Robert Aldrich’ The Flight of the Phoenix: Mannen en hun overlevingsavontuur in de woestijn
Robert Aldrich werd amper 65 jaar oud en is ondertussen in de vergetelheid gesukkeld. Het zal velen dan ook verbazen dat de Amerikaanse regisseur van The Flight of the Phoenix in de jaren 50 tot 70 enorme cinefiele passies losweekte met Kiss Me Deadly en The Big Knife, zalen deed vollopen met The Dirty Dozen en Burt Reynolds liet schitteren in Hustle.
Gelukkig tracht niet enkel de Amerikaanse dvd uitgever Criterion de rol over te nemen die (voornamelijk Franse, Britse en Duitse) televisiezenders tot begin jaren negentig speelden op het vlak van de verspreiding van cinefiele cultuur. In Groot-Brittannië (Arrow, Powerhouse, BFI,…) en Frankrijk (Carlotta, Rimini, Wild Site, Arte,…) trekken verdelers aan de kar met Blu-ray uitgaven die gerestaureerde filmversies koppelen aan boeiend bonusmateriaal.
Daardoor kunnen nu ook nieuwe generaties filmliefhebbers vergeten filmmakers zoals Robert Aldrich ontdekken. Het Franse Rimini Editions (dat ook enkele minder bekende Billy Wilder films – binnenkort Kiss Me Stupid! en The Fortune Cookie – uitbrengt) levert met een digitaal opgepoetste Blu-ray uitstekend werk. Ook al blijven de extra’s beperkt tot een interview van Jean-Pierre Vasseur met filmkenner Patrick Brion en een becommentarieerde trailer.
Toegegeven, meer duiding bij de plaats van Robert Aldrich in de filmgeschiedenis had gekund. Vooral omdat de man die begon als assistent van Jean Renoir (The Southerner) en in de fifties naam maakte met vijf parels (Apache, Vera Cruz, Kiss Me Deadly, The Big Knife, Attack) een complex en moeilijk te situeren filmmaker was. Iemand die iets wou zeggen met zijn films zonder de boodschap te doen primeren, een filmmaker wiens visuele extravagantie steeds functioneel bleef.
Robert Aldrich’ jaren vijftig films pasten naadloos in de Sam Fuller, Nicholas Ray, Vincente Minnelli en Douglas Sirk traditie, cineasten die nooit een harmonieuze relatie tussen vorm en inhoud ontwikkelden en daarmee eigenlijk de ‘spannendste’ cinema uit de filmgeschiedenis maakten. De middenpuntvliedende krachten zouden ook de volgende decennia blijven overheersen in het werk van Aldrich en prettig gestoorde films zoals Whatever Happened to Baby Jane, Hush, Hush, Sweet Charlotte, The Dirty Dozen, The Killing of Sister George, Too Late the Hero, Ulzana’s Raid, Emperor of the North, The Mean Machine, Hustle en Twilight’s Last Gleaming opleveren.
Na zijn mega-hit The Dirty Dozen in 1967 grossiert Aldrich echter vooral nog in commerciële flops, waardoor hij zijn onafhankelijkheid verliest en zijn carrière moet afsluiten met opdrachtfilms zoals The Frisco Kid en California Dolls die nog enkel flarden van zijn genialiteit bevatten. Reeds voor zijn dood was Aldrich naar het achterplan verdwenen in een Hollywood dat de creatieve seventies afsloot met een mix van blockbusters en thema-films. De “een voor het publiek, een voor de Oscars” aanpak was niets voor een cineast die kijker via opwinding wou leiden naar thema’s.
“Robert Aldrich doet geen belletjes meer rinkelen maar in de jaren vijftig was hij een van de grote cineasten,” zegt Patrick Brion in het interview bij The Flight of the Phoenix, “samen met Richard Brooks en Samuel Fuller schudde Aldrich Hollywood door elkaar. Zijn carrière puilt van begin tot einde uit van de meesterwerken. In alle genres maakte hij het verschil met vernieuwingsdrang, creativiteit en intelligentie. Als auteur blonk hij uit in het westerngenre met Vera Cruz, Apache en Ulzana’s Raid; in film noir met het grimmige en extreme Kiss Me Deadly en met een afwijkende oorlogsfilm zoals Attack!. Aldrich deed in Hollywood zijn zin, doordat hij fungeerde als producent van zijn films liet men hem gerust.”
