‘Squid Game’: Armoede en angst vreten aan de ziel

nov 12, 2021   //   by Ivo De Kock   //   actie, actueel, Algemeen, drama, dystopie, genre, nieuws, regisseur  //  No Comments

Is de Koreaanse Netflix-serie ‘Squid Game’ een hype of een internationaal fenomeen? Dat laatste, want het is opmerkelijk dat Hwang Dong-huyks survivalthriller in volle pandemie mondiaal miljoenen televisiekijkers aanspreekt met een macabere satire die meer is dan escapistisch entertainment. Het lugubere ‘op leven en dood’-spel waar alles om draait, een uitvergroting van kinderspelletjes, legt als metafoor voor een op hol geslagen kapitalistisch systeem de vinger op angst voor een precair bestaan en armoede. ‘Squid Game’ is een absurd bloederig spektakel, tegelijk realistisch én surrealistisch, en een radiografie van de ‘human condition’ in de jaren twintig. Urgente televisie.

Hoe ziek is dit tijdsgewricht wel niet wanneer wereldwijd massaal gekeken wordt naar een negendelige 16+-serie waar burgers in geldnood zich laten verleiden tot een afvalrace en daarbij letterlijk hun leven inzetten om de geldprijs te winnen? Even leidde die vraag ertoe dat Squid Game werd weggezet als een hype (Netflix goochelt om marketingredenen wat graag met recordaantal kijkcijfers) of een schandaal (de Amerikaanse streaming-gigant serveert een ultra gewelddadige serie die ook te jonge oogjes bereikt). Maar bij nader inzien bleek de survivalreeks van Hwang Dong-huyk niet zozeer gedreven door sensatiezucht, maar wel door een kritische blik en een rebelse spirit. Dit is geen nieuwe torture porn variant (lees: sadistische, hyperrealistische horrorcinema genre Saw), maar een macabere satire die de wereld een spiegel voorhoudt en duidelijk maakt dat we in gruwelijke tijden leven. Moderne tijden waarin ‘the horror’ verankerd zit in een kapitalistisch systeem dat leidt tot armoede, tot angst om in een precaire situatie te belanden en tot explosieve frustratie.

Squid Game: Overleven is geen kinderspel.

Een sinister spel als uitweg

In het begin van Squid Game maken we kennis met Seong Gi-hun, een Koreaanse gokverslaafde, werkloze man die na een echtscheiding leeft bij zijn zieke moeder en zelfs geen verjaardagscadeau kan kopen voor dochterlief. Deze protagonist, eerder antiheld dan held, wordt in de metro benaderd door een louche kerel die hem na een spelletje ‘Ddakji’ (een Koreaans kinderspel waarbij men door het werpen van een blauwe speelkaart de op de grond liggende rode kaart van de tegenstander tracht om te draaien) rekruteert voor een mysterieus spel dat hem de kans biedt om door megawinst (een grote bol die boven de hoofden bengelt wordt stelselmatig met geld gevuld) al zijn financiële problemen op te lossen. Definitief.

Alleen blijken er 456 deelnemers. Allemaal na telefonische inschrijving overgebracht naar een anoniem afgelegen eiland waar ze in turquoise trainingspakken worden gestoken. We maken naast Seong Gi-hun (nummer 456) onder meer kennis met oplichter Cho Sang-woo (nummer 218), de Noord-Koreaanse overloper en pickpocket Kang Sae-byeok (067), crimineel Jang Deok-su (101), de Pakistaanse immigrant Abdul Ali (199), de manipulatieve Han Mi-nyeo (212), de gewetenloze dokter Yoo Sung-joo (111) en de oudste, en zieke, deelnemer Oh Il-nam (nummer 001). Ook Plus Hwang Jun-ho, een agent die undercover gaat om zijn tijdens een eerdere editie van het spel verdwenen broer terug te vinden. Dood of levend. Verder zijn er nog de in rode overalls gehulde, gemaskerde en gewapende begeleiders (met cirkelvormige, driehoekige of vierkante maskers) en een zwartgeklede Front Man die een menselijk ogend masker draagt.

