‘Mooi zijn en zwijgen’: Focus op sterke vrouwen en stille film
Met haar boek ‘Mooi zijn en zwijgen’ toont Anke Brouwers zich een filmfan met een dubbele missie. Enerzijds duidelijk maken dat sterke vrouwen van bij de start een belangrijke bijdrage leverden aan de ontwikkeling van het nieuwe medium film en anderzijds de kracht en creatieve schoonheid van de in de vergetelheid gesukkelde stille cinema benadrukken. Resultaat is een persoonlijke reis door de filmgeschiedenis die balanceert tussen verwondering en bewondering, tussen nuchtere didactiek en aanstekelijk werkend cinefiel enthousiasme.
“There is nothing connected with the staging of a motion picture that a woman cannot do as easily as a man” benadrukte Alice Guy-Blaché (1873-1968) toen ze na haar debuut in 1896 pionierde met het jonge medium film. Ze zou honderden films maken, alle aspecten van filmmaken beheersen (regie, productie, scenario, fotografie, montage,….), vernieuwingen introduceren (close-ups, inkleuren film, geluid,…) en een eigen productiemaatschappij oprichten. Maar ook er mee voor zorgen dat de kermisattractie film respect verwierf: “It seemed extraordinary to me. It filled me with adoration. It was the birth of Cinema.“
Om dan in 1920 abrupt te verdwijnen wanneer de filmindustrie economisch in een stroomversnelling geraakt en arbeidsverdeling strikter wordt. Ook andere vrouwelijke filmmakers actief tijdens de eerste halve eeuw filmgeschiedenis, van Lois Weber over Dorothy Azner tot Ida Lupino, zouden een belangrijke rol spelen in Hollywood maar toch in de vergetelheid belanden. Afwezig in het canon en onbekend voor het grote publiek. En zelfs niet vertrouwd bij filmmakers. “It’s unbelievable to be a film director, and as old as I am, and to be a woman, and have never heard of her” bekent Julie Taymor in Pamela Greens Be Natural: The Untold Story of Alice Guy-Blaché.
De comeback van vergeten vrouwen
Pas vanaf de jaren zeventig gingen onder invloed van feministen, die aangaven dat de auteur theorie door een wel véél te mannelijke blik werd toegepast, onderzoekers eindelijk focussen op vroege vrouwelijke filmmakers en quasi vergeten periodes zoals de stille cinema. Die groeiende aandacht leidde in de 21ste eeuw tot mijlpalen zoals o.m. de restauratie van het Julie Dash meesterwerk Daughters of the dust (1991), de dvd anthologie Early Women Filmmakers (2007), de hoger geciteerde documentaire Be Natural: The Untold Story of Alice Guy-Blaché (2018) en de veertien uur durende compilatie Women Make Film: A New Road Movie Through Cinema (2018) van Mark Cousins.
Meer en meer publicaties (essays en boeken) trachten bovendien de door een mannelijke bril geschreven filmgeschiedenis bij te stellen. Mooi zijn en zwijgen. De machtige vrouwen van de Amerikaanse film van KASK Gent en Universiteit Antwerpen docent Anke Brouwers (° 1980) past in dat rijtje. De auteur wil de vaak vergeten “vrouwelijke creatieve aanwezigheid in de vroege filmindustrie” belichten, al gaat haar aandacht hier vooral uit naar de Amerikaanse droomfabriek Hollywood.
De Amerikaanse stille film
Anke Brouwers breekt als ‘cinefiele missionaris’ nadrukkelijk een lans voor stille cinema. In het besef dat sommige in Hollywood geproduceerde ‘oude films’ ideologisch toxisch zijn en dus ook voer voor kritiek. Al kijkt ze “het liefst naar die talrijke momenten in vroege cinema die de hedendaagse kijker juist verrassen vanwege hun groot humanisme, progressieve ideeën, subtiele zelfkritiek, tijdloze humor en hun beheerste en poëtische beeldtaal”; de auteur van Mooi zijn en zwijgen is “niet blind voor de vele weerhaken, de tegenstrijdigheden en de ruwe kantjes.” Resultaat is een soms wat moeilijke spreidstand tussen kritiek en bewondering, tussen afstand name en onderdompeling.
Mooi zijn en zwijgen is het meest meeslepend wanneer Brouwers haar passie voor stille cinema kan delen. Dankzij Brouwers kennis van het onderwerp en keuze van de verhalen (op enkele passages, zoals die over honden in films, na) werkt haar enthousiasme ook aanstekelijk. Lezen geeft zin om de films van Alice Guy-Blaché en Lois Weber maar ook pareltjes als Sadie Thompson (van de schromelijk onderschatte Raoul Walsh) te bekijken. Of andermaal te genieten van dé Gloria Swanson film bij uitstek Sunset Boulevard (Billy Wilder), met de “We didn’t need dialogue. We had faces!” ode aan stille film en krachtige Hollywoodvrouwen.
