Ryan Cooglers Black Panther: Zwelgkijken met zwarte superhelden
“Ik heb goden zien vliegen. Ik heb mensen wapens zien maken die ik me zelfs niet kon voorstellen. Ik heb buitenaardse wezens uit de lucht zien vallen. Maar iets zoals dit zag ik nog nooit.” Zegt Everett K. Ross (Martin Freeman), de gedesoriënteerde blanke C.I.A. agent die bewonderend reageert wanneer hij in Black Panther (2018) kennismaakt met een zwart Eldorado, het fictieve Afrikaanse land Wakanda. Ross is het kind in een snoepwinkel, dolblij wanneer hij uiteindelijk de kans krijgt om zèlf actieheld te spelen, én de toeschouwer in de film. Iemand die geacht wordt te genieten van popcorn voor de ogen (een indrukwekkend spektakel én universum) en van het gevoel getuige te zijn geweest van een heus evenement.
Met name de eerste zwarte blockbuster uit de filmgeschiedenis, een pionier voorbestemd om dé game changer van de dominant ‘witte’ droomfabriek te worden. Want de blanke Ross is slechts een figurant in een verhaal gedreven door zwarte personages en een film geschreven en geregisseerd door Afro-Amerikaanse filmmakers (Joe Robert Cole en Ryan Coogler). Alhoewel Black Panther ondertussen als meest succesvolle Marvel Studios productie voorbijgestoken is door Avengers: Infinity War (2018) blijft het met de groepsvertoningen en crowdfunding acties om kansarme toeschouwers naar de bioscoop te krijgen een uniek en gewichtig sociaal gebeuren.
Maar doorbreekt de, na Fruitvale Station (2013) en Creed (2015), amper derde film van Ryan Coogler (° 1986) ècht de vastgeroeste witte dominantie in de cinema? Kunnen de Marvel superhelden ècht de wereld redden, nu deze wereldwijde megahit diversiteit binnen loodste in het universum waarvoor Iron Man (2008) tien jaar geleden de eerste westerse, blanke en mannelijke bouwstenen leverde? En is Black Panther niet enkel een belangrijke film maar ècht ook goede cinema? Het ‘ja’ kamp behaalt een comfortabele meerderheid bij pers en publiek maar het ‘nee’ kamp gaat fel te keer. Het ziet vooral ‘hype’ en een boodschap die eerder reactionair dan progressief is. Een ding is zeker: de achttiende Marvel film is de eerste die niemand onverschillig laat.
De roots van Ryan Coogler
Dat net nu een zwarte superheld opduikt in de immer uitdijende wereld van Marvel is geen toeval. Er is de geest van de tijd. Met #BlackLivesMatter en #OscarsSoWhite is het verlangen naar en de nood aan zwarte verhalen verteld door zwarte acteurs en zwarte cineasten gegroeid. En Wonder Woman (2017) bewees dat niet alleen blanke mannelijke superhelden de box office doen tilt slaan. Bovendien kwam er stilaan sleet op de meest lucratieve filmreeks aller tijden. Witte mannen die in een race tegen de tijd keer op keer een opvallend westerse wereld redden; het werd tè voorspelbaar.
Dr. Strange (Doctor Strange), Captain America (Captain America: The First Avenger, Captain America: The Winter Soldier, Captain America: Civil War), Thor (Thor, Thor: The Dark World; Thor: Ragnarok), Hulk (The Incredible Hulk), Spider Man (Spider-Man: Homecoming), Ant-Man (Ant-Man), Iron Man (Iron Man 1, 2 & 3), het hele Avengers team (The Avengers, Avengers: Age of Ultron, Avengers: Infinity War) én de Guardians of the Galaxy waren misschien wel kleurrijk maar T’Challa (Chadwick Boseman) aka Black Panther brengt leven en diversiteit in de brouwerij. De na de dood van zijn vader koning van het Afrikaanse land Wakanda geworden zwarte superheld straalt, gehuld in zijn volledig zwarte panter outfit, kracht en energie uit én laat een frisse wind waaien door de reeks. Dat tegelijk de Afro-Amerikaanse identiteit stevig omarmd wordt, spreekt de Afro-Amerikaanse bioscoopgangers aan en Disney, de eigenaar van Marvel Studios én de Star Wars franchise, begrijpt als geen andere studio dat diversiteit loont. Vandaar dat de studiobazen Black Panther graag lieten surfen op de tijdsgeest en hun marketing campagne afstemden op het ‘cultureel belang’ van deze ‘andere’ comic-verfilming (het personage werd in 1966 ontwikkeld door twee blanken, Stan Lee en Jack Kirby).