Squid Game: Bloed en spelen.

De dood aan zet

De verwarring en onrust van de deelnemers lijkt weg te ebben wanneer ze ontdekken dat het eerste spel een kinderspel is: ‘1, 2, 3, piano!’. Maar dat slaat om in verbijstering wanneer de deelnemers die door de grote referee-pop op beweging betrapt worden, met kogels worden geëlimineerd. Dood of de gladiolen wordt zo wel erg letterlijk genomen. Winst in kinderspelletjes als knikkeren, touwtrekken of Dalgona koekje prikken bepaalt of iemand sterft (en verdwijnt in de verbrandingsoven) of leeft en kans blijft maken op een beter leven. De glazen brug (met mogelijk breekbaar glas en een afgrond) en het inktvisspel (overeind blijven binnen cirkels in de rol van aanvaller of verdediger) zorgen voor verdere schifting. Tot er eentje overeind blijft en met de hoofdprijs kan wegwandelen. Of liever: strompelen.

Het spel is behoorlijk extreem en de spelers komen vaak op brutale en bloederige wijze aan hun einde waardoor Squid Game geen voer voor iedereen is. De Koreaanse bedenker en regisseur Hwang Dong-huyk (The Fortress) heeft wel de verdienste er geen voyeuristisch, sadistisch spektakel van te maken. We leven mee met de, op enkele uitzonderingen na, sympathieke spelers en voelen de fysieke uitputtingsslag, hun angst voor de dood en de psychologische beproevingen. Want het spel is ook een mind game, een mentale test die de intelligentie op de proef stelt maar deelnemers ook morele dilemma’s voorschotelt. Dat leidt tot helse keuzes, verraad of apathie. De dood van anderen vergroot immers de eigen kans om te overleven en aan de haal te gaan met de prijzenpot, die de kans biedt op een nieuw leven.

Squid Game: Fragiele levens op het spel.

Vreugde en kinderspelletjes

Aan het eind van Squid Game verklaart de bedenker het genadeloze spel vanuit zijn onvrede met een vreugdeloos leven als volwassene en een verlangen terug te keren naar de spelletjes die hem als kind vreugde en plezier schonken. Scenarist- regisseur Hwang Dong-huyk van zijn kant, zag in de herkenbare kinderspelletjes een manier om de expositie in te korten (spelregels hoeven niet verklaard te worden), via het contrast tussen onschuld en brutaliteit een schok te creëren en vooral een allegorie te maken over verwoestende competitiestrijd én fundamentele ongelijkheid in een kapitalistische samenleving die draait rond uitbuiting en resulteert in vervreemding en angst.

Niet toevallig zijn de spelers ‘have-nots’ en komen de superrijken, de VIP’s die als toeschouwer van achter de schermen toekijken, als ‘haves’ in beeld. De verwijzing naar de 99% en de 1% is overduidelijk, net als de kritiek op een systeem dat discriminatie en hebzucht bevordert. Thema’s als crimineel gedrag van rijken, organenhandel, armoede, immigratie, werkloosheid en racisme worden aangesneden. Net als de economische crisis in Korea en de hoge zelfmoordcijfers van het land. “Het idee voor Squid Game (toen nog Round Six) ontwikkelde ik in 2008, ten tijde van de Lehman Brothers crisis, toen ik het zelf ook economisch moeilijk had,” vertelde Hwang Dong-huyk aan Indiewire, “toen leek het nog vreemd, maar ondertussen is het realistisch geworden.”

Squid Game: Werkmieren met geweren.

