Hollywoodicoon John Huston: Cinema waarin het hart van de revolte klopt
Een excentrieke rebel. Avonturier pur sang. Hollywood outsider. ‘Larger than life’ figuur. Verteller van straffe verhalen. Specialist in literatuurverfilmingen. Dat, en veel meer, was John Huston. De Amerikaanse filmmaker van ‘The Maltese Falcon’, ‘The Treasure of the Sierra Madre’, ‘The Misfits’ en ‘Prizzi’s Honor’ is helaas wat in de vergetelheid gesukkeld. Gelukkig krijgen twee van zijn meesterwerken, ‘Wise Blood’ en ‘Under the Volcano’, nu een fraaie Blu-ray release en worden de Huston-reportages die Lillian Ross schreef voor The New Yorker gebundeld uitgegeven.
Nogal wat filmmakers nemen afscheid met teleurstellingen. Mindere films die hun reputatie schade toebrengen en enkel meewarige reacties uitlokken. Niet zo bij John Huston (1906-1987), de Amerikaanse filmmaker die tijdens zijn lange carrière wel eens minder geïnspireerde werken afleverde maar in een laatste krachtinspanning (regisseren deed hij in zijn ultieme film zelfs vanuit een rolstoel) tekende voor drie waardige films. Films gesitueerd in de drie landen waar Huston leefde (Mexico, de Verenigde Staten en Ierland) en gecentreerd rond de dood. In Under the Volcano (1984) speelt het gebeuren zich af tijdens het feest van de dood, in Prizzi’s Honor (1985) eindigen de maffia-ceremonies in vuur en dood en in The Dead (1987) blijkt dat het leven van mensen mede bepaald wordt door schaduwen uit een andere wereld.
Niet toevallig betreft het hier drie literatuurverfilmingen. Huston was immers een gepassioneerd lezer voor wie literatuur het beleven van emoties en het ontdekken van mensen betekende. Schrijvers voelden voor hem aan als vrienden. Op de vraag of hij James Joyce (inspiratiebron voor The Dead) kende antwoordde hij “Natuurlijk! Wel niet in het echte leven maar via zijn boeken.” En n.a.v. Under the Volcano zei hij (in een interview als extra opgenomen bij de Blu-ray) “Ik kende (auteur) Malcolm Lowry niet, maar sommige vrienden van mij wel. Dat besefte ik toen ik zijn autobiografie las en namen zag opduiken die me vertrouwd waren.” Hustons affiniteit met schrijvers, hun gevoelswereld en werk zorgde voor een finaal drieluik dat op het niveau stond van zijn beste werk. Zoals de Flannery O’Connor adaptatie Wise Blood (1979), nu samen met Under the Volcano uitgebracht in gerestaureerde versie door het Franse Carlotta Films.
Op zoek naar openbaring
De houding die John Huston als cineast steevast aannam werd gekenmerkt door drie dingen: bescheidenheid ten opzichte van het eigen werk, schroom tegenover de waardigheid van personages en respect voor de intelligentie van de toeschouwer. Huston is geen schepper die de toeschouwer belerend bij de hand neemt en duidelijk maakt wat hij/zij moet zien. Huston is eerder een (bevoordeeld) observator, iemand die waarneemt hoe het leven en de film vorm aannemen. Hij schrijft zich daarmee in in de realistische literaire traditie die geen orde wil opdringen die er niet is. Huston wil geen verklaring geven van de mens en de wereld, geen verklaring ook voor de aanwezigheid of afwezigheid van God. Wel wil de cineast openbaringen een kans geven, de epiphanies die nadrukkelijk centraal staan in zijn testamentfilm The Dead.
Openbaringen die in films zoals Wise Blood en Under the Volcano de vorm van zelfontdekking aannemen. Revelaties die, zowel bij een ontredderde jongeman die zich optrekt aan religieus fanatisme als bij een alcoholistische consul die rond zwalpt tijdens een fiesta, gepaard gaan met een intense emotie. Met extreme gevoelens en gewelddadige uitbarstingen. Het zijn dergelijke momenten van passionele intensiteit die Huston in al zijn films zocht. Soms lukte dat, op andere momenten dan weer niet, waardoor de film op de automatische piloot gemaakt leek te zijn. Maar het streven was er. Zoals Hustons grafschrift dat weerklinkt in The Dead aangeeft. Terwijl sneeuw over het Ierse landschap horen we de voice-over van Gabriel, een man die tot het besef komt nooit de ware liefde gekend te hebben: “Better to pass boldly into that other world, in the full glory of some passion, than fade away and wither dismally with age.”
