Paris 1984, 14de Festival International de Paris du film fantastique et de science fiction: A festival in hell!

sep 5, 2018   //   by Ivo De Kock   //   actueel, filmfestivals, genre, horror  //  No Comments

THE MUTILATOR

Voor het BIFFF was er het legendarische Parijse festival van de fantastische en sciencefiction georganiseerd in een heuse filmtempel: de Grand Rex. Daar gingen we in 1984 een kijkje naar nemen. Samen met Erik Van Looy, Eric Engelen en het later ook al legendarische duo Jan Verheyen – Jan Doense. We genoten meer van het spektakel dan van de films. Een verslagje neergepend voor Andere Sinema, niet echt een genreblad maar wel een filmtijdschrift dat geregeld wees op de subversieve kracht van de betere horrorfilm. Al bleek die niet echt geselecteerd.

THE MUTILATOR

Parijs, 1899. Max Maurey sticht het Théátre du Grand Guignol. Hij brengt daarmee een aantal cabaret acts die zich met horror-sketches bezighouden onder één dak. De inspiratie én de naam Guignol werd ontleend aan dé grootmeester van het poppenspel: Laurent Mouquette (1744-1844). Deze had de Guignol-pop geïntroduceerd als een ruw en ‘plat’ heerschap dat van de ene knokpartij in de andere rolde. Geweld werd daardoor de motor van dit poppenspel, wraak werd de motivatie van de personages.

Het Théátre du Grand Guignol nam dit gretig over. Werkmateriaal waren horrorklassiekers als Frankenstein (Mary Shelley) en Phantom of the Opera (Gaston Leroux) – al werden er slechts fragmenten uit gebracht – maar horror was niet het interessepunt van het ‘Théátre’, het enige opzet was verbazen. Het publiek van de Théátre du Grand Guignol bestond uit arbeiders die niet zozeer uit waren op culturele verrijking, ze wilden enkel ‘genieten’ van de realistische effekten die voor hun ogn werden opgevoerd. Daarbij was zelfs de daad op zich niet zo belangrijk, het ging om de uitvoering. Het fascinerende -van Grand Guignol was de truuk, de illusie. The medium is the message.

THE MUTILATOR

Parijs, 1984. In de Parijse filmtempel (een van de weinigen deze omschrijving nog waardig) Grand Rex loopt van 21/11 t.e.m. 2/12/84 voor de 14de keer het Festival de Paris du film Fantastique et de Science-Fiction. Dit door de Schlockhoff-broers, ook het stuwende duo achter het blad I’Ecran Fantastique, georganiseerde festival is zowat het buitenbeentje onder de festivals. Gemeden door de meeste journalisten, genegeerd door enkele grote verdelers (C.I.C. o.a.), door de overheid met een vies oog bekeken, is dit zowat een vergeten festival.

Maar elke avond zit de zaal vol met zo’n 3.000 enthousiastelingen voor een haast non-stop programma van 3 films. Een regelrecht populair festival, of juister: een volksfeest. Men komt niet om een stuk cultuur op te doen (van Amadeus naar de platenwinkel: u kent ze wel, deze pavloviaanse cultuur snuivers) of om een goede film te zien, neen: men komt om zich te amuseren, om lol te trappen.

Daarbij zijn er drie gradaties te onderscheiden, drie ‘publieken’ met een eigen territorium: de dapperen die op het gelijkvloers zitten en die gekomen zijn om met de films te lachen; de ‘gereserveerden’ (letterlijk en figuurlijk) van het eerste balkon die komen lachen met de films en de sukkelaars van beneden (voor verklaring, zie verder); de ‘beesten’ van het tweede balkon die met alles en iedereen komen lachen en vooral willen demonstreren welke lollige ambiance ze toch wel kunnen creëren. Deze laatste olijkerds, die een arsenaal wapens trachten binnen te smokkelen dat menige taxi-chauffeur of Tottenham-supporter gelukkig zou maken (te oordelen aan de berg in beslag genomen voorwerpen), zorgen zelf voor spektakel.