Dat Disney bij Ryan Coogler uitkwam is evenmin toeval. Hij tekende immers voor de strafste reboot uit de Hollywoodgeschiedenis door de Italo-Amerikaanse Rocky Balboa mythe in Creed een Afro-Amerikaanse makeover te geven. De zevende Rocky-aflevering is een verhaal van overdracht en erfenis. Het verhaal van een blanke volkse held met een larger than life aureool die wanneer de dood in beeld komt reïncarneert in een jonge zwarte antiheld. Een transformatie waarbij de spirit intact blijft. Vluchtig vertier maar de link met Cooglers roots kruiden het met authenticiteit. Opgroeiend in een zwart arbeidersmilieu in Oakland, Californië geraakte hij vertrouwd met racisme, discriminatie en politiegeweld.
Toen op het Fruitvale station in de vroege uren van Nieuwjaarsdag 2009 een zwarte jongeman werd doodgeschoten door een blanke metro-agent stond Oakland in vuur en vlam. “Ik was getuige van de rellen en de frustratie maar merkte dat ze zonder effect bleven,” zei Ryan Coogler toen we hem anno 2013 in Cannes spraken, “door met Fruitvale Station 90 minuten aandacht te krijgen bereik ik meer dan door winkels te vernielen”. De jonge filmmaker, die zich nadrukkelijk verontschuldigde omdat de interviewafspraak enkele keren verzet was (door toedoen van… Harvey Weinstein!), benadrukte dat hij het verhaal van Oscar Grant “heel bewust vanuit diens standpunt vertelt. Tijdens het proces geraakte de zaak gepolitiseerd en dan gaat de menselijkheid verloren. Terwijl een individu meer is dan de som van referentiepunten die hem politiek situeren. De advocaten van de agent focusten op de slechte dingen die ze bij Oscar vonden. Omdat hij dood is en geen wederwoord kan geven, vertel ik het verhaal vanuit zijn perspectief.”
Het zwarte koningsdrama
In Black Panther vertelt hij het verhaal afwisselend vanuit het oogpunt van T’Challa en van diens nemesis Erik Killmonger (Michael B. Jordan). De blik van een baskettend kind in een verpauperde buurt van Oakland fungeert als omkaderend ‘bookend‘ voor een avontuur met tragische kind-ouder relaties als onderstroom (ook in Avengers: Infinity War draait veel om de relatie tussen ‘ouders’ en ‘kinderen’). Coogler begrijpt uit ervaring de opponenten en hun verbeten strijd. Hij kan de gevoelens van woede, frustratie en opstandigheid van Afro-Amerikaan Killmonger plaatsen. Maar hij beseft ook hoe belangrijk de erfenis van zijn vader is voor T’Challa. Van Ain’t them bodies saints regisseur David Lowery is de anekdote dat Coogler “tijdens een workshop van het Sundance Institute volledig open bloeide toen hij in een speech vertelde hoe Martin Luther Kings legacy hem als verhalenverteller inspireerde.”
De openingsscènes van dit koningsdrama (twee treurende jongemannen vechten om een troon) zijn gedrenkt in donker realisme (Oakland staat voor armoede, geweld en bendes) en knipoogt naar rebellie (de Black Panther Party, hiphop groep Public Enemy). Maar na een confrontatie vol tijdsprongen – die zich qua vormgeving spiegelt aan de splash page van een comic book, de openingspagina’s die aangeven dat wat volgt over decennia verspreid verloopt – belanden we in een andere dimensie. Een poëtische realiteit: Wakanda is een legende die werkelijkheid is geworden, een in de ogen van de wereld arm, onderontwikkeld land dat evenwel beschikt over krachtige grondstoffen (vibranium) en geavanceerde technologie. Onder het motto “laat ons goed maar verborgen leven” verschuilt de zwarte bevolking zich onder een beschermde koepel.
Wanneer T’Challa’s vader vermoord wordt door een terrorist (een episode uit Captain America: Civil War) erft de jongeman de kroon terwijl zijn zus prinses Shuri (Letitia Wright) de economie wetenschappelijk aanstuurt en zowel commandante Okoye (Danai Gurira) als zijn verloofde Nakia (Lupita Nyong’o) gewapende strijd leveren. Met respect voor het gezag van de majestueuze moeder Queen Ramonda (Angela Bassett), een animistische religie en tribale rituelen. T’Challa’s eerste beslissing is het bewaren van de status quo waardoor zijn land hermetisch afgesloten blijft. Ook al is hij een internationalist. W’Kabi (Daniel Kaluuya) kan zich hier als isolationist in vinden, Killmonger veel minder. De getraumatiseerde en getrainde huurling wil zelf koning worden om onderdrukte zwarten wereldwijd te bevrijden. Maar na T’Challa aan de kant te hebben geschoven ontpopt hij zich toch een narcistische machtswellusteling met terroristische neigingen. Wat leidt tot zowel intense als theatrale gevechten en uiteindelijk een nieuw evenwicht.