Strooptocht door de literatuur
De zoon van acteur Walter Huston pakte in zijn strooptocht door de (vooral Amerikaanse) literatuur menig top-auteur aan. Van Dashiell Hammett (The Maltese Falcon), Stephan Crane (The Red Badge of Courage), B. Traven (The Treasure of the Sierra Madre) en C.S. Forrester (The African Queen), over Herman Melville (Moby Dick), Charles Shaw (Heaven Knows, Mr. Allison) en Arthur Miller (The Misfits) tot Tenessee Williams (The Night of the Iguana), Carson Mc Cullers (Reflections in a Golden Eye), Rudyard Kipling (The Man who would be King), Leonard Gardner (Fat City), Richard Condon (Prizzi’s Honor) en James Joyce (The Dead). Om maar te zwijgen van de bijbel (The Bible) en de O’Connor (Wise Blood) en Lowry (Under the volcano) adaptaties waar Blu-ray nu de volgspot op richt.
Stilistisch valt er geen rode draad door deze literatuurverfilmingen en door Hustons filmoeuvre in het algemeen te trekken, dat was ook de reden waarom aanhangers van de auteurtheorie vaak koeltjes reageerden, maar qua inhoud en personages zijn er wel telkens herkenningspunten. Huston vertelt verhalen over personages die zich in extreme situaties bevinden. Onorthodoxe figuren, gekken, dronkaards, verliezers en obsessief verliefden. Kortom, vechters. Via hen flirt Huston met het thema van de mens in een goddeloze wereld. Huston is een humanist met een sombere wereldvisie maar een die gek genoeg afkerig is van existentiële angst en inzet op levendigheid. Ook al benadrukt hij dat er geen zekerheden zijn en blijven personages van dag tot dag leven. Letterlijk in Under the Volcano, dat speelt op een dag. De Mexicaanse Dag van de Dood nog wel. Happy Endings zijn met geen vergrootglas te bespeuren bij Huston, zijn anti-helden eindigen blind (Wise Blood) of dood (Under the Volcano). “Wat een waardeloze dood” zucht de consul wanneer hij in het regen doordrenkte slijk ligt.
Kerk zonder Christus
De overlevingsstrijd van een eenzaam individu in een immense, goddeloze wereld staat centraal in Wise Blood, Huston verfilming van de uit 1952 daterende gelijknamige roman van de Amerikaanse (Zuiderse) schrijfster Flannery O’Connor. Hazel Motes (Brad Dourif in de rol van zijn leven) is een afzwaaiend soldaat die terugkeert naar zijn geboortestreek en er botst met een ‘blinde’ preker die op straat het geloof verkondigt en met een ondernemer/oplichter voor wie religie vooral geld moet opleveren. Om zich niet te compromitteren – om zich niet socialer te moeten opstellen – isoleert Hazel zich van een maatschappij die hij niet vertrouwt. In zijn streven een geloof zonder mirakels of beloften te promoten (“I’m a member and preacher to that church where the blind don’t see and the lame don’t walk and what’s dead stays that way“) richt profeet Motes zich ten gronde. Koel cynisme wint het van obsessieve emotionaliteit.
De briljante filmbewerking – Huston trapte niet in de val van de afstandelijke voice-over vertelling – van Flannery O’Connors Gothische verhaal over hel en verdoemenis kwam er eerder ondanks dan dankzij Hollywood. Alhoewel John Huston anno 1979 al een stevige reputatie had opgebouwd stond de filmindustrie niet te springen om deze kleine en controversiële film te financieren. “Studiobazen zijn momenteel niet bepaald creatieve figuren,” benadrukte Huston bij de release van Wise Blood, “het zijn zakenmannen, boekhouders, voormalige ‘talent agents’, belastingdeskundigen. De meeste van hen weten niets van film. Ze kunnen enkel deals afsluiten en werken met het geld van iemand anders. Niet het soort mensen waar je vrijwillig tijd zou willen mee doorbrengen.” Het nieuwe Hollywood liet Huston na Wise Blood enkele ‘commerciële’ films maken maar Phobia (1980), Victory (1981) en Annie (1982) vormden zowat een dieptepunt in zijn carrière. Gelukkig werd zijn ijzersterke en ontluisterende documentaire Let there be light (over de psychiatrische behandeling van getraumatiseerde militairen) in de periode wèl uitgebracht en kon Huston als onafhankelijk cineast een drieluik afleveren als finaal statement. Under the Volcano, Prizzi’s Honor (met dochter Anjelica én Jack Nicholson) en The Dead.
