Ivan Passer (1933-2020): Vriendschap en vrijheid.
“Alles is toevallig gebeurd,” bleef Ivan Passer herhalen, “ik wou eigenlijk geen regisseur worden.” De bescheiden filmmaker speelde samen met zijn vriend Milos Forman een toonaangevende rol bij de Tsjechische Nouvelle Vague en tekende met Cutter’s Way voor een Amerikaans absoluut meesterwerk maar werd nooit een veelfimer. Door de omstandigheden.
“Ik ontmoette Milos Forman in een kostschool voor onhandelbare en weeskinderen,” zei Ivan Passer, “ik behoorde tot de eerste, Milos tot de tweede categorie.” Ze werden vrienden, sleutelden aan de Tsjechische Nová Vlna en vluchtten samen het land uit na de onderdrukking van de Praagse Lente. Pas in Hollywood scheidden de wegen. Forman verwierf roem, Passer bleef in de schaduw. Maar hun vriendschap bleef. Vriendschap vormde ook de thematische rode draad doorheen Passers oeuvre.
“Ik was altijd geïnteresseerd in mannelijke vriendschap,” zegt hij, “Intimate Lighting (1965) ging over 2 jongens die naar school gaan, Born to Win (1971) over met elkaar verbonden individuen en Cutter’s Way (1981) over boezemvrienden. Misschien wel omdat ik tijdens het nazisme en communisme ontdekte dat vriendschap het allerbelangrijkste was in menselijke relaties. Jongeren hadden geen vertrouwen in hun ouders, een betrouwbare vriend was waardevol. Toen ik in Rusland met Robert Duvall Stalin (1992) maakte merkte ik dat Russen evenzeer aan vriendschap hechten. Zij delen het gevoel dat hoe sterker de verschillen zijn, hoe interessanter een vriendschap is.” Dat leidde tot films over ongewone vriendschappen.
Na rondzwervingen met zigeuners als tiener kwam Passer heel toevallig via een vriend terecht op de Praagse filmschool FAMU. Hij werd er weggestuurd maar leerde daarop het vak bij regisseur Ladislav Helge. Omdat door de strenge censuur goede films maken moeilijk was besloten Passer en Forman onder de radar te blijven met komedies. Na Audition (1964), een documentaire over valse audities, volgden de kortfilm I Only They Ain’t Had Them Bands (1964), de tienerkomedie Cerný Petr (1965) en de satire The Loves of a Blonde (1965). Waarbij Forman regisseerde en Passer fungeerde als scenarist en assistent. Hij deelde Formans sympathie voor outsiders en past ook het gebruik van slapstick om kritiek te uiten toe in zijn langspeeldebuut Intimite Lightning, een komedie die het contrast tussen stad en platteland belicht, en de met het absurde flirtende kortfilm A Boring Afternoon (1964).
Beide films werden gesmaakt door François Truffaut en leverden Passer een uitnodiging op voor een Tsjechisch filmfestival in New York. Hij ontmoette er theaterauteur David Scott Milton die het scenario schreef van Born to Win, samen met Jerry Schatzbergs Panic at Needle Park het sterkste drugsdrama ooit gemaakt. De menselijkheid van deze karaktergedreven George Segal film typeert ook de thema’s als gender en ras aansnijdende off-beat tragikomedie Law and Disorder (1974).
De Amerikaanse jaren 70 cinema met zijn buitenissige personages en in realisme gedrenkte outsider verhalen was Passer op het lijf geschreven maar pas na komedies als Ace Up My Sleeve (1976) en Silver Bears (1977) draaide hij in 1981 met Cutter’s Way de ultieme seventies film. Een in melancholie en vertwijfeling badende neo-noir die afscheid neemt van het idealisme van de tegencultuur periode en afrekent met een corrupte en na de Vietnamoorlog gedesillusioneerde Amerikaanse natie. Gedragen door een verbitterde, alcoholistische en gehandicapte veteraan Cutter en zijn vriend, de met schuldgevoelens worstelende gigolo op retour Bone. Subliem vertolkt door respectievelijk John Heard en Jeff Bridges.
Cutter’s Way eindigt donker en fileert de V.S. genadeloos maar toch bleef Passer Amerika zien als een land van mogelijkheden en vrijheid. Wat hem eindeloos boeide was hoe Amerikanen die vrijheid zelf verkwanselen via autodestructief gedrag. Terwijl hij merkte dat vrijheid een illusie was in de filmindustrie. Verminkingen (Creator, Haunted Summer, The Wishing Tree) en verloren films (Pretty Hattie’s Baby, Köshpendiler) waren zijn deel. Toch weigerde hij aangeboden geweldfilms. “Ik zag teveel echt geweld tijdens de oorlog” klonk het.
† 9 januari
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Filmmagie, n° 702, februari 2020)