Larry Cohen (1936-2019): Artisanale paranoia

apr 9, 2019   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, genre, horror, necrologie, nieuws, portret, regisseur  //  No Comments
God Told me To

De ultieme guerrilla filmmaker. Zo omschreef Mick Garris de aan zijn onafhankelijkheid gehechte Larry Cohen, een auteur die zijn stempel drukte op de gouden jaren zeventig van het horrorgenre maar grotendeels onbekend bleef ondanks het cultsucces van zijn “pleidooi voor abortus” It’s Alive. Met Cohen verdwijnt een brok artisanale subversieve cinema.

It’s Alive

“Ik was nooit een fabrieksarbeider die ’s morgens naar een studio trok om een film te maken en ’s nachts netjes naar huis keerde,” zei Larry Cohen aan The Ringer, “we zaten in een jungle waar we improviseerden, plezier schepten en films draaiden met losse ideeën en weinig geld. Je moet een film maken op jouw manier.”

Die manier is voor de scenarist-regisseur die schouderophalend stelt “Every movie’s exploitation. So what?” verbonden met de kracht van B-films. Prettig gestoorde basisideeën, personages die zich definiëren via actie, een stijl doordrenkt van de tijdsgeest en een emotionele onderstroom die de samenleving een (kritische) spiegel voorhoudt. Dat resulteert in artisanale films die hun absurditeit omarmen en nazinderen door hun intensiteit en subversiviteit.

It Lives Again

Larry Cohen vernietigt macho heroïsme, veegt de vloer aan met racisme, religieus fanatisme, politiek extremisme en discriminatie en speelt in op paranoia. Met gevoel voor humor, dat wel. Want vanuit het uitgangspunt “wat is het ergste dat er kan gebeuren?” verzint Cohen hilarische verhalen die draaien rond monsterlijke baby’s, gevleugelde slangen, dodelijke desserts, psychopaten met goddelijke inspiratie, gevaarlijke ziekenwagens en een sluipschutter die een telefooncel viseert. Grappig maar ook spannend, absurd en extreem.

God Told me To

Met hun satirische toon en dubbele bodems brengen Cohens horror-, sciencefiction- en blaxploitation films volgens criticus Robin Wood vooral tijdens de jaren 70 en 80 via radicale allegorieën “de Amerikaanse nachtmerrie” en de “terugkeer van het onderdrukte” in beeld. Met duivels plezier. Ze waren evenwel net iets té verontrustend om echt populair te zijn. Het hield de filmmaker een carrière lang uit de mainstream en veel te vaak uit de regiestoel. Toch blijft hij in de woorden van Mick Garris, die hem in 2006 uit de vergetelheid haalde met de Masters of Horror aflevering Pick Me Up, “een filmmaker met een oeuvre dat men moet zien om het te geloven en dat voor wie het zag onvergetelijk blijft.”

Q

In de sixties begon Cohen zijn carrière als scenarist voor televisie (het mythische The Invaders) en film (El Condor) maar uit creatieve frustratie zette hij begin jaren 70 de stap naar regie met een blaxploitation triptiek (Bone, Black Caesar, Hell Up in Harlem) en een horrorfilm (It’s Alive). Meteen werd duidelijk dat zelfs zijn misdaadfilms draaien rond ‘het monster’ maar dat die monsters geen monolitische moordmachines zijn maar complexe, het establishment ondermijnende outcasts.

Moordende baby’s (It’s Alive, It Lives Again, Island of the Alive), een hermafrodiete alien die zijn volgelingen tot massamoord aanspoort (God Told Me To), een weerwolf (Full Moon High), een wraakzuchtige Aztekengod (Q), zombie-achtige snackfans (The Stuff), een satanische arts (The Ambulance), moorddadige families (Wicked Stepmother, As Good as Dead), een filmregisseur (Special Effects) en een vrachtwagenchauffeur die lifters vermoordt (Pick Me Up).

The Ambulance

Allemaal monsters die niet makkelijk en rationeel verslagen kunnen worden omdat ze eigenlijk emanaties zijn van een samenleving die ‘anders zijn’ gelijkschakelt met monsterlijkheid. Bovendien is de held gedoemd te falen omdat hij zichzelf herkent in het monster. Deze machteloosheid en ambiguïteit versterkt het verontrustende en tegenstrijdige karakter van Cohens films. Het gezin is tegelijk een schuiloord en een gevaar, repressie is afschuwelijk maar het monster blijft bedreigend. Suspense ontstaat door zowel pogingen het monster te beschermen als de dreiging die er van uit gaat.

The Private FIles of J. Edgar Hoover

Dat creëert dramatische spanning wanneer in de It’s Alive trilogie volwassenen vrezen dat kinderen de macht overnemen. Terwijl in The Private Files of J. Edgar Hoover het privé- en publieke leven van de FBI-baas verstrengelen: seksuele onderdrukking wordt verbonden met repressie van al wat Hoover als subversief, bedreigend, anders, monsterlijk ervaart. Cohens mensen en monsters worstelen met interne tegenstellingen, met paranoia en constante angstgevoelens waardoor zijn allegorische sprookjes nooit geruststellend worden. “Ik zou Phone Booth donkerder en grimmiger gemaakt hebben,” zei Cohen over Joel Schumachers adaptatie van zijn script,”chaotischer, realistischer en intenser ook.” Maar “only I can make the kind of pictures that I make.” Helaas.

23 maart

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 695, mei-juni 2019)

Special Effects

Leave a comment