Dansen op de vulkaan
Met de macabere miniatuur skeletten dans tijdens de generiek en een avontuur tijdens de Mexicaanse Doden Dag staat Under the Volcano in het teken van de dood. Maar tegelijk wordt de film, via de figuur van consul Geoffrey Firmin (Albert Finney), doordrongen van een enorme vitaliteit, een passie voor het leven. Firmin is een passioneel, levend individu. Een magische figuur (“gekken en dronkaards zijn magische figuren,” stelt Firmin, “er is niets echter dan magie”) en tegelijk een tragische figuur. Een heroïsche leider en een lijdende held. “No si puede vivir sin amar” houdt Geoffrey zijn echtgenote Yvonne (Jacqueline Bisset) voor, “je kan niet leven zonder liefde”. “Obsessieve liefde, schuldgevoelens, fysieke aftakeling, de mengeling van die thema’s vind ik interessant” stelt Huston in een als extra opgenomen interview.
Ondergaat de anti-held passief zijn lot? Niet in de ogen van Huston: “Ik denk dat Firmin wel vecht, zijn tragische lot is verbonden met tot de dood leidende fataliteit. Tragedie is niet enkel medelijden voelen voor de held of het feit dat hij gedood wordt. Ik denk dat de consul vecht, hij vecht tegen zijn alcoholisme. Ik ben niet akkoord wanneer men spreekt van zelfvernietiging want hij wil geen zelfmoord plegen. Alleen verdraagt hij niet langer het geweld dat hem omringt. Firmin vecht ertegen maar verliest. Hij wil van Hugh en Yvonne houden maar hij kan niet om gaan met het verraad. Geoffrey vindt dat het leven hem verraden heeft. Maar hij deinst er niet voor terug om zijn vijanden te confronteren, om zijn misprijzen voor hen duidelijk te maken.”
Huston filmmaker
Uit John Huston, de bundeling reportages van Lillian Ross (die met haar boek Picture een uitstekende ‘making of’ van Hustons The Red Badge of Courage schreef) voor The New Yorker, blijkt dat de filmmaker graag zijn imago van avonturier, outsider (“Hollywood interesseert me niet”) en freewheelende artiest promootte. Over cinema bleef hij meer op de vlakte (“film is een bescheiden kunst”) en termen als mise-en-scène neemt hij nooit in de mond. Anekdotes draaien veelal rond de productiegeschiedenis van zijn films en inhoudelijke toelichting (“Fat City is een jazz uitdrukking, de uitspraak van een dromer, en betekent dat er geen limieten staan op de mogelijkheden. Het is de pot goud aan het einde van de regenboog”) blijft een uitzondering.
Op dat vlak is de making of documentaire Notes Under the Volcano wèl verhelderend. We zien hoe de regisseur blijft doorgaan tot een scène goed zit (“Hebben we het geld gezien? En het bloed erop? Nee, dan doen we het nog eens”), ijverig schetsen maakt van een set-up bij een stierengevecht en heel bewust kiest voor een vrij statische camera (“het gaat erom acteurs de beste kans te geven de essentie van een scène uit te drukken”). Dit is geen ongeïnteresseerde filmmaker die vooral zit te dromen van drank en jachtpartijen (een imago dat leidde tot de legendarische filmregisseur in Clint Eastwoods White Hunter Black Heart). Evenmin iemand die niet weet waar hij mee bezig is. Getuige Hustons commentaar bij de scène waarin de consul zijn vrouw verlaat om dan op straat in elkaar te stuiken: “Die scène wordt gevolgd door het grappige incident met de Engelsman en de auto. Deze scène is twee maal meer gelukt dan wanneer een andere scène er voor zou gekomen zijn. Breuken, mengelingen, contradicties maken het geheel extra fascinerend.”