Het is interessant dat Brion de link legt tussen Aldrich, Brooks en Fuller. Regisseurs die zweren bij een soort duizelingwekkende cinema, auterus die geen visuele zekerheden bieden én op het vlak van inhoud niet informatief maar sensationeel te werk gaan. De schreeuwerige krantenkoppen liggen de drie nauwer aan het hart dan een uitgebalanceerde en rationele analyse. Zeker Aldrich’ helden zijn nooit sympathiek. Het zijn buitenstaanders, outsiders van wie het non-conformisme niet geromantiseerd wordt. Pas wanneer er zich groepen vormen worden er heroïsche daden gesteld. Dat gebeurt wanneer het behoud van de groep van levensbelang is, wanneer er allianties gesloten dienen te worden om te kunnen overleven.
Schoolvoorbeeld is de avonturenfilm The Flight of the Phoenix uit 1965 (in 2004 leverde John Moore een zielloze Flight of the Phoenix af met Randy Quaid en Miranda Otto). Volgens Brion is het “op zich een simpel verhaal. Een vliegtuig stort neer, er zijn doden en de overlevenden trachten te ontkomen aan hun noodlot. Aldrich schetst een karakterportret van de personages, enkel door hun gedrag op de crashsite.”
“There were times we took pride in just getting there,” zegt Cargo-piloot Frank Towns net voor hij crasht in de woestijn tijdens een zandstorm, “flying used to be fun Lou, it really was.” Twee doden en een zwaargewonde zadelen hem op met een schuldgevoel. Samen met de overlevenden tracht hij zich, zonder communicatiemiddelen, te reorganiseren. Wanneer een poging om hulp te halen fataal afloopt en voedsel schaars wordt, begint men met hulp van een jonge Duitse ingenieur en stukken van het neergestorte toestel een nieuw vliegtuig te bouwden. Eentje dat heel toepasselijk ‘Phoenix’ wordt genoemd. Alle hoop lijkt tevergeefs wanneer de ingenieur enkel ervaring heeft met het bouwen van speelgoedvliegtuigen. Maar de constructie haalt onverhoopt toch een oase.
Ondanks zijn locatie is The Flight of the Phoenix haast een huis clos draaiend rond conflicten (“Mr. Towns, you behave as if stupidity were a virtue. Why is that?” vraagt ingenieur Dorfmann) en het opbouwen van een nieuwe gemeenschap onder druk. Een gezamenlijk doel en overlevingsdrang verenigen uiteindelijk mensen met verschillende karaktertrekken. In het gezelschap bevinden zich immers dappere, laffe, vredelievende, egoïstische, empathische en solidaire individuen. Die eigenschappen spreken vooral uit hun daden, minder uit hun dialogen. Aldrich is geen filmmaker van het woord (hij werkt zelden mee aan het scenario, tenzij om het meer gebald te maken) maar van de actie. Wat niet belet dat Towns een melancholische, visionaire uitspraak in de mond gelegde krijgt: “The little men with the slide rules and computers are going to inherit the earth.“
The Flight of the Phoenix kende een moeilijke productiegeschiedenis (de van John Fords Air Mail bekende stuntpiloot Paul Mantz stierf tijdens de opnamen, draaien op locatie bleek een beproeving) en alhoewel het een leuke avonturenfilm is, liet het publiek het afweten. Dat was volgens Brion “te wijten aan het ontbreken van vrouwelijke personages. Het is een mannenfilm over overleven. Er is geen amoureuze intrige, er zijn geen flash backs met vrouwen die zich afvragen of hun man terugkeert en kinderen die hun vader missen. Aldrich was zich daar van bewust want hij laste een visioen scène met exotische danseres Farida in en verwerkte dat beeld nadrukkelijk in de trailer. Een truc die hij reeds gebruikt had in de trailer van 4 For Texas, waar Ursula Andress zich rechtstreeks tot het publiek richt.”
“Ik zal het floppen van The Grissom Gang, Too Late the Hero en The Flight of the Phoenix nooit begrijpen,” zei Robert Aldrich in Film Index, “I don’t mind taking the blame for the dogs, but I don’t think those were dogs. Ze verdienden veel beter.” Volmondig mee eens.
IVO DE KOCK
THE FLIGHT OF THE PHOENIX: Robert Aldrich, USA 1965, 142′; met James Stewart, Richard Attenborough, Peter Finch, Hardy Krüger, Ernest Borgnine, Ian Bannen, Ronald Fraser, Dan Duryea; extra’s: interview Patrick Brion, trailer met commentaar; FILM: **** / EXTRA’S: ***; dis. Rimini Editions.