen zat. De genres die ik als kind adoreerde, horror, sciencefiction, fantastiek, kunnen getransformeerd worden in iets subliem.” De filmmaker ziet zich als een gewone verteller: “Wat mensen niet begrijpen is dat het verhaal en de personages voor mij de film niet zijn. De film is het beeld, het geluid en de geheime emoties verborgen in de beelden en geluiden. Hoe dwazer het vertrekidee van een film is, hoe meer ik het tracht te sublimeren.”
Zien, voelen en horen
Films van Guillermo del Toro kunnen op verschillende manieren gelezen worden. Ook daar ziet de cineast een parallel met alchimie: “Er wordt in alchimie vaak gewerkt met valse pistes en dingen die je afleiden. Ingewijden lezen dat correct. Voor mij is de alchemie van kunst ‘zien’. Daarom opent Pan’s Labyrinth met een close-up van een oog van een standbeeld en eindigt de film met het citaat ‘ze liet geen sporen na in de wereld behalve voor wie weet waar te kijken’. Dat is het geheim. Ik maak mijn films en zij die ze niet willen zien zeggen ‘monsters en robots’ maar mensen die dieper willen en kunnen kijken zien verschillende lagen. In kleinere genrefilms zoals El Espinazo del diable maar ook in blockbusters zoals Pacific Rim.”
Deze gelaagdheid trekt del Toro ook door naar de muziek maar ook naar de volledige soundtrack waar naast veel vertrouwde geluiden (het geluid van de vleugels van vogels) de regisseur zelf voor geluidseffecten zorgt. Insectengeluiden in Cronos, de kreten van sommige beesten in Pacific Rim, enkele stemgeluiden van het waterwezen in The Shape of Water en de ademhaling van het spook in El Espinazo del diable. Het geeft aan hoezeer de Mexicaanse filmmaker een controle freak is maar ook hoezeer zijn cinema er een voor oog en oor is.
De vorm van liefde en haat
Vandaar dat del Toro benadrukte dat “het idee van The Shape of Water was dat de vorm van water de vorm van liefde is. Je weet niet op wie je verliefd wordt tot je die persoon vindt. In de tussentijd is liefde dus vormeloos. Desalniettemin zijn liefde en water de meest smeedbare, krachtige dingen in het universum.” Niet toevallig tracht Sally al zingend en dansend “te vertellen hoe veel ze van het waterwezen houdt. De enige manier waarop ik zonder dialoog kan fantaseren wat ze denkt is te tonen hoe ze zich voelt. Ze begint te zingen en wanneer ze opstaat zit ze in een musical uit de jaren 30 of 40. Filmfantasie is minder realistisch maar wel sterker dan gewone fantasie.”
“The Shape of Water speelt in 1962 omdat met de moord op Kennedy en de escalatie van de Vietnamoorlog Amerika stopte,” benadrukt del Toro, “het was een tijd van woede en racisme. Een verschrikkelijke periode voor liefde en minderheden.” El Espinazo del diable speelt in een nog gruwelijker tijd, de Spaanse burgeroorlog die haast naadloos overging in de deprimerende periode van het franquisme. Haast nonchalant stelt de regisseur (die samenwerkte met twee Spaanse scenaristen) dat zijn film draait “rond kinderen. Een van hen is dood. Hij komt terug om zijn frustratie en boosheid uit te drukken, om aan te geven dat hij niet echt vertrokken is. Hij bestaat zonder te bestaan.” Een geest dus, een spook dat al de pijn, woede en onrechtgevoelens weerspiegelt. Kortom, de incarnatie van de trauma’s van een land. En een indicatie dat het verleden blijft verder leven in het heden en de toekomst.
Betere dagen
Wanneer de poort van het weeshuis aan het einde van de film opengaat (een verwijzing naar het iconische beeld uit John Fords The Searchers) wordt duidelijk dat de gruwel niet kon buitengehouden worden. Maar ook dat er weinig hoop aan de horizon te ontwaren is. De boodschap van dokter Casares, wanneer hij directrice Carmen aanmaant om te vluchten met de kinderen (ze is zowat de Wendy van Peter Pan), is weinig geruststellend: “Er komen geen betere dagen, er zal geen hierna zijn.” Terreur vernietigt hoop en verzet. Gelukkig blijven de kinderen, die in het ongewisse zijn over het lot van hun ouders, ondanks helse (explosieve) omstandigheden hoopvol en naïef. Levendig en fantasierijk ook. Energiek en speels. Het spook verdampt echter niet, de geest kwam aan de oppervlakte van het waterreservoir maar blijft drijven. Blijft aanwezig. In de geest van de kinderen en het geheugen van volgende generaties.
IVO DE KOCK
“Het eerste waarmee elkeen die verhalen verzint zich onderscheidt is zijn vermogen om een extreem empathische of gevoelige blik te richten op anders zijn.”
Guillermo del Toro
EL ESPINAZO DEL DIABLO van Guillermo del Toro. Spanje-Mexico, 2001, 106’. Met Marissa Paredes, Eduardo Noriega, Federico Luppi, Fernando Tielve, Íñigo Garcés, Irene Visedo. Scenario Guillermo del Toro, Antonio Trashores & David Muñoz. Muziek Javier Navarrete. Fotografie Guillermo Navarro. Montage Luis de la Madrid. Extra’s dvd: commentaar Guillermo del Toro & Guillermo Navaro, interview Marisa Paredes, interview Eduardo Noriega, documentaire ‘demons et merveilles de Guillermo del Toro’, documentaire ‘Les arcanes du film’, making of documentaire, speciale effecten documentaire, vergelijking storyboard/film, ‘Home Cinema’: gesprek Guillermo del Toro & Fabrice du Welz. Distributie: Carlotta films.