Het masker van Malcolm Lowry
John Huston las Malcolm Lowry’s Under the Volcano in verschijningsjaar 1947 maar het duurt nog tot 1982 voor hij een ideale partner (Wise Blood producent Michael Fitzgerald) treft en met Guy Gallo iemand vindt die een scenario schrijft dat beter is dan al wat voordien op Hustons bureau belandde. Gallo had het lef om Lowry’s ‘stream of conciousness’-boek (vol verwijzingen naar Griekse drama’s, Melville, Joyce en de kabbala) te herleiden tot een vrij eenvoudig verhaal gedrapeerd rond de essentie, consul Firmin en zijn heroïsche drankzucht. Onder meer door een 4de personage, Laruelle, genadeloos te schrappen. Huston was een verhalenverteller en eens dat verhaal er was kon hij aan de slag.
“Ik heb bewondering voor het boek,” stelt de cineast in het bonusinterview (afgenomen door Michel Ciment), “ik denk niet dat het een meesterwerk is maar het is wèl een fascinerend boek met bevlogen, literaire passages. Lowry was misschien de auteur van één boek, hij stak al zijn ervaring en kennis in dat werk. Het verhinderde in zekere zin dat het een goed boek werd. Ik denk zelfs dat hij zich verborg door te werken met een persiflage. Het was een masker, hij sprak zich niet uit, wou zich niet blootgeven zoals andere grote schrijvers wel deden.” Zelf wou Huston geen te literaire film maken en kopieerde hij Lowry’s barokke stijl alleen voor de monoloog van Firmin tijdens zijn showdown in en rond de cantina.
Donkere moderne tijden
Er zit (relativerende) humor in Under the Volcano maar een echt vrolijke film is het niet. Daarvoor is de toon te somber en vormen pijn, verlies en jaloezie voor een te sterke emotionele onderstroom. Maar doorheen de donkere, extreme film klopt het hart van de revolte. Niet zozeer neef Hugh (Anthony Edwards), pronkend met zijn deelname aan de Spaanse burgeroorlog, is de rebel maar wel dronkenman en godslasteraar Geoffrey. Hij is zoals de leden van Sam Peckinpahs The Wild Bunch ‘out of step and out of time’, een outsider die niet in de nieuwe tijd past. Dronkenschap is voor hem een manier om met die realiteit om te gaan. “Wanneer ik het meest gedronken heb ben ik het nuchterst” bekent de consul.
Aan de vooravond van W.O. II (“The whole world will learn to laugh at the sight of stinking cadavers” waarschuwt de consul) sterft Firmin door zijn verzet, zijn opstand tegen een wreedaardige fascistische bende. De moderne tijden zijn niets voor dit Shakespeariaans personage. Firmin mag dan een individualist zijn, hij is geen narcist die kiest voor egoïstische genotsbeleving. Hij wil niet toetreden tot het legertje van de ‘normalen’ en de slaafse volgers.
Al weigert hij anderen moreel neer te sabelen (“I mustn’t judge others – as I judge myself”). De consul wijkt af, leeft, lijdt en eindigt in “het warme hart van de vulkaan” waarin hij zo graag wil kijken. “Hell is my natural habitat.” Dixit Geoffrey Firmin en John Huston, die wel wat gemeen heeft met zijn held, kan zich daar perfect in vinden. Dat warme hart van de vulkaan klopte ook in de regisseur van Wise Blood en Under the Volcano. Waardoor zijn cinema onder de huid blijft kruipen. Ook enkele decennia later.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen bij DeWereldMorgen.be, woensdag 21 april 2021)
WISE BLOOD van John Huston. USA 1979, 106’. Met Brad Dourif, Harry Dean Stanton, Ned Beatty, Amy Wright. Scenario Benedict & Michael Fitzgerald naar Flannery O’Connor. Muziek Alex North. Fotografie Gerry Fisher. Montage Roberto Silvi. Extra’s dvd: Introductie Patrick Brion, Interview Christian Viviani. Distributie Carlotta Films.
UNDER THE VOLCANO van John Huston. USA 1984, 112’. Met Albert Finney, Jaqueline Bisset, Anthony Andrews, Katy Jurado, Ignacio Lopez Tarso. Scenario Guy Gallo naar Malcolm Lowry. Muziek Alex North. Fotografie Gabriel Figueroa. Montage Roberto Silvi. Extra’s dvd: Introductie Patrick Brion, interview John Huston, documentaires. Distributie Carlotta Films.
Lillian Ross, John Huston, Teksten uit The New Yorker 1949-1986, Uitgeverij Carlotta, Parijs, 2018, 84 pagina’s.