Machtige vrouwen revue
Door de meanderende stijl van Brouwers gaat onze aandacht soms wat weg wanneer kindersterren worden opgevoerd of de ingang naar cinema via de Lumières verloopt maar wanneer Brouwers over Alice Guy-Blaché begint te vertellen heeft ze onze aandacht volledig. Zeker wanneer ze benadrukt dat “haar aanzienlijke aandeel in de filmgeschiedenis in de jaren zestig van vorige eeuw zo goed als vergeten of uitgewist was. Haar verhaal was zelfs grotendeels overschreven door de verwezenlijkingen van andere (mannelijke) pioniers. Ze had meer dan tweehonderdzeventig films gemaakt, maar haar naam kwam niet voor in de (standaard) filmgeschiedenisboeken van Paul Rotha, Lewis Jacobs of Arthur Knight.”
Via praktische voorbeelden zoals de ‘Wees Natuurlijk!’ richtlijn en acteertechniek van de filmmaker zet Brouwers de inbreng van Alice Guy-Blaché in de verf. Maar ze vertelt ook de verhalen van andere toonaangevende vrouwen in Hollywood. Onder meer Francis Marion, Mary Pickford, Lilian Gish (véél meer dan een D.W. Griffith actrice), Lois Weber, Pearl White, Theda Bara, Mabel Normand en Gloria Swanson passeren de revue. Terwijl we meer vernemen over serials als The Perils of Pauline en populaire slachtofferrollen, stuntvrouwen, vrouwenhumor, complexe vrouwelijke personages, het schipperen tussen een progressief en een traditioneel vrouwbeeld, pro vrouwelijk stemrecht films, de drang naar happy endings en de worsteling met clichés. Zo legt Brouwers de vinger op het feit dat Amerikaans icoon Lilian Gish de republikeinse ideale moederfiguur speelde in Intolerance (1916) van Griffith maar “in The Night of the Hunter (1955) vat ze als moeder met jachtgeweer goed de tegenstrijdigheden van zowel haar persoonlijkheid als die van de VS als natie: zachtheid en dreiging, spiritualiteit en suprematie, geduld en geweld.”
Het mannenclubje Hollywood
Na aangegeven te hebben hoe aanwezig (machtig is niet het gepaste woord) vrouwen in de filmindustrie waren tijdens de eerste twintig jaar, belicht Brouwers hoe Hollywood vrouwen daarna eerst in de schaduw en daarna uit beeld duwt. “Vanaf de jaren twintig vermannelijkte het filmberoep drastisch en functies als regisseur en producent werden bijna exclusief een mannenzaak” lezen we en “topfuncties en raden van bestuur werden overwegend mannelijk.” Om de beeldvorming duidelijk te maken haalt Brouwers een veelzeggende anekdote aan. Componist Alec Templeton ontwikkelde een muziekstuk dat geacht werd het wezen en temperament van Mary Pickford weer te geven en verwerkte daarin een irritante, schelle hoge noot: “Een vrouw die niet opgeeft, werd zo vereenzelvigd met het geluid van een vervelende fluitketel, van een jengelend alarm, van de nagels van de kat op het parket. Met schrilheid.”
Brouwers stipt ook aan dat zelfs progressieve Hollywoodfiguren als Charles Chaplin moesten wennen aan het idee dat vrouwen konden regisseren (en dus aanwijzingen geven aan acteurs) en produceren (omspringen met geld en verantwoordelijkheid). Terwijl Gloria Swanson die vooroordelen wist te gebruiken om op een slimme wijze de censuurcommissie te omzeilen toen ze het prostitutieverhaal Sadie Thompson (1928) wou laten verfilmen door Raoul Walsh, een avonturier-filmmaker die een stevige macho reputatie had binnen het mannelijke Hollywood clubje. Dat die sluwheid van Swanson niet erkend werd, verbaast Brouwers niet. Ze geeft aan dat het werk van Alice Guy-Blaché stelselmatig aan mannelijke collega’s werd toegeschreven en dat Mary Pickford (die getrouwd was met de iconische acteur Douglas Fairbanks) steevast werd weggezet als ‘mevrouw Fairbanks’. Vrouwen hoorden in dit mannenbastion thuis in de schaduw. Vandaar, ‘mooi zijn en zwijgen.’
Persoonlijke blik
Mooi zijn en zwijgen, het boek, is geen naslagwerk of kijkboek (de fotokaternen zijn beperkt). Het is evenmin een essay of een academische studie. De schrijfstijl van Brouwers is niet gortdroog maar vlot en aangenaam terwijl haar persoonlijke aanpak functioneel blijft. Gesprekken met vrienden worden niet aangehaald uit opschepperij maar illustreren haar passie voor stille cinema en het besef dat er niet enkel te weinig geweten is over stille films maar dat er ook amper nog naar gekeken wordt. Niet toevallig toont Brouwers zich “ervan overtuigd dat de charme en het humanisme van het Pickford-personage alleen maar kan begrepen worden door haar films echt te bekijken.”
