Erik Poppe’s Utøya 22. juli: First person runner cinema

mrt 27, 2019   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, drama, dvd, film, genre, politieke film, regisseur  //  No Comments

Erik Poppe’s Utøya 22. juli

Zelden zo’n visceraal aangrijpende film over angst en het naderende kwaad gezien als het Noorse Utøya 22. juli, Erik Poppe’s interpretatie van de slachtpartij aangericht door Anders Behring Breivik op het eiland Utøya bij Oslo op 22 juli 2011. Maar zelden ook zo getwijfeld of onderdompelingscinema wel de juiste keuze is om dergelijke gruwel te duiden.

Toen de Britse filmmaker Paul Greengrass, de koning van het docudrama en de immersive cinema (Bloody Sunday, United 93 en Captain Phillips), zijn Netflix film 22 July (2018) voorstelde hamerde hij op het belang van de context bij het belichten van Breiviks terreurdaad. Wat hem interesseerde was de slachtpartij te kaderen in de toename van populisme én extremisme. Zijn opzet was de kijker aan te zetten tot reflectie. Vandaar ook Greengrass’ keuze om voornamelijk te focussen op het ‘achteraf’, met het proces én het verhaal van overlevenden.

22 July Paul Greengrass

“Toen ik Breiviks getuigenis las,” vertelde Greengrass aan Rolling Stone, “merkte ik dat hij bleef praten over ‘het verraad van de elite, het bedrog van de democratie, de nood alles weg te vegen’. Er klonk ook Islamofobie, angst voor immigranten en heel veel woede in zijn uitspraken. Dat was in 2011 een retoriek voorbehouden voor extremisten maar zes jaar later zeggen populistische politici hetzelfde. Breiviks visie is mainstream geworden.”

Greengrass zag plots een link, “het idee van globalisering, mensen die zich daardoor vervreemd voelen waardoor Breiviks daad voor hen stimulerend werkte. Terwijl de op de proef gestelde democratie in een overlevingsstrijd verwikkeld raakte.” Door naast Breivik ook een jonge overlever, Viljar Hanssen, op te voeren tijdens het proces kon de cineast “het conflict tussen ideologieën personaliseren. I could personalize this fight for society’s soul.


Erik Poppe’s Utøya 22. juli

Daar waar Greengrass verontrustende cinema gebruikt om rationele reflectie te creëren (afstand is hier het ordewoord), ziet Erik Poppe verontrustende cinema eerder als een tool om een irrationeel gevoel op te wekken dat moet leiden tot empathie met slachtoffers (betrokkenheid is hier aan de orde). Utøya 22. juli kiest, in een streven de valkuilen van geweldexploitatie en sadisme te vermijden, resoluut het kamp van Breiviks slachtoffers. Door ons onder te dompelen in hun ‘ervaring’ focust Poppe op de emoties van de getroffenen en niet op de agressie van de dader of de eventuele ‘opwinding’ van het geweld. Dit is geen spektakel maar een ervaring.

De ultra nationalistische, extreemrechtse dader Anders Behring Breivik komt ook maar zeer kort in beeld in Utøya 22. juli. Aan het einde van de film wanneer protagoniste Kaja haast gek wordt van angst en radeloosheid. Heel even is Breivik een silhouet, ver weg op een klif. Voordien is hij een onzichtbaar maar alomtegenwoordig gevaar, een langzaam naderend kwaad. Gepast voor een man die zich als handlanger van de goden beschouwde en op zijn vuurwapens de namen van de hamer van Thor (‘Mjölnir’) en de speer van Odin (‘Gungnir’) graveerde.

Utøya 22. juli opent met documentaire beelden van Breiviks aanslagen op overheidsgebouwen in Oslo maar snijdt dan meteen naar het eiland Utøya waar honderden jongeren verblijven in een jeugdkamp van de Noorse sociaal-democratische Arbeiderspartij. We zien het tentenkamp, de slogans op spandoeken (“boycot Israël”) en volgen de discussies onder de jongeren die iets opvingen van de bomaanslagen maar ze niet echt weten te plaatsen of verklaren. En vooral bekommerd zijn om het opladen van hun smartphones. Of het vinden van een liefje.