Teken van de tijd

Squid Game is geen pionier op het vlak van survival  spelen. Films zoals o.m. The Running Man (Paul Michael Glaser), Battle Royale (Kinji Fukasaku), Cube (Vincenzo Natali), The Maze Runner (Wes Ball), The Hunger Games (Gary Ross) en The Hunt (Craig Zobel) gingen vooraf. Net als de Japanse Netflix-serie Alice in Borderland (Shinsuke Sato) uit 2020. Maar daar waar die verhalen veelal in de toekomst of een parallel universum spelen en aanvoelen als dystopische sciencefiction gaat Hwang Dong-huyk voor een actueler, urgenter gevoel. Het spel mag dan fictie zijn en de serie een satire, Squid Game doet de scheidingslijn tussen realiteit en parodie, tussen het dagelijkse leven en de symbolische fabel, de echte wereld en de game wereld, vervagen. Alles is uitvergroot, tot de kleur en de arena-met-de-speelplaats-look toe. Schematisch en bij momenten zelfs grotesk, maar tegelijk refereert het ook aan situaties en systemen die heel hedendaags zijn. De absurditeit en gewelddadigheid zijn een teken van de tijd.

In die zin is Squid Game schatplichtig aan Parasite van Hwang Dong-huyks landgenoot Bong Joon-ho (zie De geur van woede en klassenstrijd), een parabel waarin de onderklasse (vanuit de kelder) rebelleert tegen onderdrukking en protesteert tegen armoede en onrechtvaardigheid. De sociale klassen zijn ook alomtegenwoordig in Squid Game. Tot in de maskersymboliek van de bewakers (arbeiders met een cirkel, soldaten met een driehoek, managers met een vierkant). In een nachtmerrieachtige flashback zien we hoe de problemen van Seong Gi-hun begonnen met zijn ontslag als fabrieksarbeider en hoe stakingbrekers stakers doodden met een brutaliteit die niet onderdoet voor de spelletjes.

Squid Game: Een keuze die er geen is.

Fataliteit en strijd

De tragiek van de spelers in Squid Game is dat de dood voor hen even triviaal wordt als hun leven voordien fragiel was. Ze krijgen de kans om te stoppen met het spel (zonder geld mee te nemen weliswaar) wanneer de democratische meerderheid dit beslist. Dat gebeurt ook, met nipte meerderheid, maar aflevering twee heeft de gepaste titel ‘Hell’, want het dagelijks bestaan van de deelnemers blijkt zo problematisch dat ze toch besluiten terug te keren naar het spel. Naar de gruwelijke ruimte waar ze tenminste een (minieme) kans maken. De grote dreiging in de hedendaagse maatschappij blijkt financiële schuld, de grote angst de onmogelijkheid om schulden ooit te kunnen terugbetalen. Onmacht, wanhoop en vertwijfeling zijn daarbij troef. Depressieve gevoelens zorgen ervoor dat woede inwendig wordt gericht.

Een precair bestaan wordt ingeruild voor de compleet onzekere spelsituatie. Zowel de Front Man als de bedenker spreken over vrije keuze, maar het is overduidelijk dat er van vrijheid en keuze totaal geen sprake is. Het is niet zo dat het spel ‘het slechte in mensen bovenhaalt’ (lees: egoïsme en gewelddadigheid), het spel dwingt deelnemers tot onmenselijk gedrag. Squid Game stelt niet dat barbarij de natuurlijke human condition is, mensen worden niet goed of slecht geboren maar geketend aan schulden tot gruwel gedreven. Toch gebeurt dit niet altijd en automatisch, want veel deelnemers ontdekken in crisis, onder druk, ook hun eigen menselijkheid. Het kapitalistisch ‘take the money and run’-principe kan ook verlaten worden. Een morele keuze is een optie, zo suggereert het slot van de laatste episode ‘One Lucky Day’ wanneer Gi-hun op zijn passen terugkeert en uit de vliegtuigslurf loopt. Aan het persagentschap AP vertelde de bedenker dat hij het tweede seizoen van Squid Game aan het plannen is en “het zeker is dat Gi-hun terugkomt en iets gaat veranderen.” Vraag is of hij achter de mysterieuze Front Man zal aangaan of een frontale aanval gaat inzetten op het spel.

Squid Game: Trap van pijn en tranen.