THE MUTILATOR

Een avondje ‘Grand Rex’ verloopt ongeveer als volgt: eerst opwarmings-oefeningen, vliegertjes worden gelanceerd met als doel het gordijn (een voltreffer wordt begroet met luid applaus). Wanneer dan op het scherm verschijnt “Le Quatorzième Festival présente: Epouvante – Merveilleux – Fantastique – Science-Fiction – au Grand Rex” wordt dat met een luid gebrul van klank voorzien. Waarop het tijd is om een sneeuw van papiersnippers neer te laten in de zaal. En dan begint het: ballonnen door beeld laten vliegen, Halloween-maskers voor de lens houden, vuurwerk lanceren, al wat los ligt naar beneden smijten.

Tussendoor wordt voor de nodige commentaar gezorgd (meestal ‘á mort‘ en ‘á poil‘, soms ook wat leuker) en wanneer de organisatoren met een gast op het podium verschijnen worden ze konstant uitgefloten en met bloem en tomaten bekogeld. Allemaal nogal onvolwassen gedrag zal de lezer opmerken. Terecht, maar eigenlijk toch wel een interessant fenomeen. U weet wel dat enkele jaren geleden in navolging van Robin Wood de horrorfilm als een potentieel subversief genre werd omschreven.

De analyses van de monsters die de normaliteit ontwrichten zijn bekend en voor veel van de toen behandelde films juist maar ze zijn ondertussen door het publiek (langs links of langs rechts?) voorbijgestoken. Politieagenten en bazige vaders werden door het Parijse publiek wel steevast uitgefloten, maar heel de houding is veel nihilistischer. Elke boodschap, maar ook elke betekenis wordt weggehoond, alleen een vernietigingsdrang blijft over. Alles moet kapot, alle personages moeten eraan (want daarvoor zijn ze toch filmpersonages zeker).

THE ADVENTURES OF BUCKAROO BANZAI

Cinema wordt een groot videospel, met dit grote voordeel: het is veel realistischer. Men kan lekker genieten van de knap getruukeerde verminkingen. Enkel de special-effects zijn van tel. En genre-freaks bedelen bij regisseurs en producenten om ‘gory stills‘ om thuis na te genieten. Le Grand Guignol strikes back dus. En persoonlijk vind ik dat niet zo’n ramp (ik ga ook wel eens naar voetbal kijken, dus. laat ik niet hypocriet wezen) en zeker geen reden voor moraalridders om wakker te worden (wie de invloed van splatter-movies wil analyseren moet eerst wel eens uitpluizen wat grand guignol is, bovendien is er het eeuwige probleem wat er eerst was, de kip of het ei).

Maar wat wel jammer is, is dat er een tendens is (ook bij het ‘gewone’ publiek) om pavloviaanse cinema als de enige bestaande te beschouwen. Geen gepraat, niet nadenken: enkel actie. En dat is wel afstompend (denken we in vrgl. ook maar aan het opnieuw groeiende aantal ‘woord analfabeten). The medium is the message. (bis)

THE ADVENTURES OF BUCKAROO BANZAI

Parijs ’84, de films. We waren ze haast vergeten, en laat ons het maar meteen zeggen: zo’n ramp zou dat ook niet geweest zijn. Het was lang geleden (nu ja) dat ik nog puin als Titan Find (William Malone), Space Ship (Bruce Kimmel), Dungeon Master (Charles Band, Rosemarie Turko e.a.), Wild Beasts (Franco Prosperi) of A distant scream (John Hough) gezien had. Terwijl iets klasserijkere produkten als Trancers (Charles Band) en Death warmed up (David. Blyth) op zulke unieke wijze pretentie’ en idiotie wisten te verzoenen dat het ook niet meer mooi was.

Gelukkig waren er nog pretentieloze splattervehikels als The Mutilator (debuutfilm van de advocaat Buddy Cooper) en films die compleet ‘gaga’ waren zoals The adventures of Backoroo Banzai (W.D. Richter, met een schitterende John Lithgow). En van de vertoonde Hammer-films waren er zelfs twee vrij goed (Hands of the ripper, Dr.Jekyll and Sister Hyde), als was er ook daar pulp (The legend of the seven golden Vampires). Maar zoals reeds gezegd primeerde op dit festival de ‘kijkervaring’. En dat maakte dit Festival van Parijs tot een evenement. The medium is the message.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in Andere Sinema, n° 65, januari 1985)

THE ADVENTURES OF BUCKAROO BANZAI

Leave a comment