Erik Poppe’s Utøya 22. juli

Tot er plots ‘ontploffingen’ weerklinken, moeilijk te plaatsen schoten, en er panikerende jongeren komen aangesneld. Vanaf dan volgen we 72 chaotische minuten lang (de exacte duur van Breiviks aanval op het eiland) de jonge Kaja in haar poging te ontsnappen aan de moorddadige raid afgewisseld met haar zoektocht naar haar zus. Een mega sequentie lang kleeft de camera aan Kaja en zien we ook enkel wat zij ziet. Niet meer en niet minder. Zo zien we de jongen met gele jas die Kaja aanspoort om te gaan schuilen wel weglopen maar hij komt pas opnieuw in beeld wanneer we samen met Kaja zijn tragisch lot ontdekken.

Het gevolg is dat de kijker in een claustrofobische, paranoïde tunnel wordt geduwd. Net zoals de slachtoffers van de aanval die leidde tot 69 doden en tientallen gewonden. Poppe plaatst ons fysiek, in ‘real time’, in het centrum van de horror en de verwarring. Vluchten, even pauzeren, verder weglopen, even terugkeren, contact zoeken, doelloos verder rennen,… We volgen de beweging en pauzeren net als Kaja maar even in de hoop een stervend meisje bij te staan. Of om in een schuilplaats een liedje te zingen.

Poppe volgt in wat één take lijkt 72 minuten lang Kaja, plaatst zijn camera naast haar en laat ons samen met haar over boomstammen gluren naar potentieel gevaar en voorbijsnellende jongeren. We verschuilen ons net als zij, turen rond terwijl het schieten oorverdovend klinkt maar moeilijk te plaatsen is. Om even later te vluchten zonder goed te weten welke richting het uit moet en of niet elk ogenblik de fatale confrontatie plaats zal hebben.

Het is een fascinerend procedé waarmee Poppe sensatiezucht vermijdt en de emoties van de jongeren laat voelen. De film en de tragedie worden zo een belevenis en dat is meteen ook de beperking van dit technisch hoogstandje. Met zijn stijl creëert Poppe immers, ondanks zijn drang naar realisme, fictie. De kinetische energie zorgt voor spanning maar het rennen dompelt ons onder in een soort game. Luguber en cynisch wanneer je weet dat gamer Breivik een first person shooter fan was. Poppe laat ons wel prooi spelen maar blijft daarbij wel in het spel en de virtuele realiteit zitten.


Erik Poppe’s Utøya 22. juli

Wanneer uiteindelijk enkele overlevenden per boot kunnen vluchten en het beeld zwart wordt, tracht Poppe via informatieve teksten de werkelijkheid binnen te brengen in het spel, het verhaal, de fantasie. Maar de verbeelding heeft dan al lang overgenomen en dat bezorgt ons een ongemakkelijk gevoel. De filmmaker ziet Utøya 22. juli als een hommage aan de slachtoffers (hij distilleerde zijn verhaallijn uit getuigenissen) maar maakt daarbij een kapitale fout. Om de overledenen te eren moet je immers een ode brengen aan het (en hun) leven terwijl Poppe ons een hoogmis van de gruwel en de dood serveert. Bovendien laat hij voelen dat het kwaad nadert maar blijft het gevaar abstract en zonder context.

Utøya 22. juli is een stilistische, technische krachttoer en een goedbedoelde poging om de impact van een terreurdaad te evoceren en dat verdient lof. Maar de beproeving mist diepgang en verlaat de realiteit zonder de tragedie te overstijgen of in de menselijke psyche te duiken. Dit is geen Elephant, Erik Poppe is geen Gus Van Sant. Daar waar de Gouden Palmwinnaar radicaal koos voor fictie, voor een bespiegeling die vertrekt van een uitvergrote realiteit, laat Utøya 22. juli verbeelding binnendringen in de vertelling. Dat bezorgt de toeschouwer een ongemakkelijk gevoel. Maar deze donkere achtbaanrit zal alleszins wèl bijblijven.

IVO DE KOCK

Utøya 22. juli: regie: Erik Poppe; Nor 2018, 93′; met Andrea Berntzen, Sorosh SadatU, Aleksander Holmen; FILM: *** / EXTRA’S: 0; distributie: September Films.

Leave a comment