Een spiraal van geweld

Er hangt een zweem van fatalisme over Squid Game maar tegelijk zit er ook een tikkeltje hoop en een aanzet tot rebellie in het verhaal. Heel symbolisch zijn de snoepkleurige trappen die spelers en bewakers vaak moeten nemen. Die zijn afgeleid van de onmogelijke trappen van M.C. Escher en kleurrijke Koreaanse kinderspeelplaatsen. Een combinatie van eindeloze en uitzichtloze herhaling en speelse kinderlijke fantasie, van gevangenschap en vrijheid. Tijdens een finale confrontatie tussen winnaar en bedenker van het spel transporteren sneeuwvlokjes ons naar een kerstverhaal. Met suspense: wordt een arme, in de kou stervende dakloze gered voor de klok twaalf uur slaat? Maken menselijkheid en solidariteit m.a.w. nog een kans? Het antwoord blijkt af te hangen van de blik, van de vooringenomenheid van de cynische bedenker (die elk drama omtovert in een spel-met-inzet) en het optimistische geloof van de winnaar tegen wil en dank.

In Squid Game worden de spelers constant uit elkaar gespeeld en tegen elkaar opgezet, maar toch zoeken ze anderen op en proberen ze een team te vormen. “Niet omdat we elkaar kunnen vertrouwen maar omdat er niemand anders is”, zegt Gi-hun. Al wreekt zich dat wanneer ze tijdens het knikkeren een duo vormen en hun partner moeten uitschakelen. Dat leidt tot ambivalente gevoelens en morele conflicten. Tot leugens en bedrog. Tegelijk laat het overwinningen bitter smaken en maakt het offers zowel tragisch als pijnlijk. In tegenstelling tot Amerikaanse films en series is deze Koreaanse reeks geen ode aan individualisme of heroïsme. Winst is in veel spelletjes niet verbonden met individuele vindingrijkheid of vaardigheid (“I’m good at everything, except the things I can’t do”, knipoogt Mi-nyeo) maar met geluk, toeval en kracht. Zo kan een truc bij het touwtrekken soms helpen maar blijft kracht doorslaggevend en is kennis macht. Wie in een zwakker team zit heeft pech en sterft. Wie informatie heeft kan het spel manipuleren. En verder gaan.

Squid Game: De 1% tegen de 99%.

Toekomstperspectief

Het sprookje dat het in een kapitalistische, geglobaliseerde samenleving volstaat om hard te werken om succes te hebben, wordt in Squid Game op deze wijze ontluisterd. Net als de mythe dat competitie gezond is. Extreme competitie maakt van mensen immers monsters. Of juister, drijft hen tot monsterlijk gedrag. “This is hell. What are the rules in hell?”, onderstreept Deok-su. Hwang Dong-huyk last momenten van reflectie in. Momenten waarop de clichépersonages (het spel maakt van hen archetypes) plots menselijker en complexer worden. Blijk geven van empathie én een helder bewustzijn. In het volle besef van hun angsten (voor armoede en machteloosheid) borrelt naast morele verontwaardiging ook woede op.

Squid Game: Macht en overmacht.

Benieuwd of dat gevoel de maatschappijkritiek in seizoen twee van Squid Game meer doet focussen op de structuren die er voor zorgen dat de dood, en zich dood gamen, niet eens zo’n extreem gevaar lijkt. Zeker zonder steun of houvast. Zoals speler 322 zich laat ontvallen: “I don’t have a home to go back to. In here, I stand a chance at least. But out there? I got nothing out there.” Van dat niets iets maken, blijft de uitdaging. Voor de spelers en voor Squid Game.

IVO DE KOCK

SQUID GAME van Hwang Dong-huyk. Korea, 2021, 485’ (9 afleveringen). Met Lee Jung-jae, Park Hae-soo, Wi Ha-joon, Jung Ho-yeon. Scenario Hwang Dong-hyuk. Fotografie Lee Hyeong-Deok. Muziek Jaeil Jung. Montage Nam Na-Young. Te bekijken via Netflix.

Squid Game: Het slagveld van het kapitalisme.

Leave a comment