Brouwers beseft dat dit kijken met een hedendaagse blik gebeurt en ze gaat dan ook het problematische karakter van Griffiths van racistische vooroordelen en ideeën bolstaande The Birth of a Nation (1915) of het gebrek aan voortschrijdend inzicht bij hoofdactrice Lilian Gish niet uit de weg. Met in het achterhoofd de realisatie dat toelichten dreigt gezien te worden als een verdediging: “Terwijl ik dit schrijf, merk ik tot mijn ergernis dat hoe meer ik deze praktijk probeer uit te leggen en te contextualiseren, hoe meer het lijkt alsof ik iets probeer goed te praten. Maar eigenlijk valt er niets goed te praten of te verdedigen.”
Kijken, voelen en zien
Liefst wil Brouwers dingen laten zien. “Toch wil ik haar (Lilan Gish) een laatste scène gunnen om haar als actrice te herinneren. Ik stel me haar het liefst voor in een bekende scène uit The Night of the Hunter (Charles Laughton), een geluidsfilm die het midden houdt tussen een expressionistische horrorfilm en een pastoraal sprookje.” Alles start met een sterk beeld: “s Nachts houdt ze de wacht in een schommelstoel met een jachtgeweer op schoot terwijl de stiefvader, een maniakale, valse dominee, buiten op de loer ligt.” Brouwers beschrijft hoe de scène verder evolueert naar een samenzang, “een duel als een duet” waarbij jager en prooi in harmonie een hymne zingen. Dankzij haar beschrijving beleven we de film en kijken we naar (de meesterlijke vertolking van) Gish.
Hoe belangrijk die kijkervaring, de onderdompeling in (stille) cinema, is wordt duidelijk in de epiloog van Mooi zijn en zwijgen wanneer de auteur haar “finale overgave aan de stille film” tijdens het Noord-Italiaanse cinema muto festival van Pordenone (in 2006 even in Sacile) evoceert. Dat gebeurt op zo’n plastische en emotionele wijze dat de lezer het gevoel krijgt mee in de zaal te zitten wanneer componist en pianist Neil Brand de screening van King Vidors The Big Parade (1925) begeleidt. Of juister: door zinderende, meeslepende muziek de gruwel van dit grimmige oorlogsdrama keihard doet binnenkomen bij de luisterende kijkers. “Ik probeerde het slagveld te ‘spelen’ verduidelijkte Brand enkele jaren later,” lezen we bij Brouwers, die ook ingaat op Brands bekentenis dat zijn quasi trance persoonlijk gemotiveerd was.
Liefde voor (stille) film
In dit ijzersterke slot beleven we niet enkel een krachtige stille filmvertoning, we ervaren ook de geboorte van een passie. En in dat ontwapenend persoonlijk verhaal herkennen we, spiegelen we, eigen filmavonturen. Voor de Filmkrant Special van mei 2021 reconstrueerden we de Knocking on heaven’s door sterfscène uit Sam Peckinpahs Pat Garrett and Billy the Kid (1973) als cinefiel moment, maar de wandeling door Antwerpen met Sam Fuller, het urenlange interview/gesprek met Paul Vecchiali, de ontdekking tijdens het Brussels filmfestival van Alfred Hitchcocks (toen jarenlang niet meer vertoonde) Vertigo (1958), de overweldigende vertoning van Cronenbergs Videodrome (1983) tijdens het BIFFF of de babbel met Jodie Foster in Deauville blijven ook momenten die we koesteren. Fijn om daaraan via dit boek aan herinnerd te worden.
Ook leuk is dat Anke Brouwers een filmische verklaring geeft voor het succes van stille cinema door aan te halen dat Pearl White in haar autobiografie er op wijst dat toeschouwers ‘geactiveerd’ worden door een stille film: “Je moet alert zijn en elk detail opmerken, interpreteren, afwegen in termen van belang voor de plot, in termen van emotionele lading en termen van diepere betekenis. (…) Je krijgt de vrijheid om de film mee te maken. Je maakt er je eigen verhaal van. Dat maakt van de stille film kijker een actieve kijker, deel van, medeplichtig aan de filmvertoning.”
We nemen ons voor om dit weekend de proef op de som te nemen met pakweg Greed (Erich von Stroheim), The Goldrush (Charles Chaplin) of Der Müde Tod (Fritz Lang). Of The General (Buster Keaton), The Cabinet of Dr Caligari (Robert Wiene), The Lodger (Alfred Hitchcock), Sunrise (F.W. Murnau), The Wind (Victor Sjostrom) en The Passion of Joan of Arc (Carl Theodor Dreyer). Al is Alice Guy-Blaché binge watchen ook een optie. Kort en krachtig met Les Chiens Savants, Une Histoire Roulante, La Barricade, Falling Leaves, Making an American Citizen en The Girl in the Armchair. Want “she was more than just a talented businesswoman, she was a filmmaker of rare sensitivity with a remarkably poetic eye.” Zeg dat Martin Scorsese het gezegd heeft.
IVO DE KOCK
Anke Brouwers, Mooi zijn en zwijgen. De machtige vrouwen van de Amerikaanse stille film, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2021, 287 bladzijden.