Politieke boodschap
Voormalige first lady Michelle Obama bedankte het Black Panther team omdat “dankzij jullie jonge mensen op het grote scherm eindelijk superhelden zien waarin ze zich herkennen. Ik weet dat het mensen van verschillende achtergronden zal inspireren om de moed te vinden om de held van hun eigen verhaal te worden.” Volgens Justin Simien, regisseur van de hitsatire Dear White People, “introduceert de film een nieuw Amerikaanse mythe. Een waar onze Afrikaanse voorvaderen op de voorgrond treden om hun nakomelingen medeleven, rationaliteit, gelijkmoedigheid en inzicht in complexe waarheden te bezorgen.”
Black Panther blijft één stukje van de grote Marvel puzzel, maar in tegenstelling tot de actiegedreven avonturen van The Avengers is dit karaktergedreven drama. Net zoals de beste delen van de reeks, Doctor Strange en Spider-Man: Homecoming. Amerikaanse comics worden vaak gezien als simplistisch en karikaturaal terwijl ze complex zijn qua karakterontwikkeling en thema’s. Coogler levert een gedroomde adaptatie af met een complex verhaal, ambigue personages en een rijke wereld. Zijn Black Panther gaat over het opnemen van verantwoordelijkheden (à la Spider-Man: “with great power comes great responsibility”), over trots op de eigen afkomst, het herontdekken van identiteit en het doorgeven van tradities. Over het stilstaan bij het verleden en het durven vooruitkijken. Maar Coogler heeft het ook over rouw, pijn en woede. “Die jonge zwarte uit Oakland, die opgroeide in systematische onderdrukking, zonder vader en moeder, gesleurd van pleeggezin naar pleeggezin,” zei Coogler in Rolling Stone, “zijn woede kan ik begrijpen, ik versta hoe hij op een punt komt waarop hij moest doen wat hij deed.”
Ook T’Challah begrijpt Killmongers woede en ziet zowel zijn littekens, die ook verbonden zijn met de impact van de diaspora, als zijn streven om Black Panther te worden. Een empathie die hun conflict intenser maakt en zinvoller. Beide kandidaat superhelden zijn verbonden met de Afrikaanse identiteit, met de grond waarop en waarvoor ze vechten, met het verleden en met de dood. Alleen verschilt hun visie op macht, geweld en bevrijding. Ook al vinden ze beiden dat Wakanda zijn rijkdom en kennis moet gebruiken om andere landen en achtergestelde zwarte buurten te helpen. Alleen denkt de verbitterde Killmonger in termen van wraak en terreur terwijl T’Challah afgeremd wordt door de erfenis van zijn vader.
Maar uiteindelijk kiest hij voor openheid en in een van de twee post-generiek scènes (de andere legt de link met Avengers: Infinity War) wordt tijdens een Verenigde Naties speech gesproken over elkaar helpen en het bouwen van bruggen. “Only the foolish build barriers” klinkt het. Een duidelijke verwijzing naar de muren bouwende Amerikaanse president Donald Trump. “Black Panther is een heel politieke film,” schreef First Blood auteur David Morrell (de ‘vader’ van Rambo) op Facebook, “het begint met een welvarend land dat debatteert over het al dan niet opvangen van immigranten en hun problemen. Aan het einde onderstrepen de belangrijkste personages de waarde van samenwerking en concluderen ze dat verstandige mensen elkaar de hand reiken terwijl dwazen barrières oprichten.”
Utopische sciencefiction
Black Panther is sciencefiction, een filmgenre dat in de na-oorlogse periode een haat-liefde (angst-fascinatie) relatie onderhield met technologie en wetenschappelijke vooruitgang. Een tweestrijd die verankerd zat in de films die visueel spektakel (gestoeld op steeds straffere speciale effecten) verbonden met dystopische verhalen gebouwd op angst voor fascisme, ontmenselijking, nucleair gevaar en racisme. Van It Came from Outer Space (1953), Fahrenheit 451 (1966), Planet of the Apes (1968) en Soylent Green (1973) over Escape from New York (1981), 12 Monkeys (1995) en Children of Men (2006) tot District 9 (2009), Elysium (2013) en Blade Runner 2049 (2017) pendelt de kijker tussen afschuw en verwondering.
Dat ligt anders in Black Panther. Coogler benadert wetenschap met ontzag en eerbied, niet met angst of fetisjisme. Technologie wordt versmolten met spiritualiteit. Shuri’s hightech lab en de magische ondergrondse plantenkweekplaats behoren tot hetzelfde universum. Het traditionele westerse vooruitgangsdenken dat verbonden is met wetenschap en techniek ontbreekt totaal in de meer morele en cyclische visie van een universum waar zwarte mannen wel superhelden zijn maar vrouwen fungeren als drijvende kracht. In dit Afrofuturisme draait alles om utopieën die verfijnd worden. Wakanda’s bubbel lijkt een ideale wereld maar de utopie blijkt een spiegel van het blanke, westerse imperialisme. Een wereld die zijn verworvenheden afschermt, met de koepel als symbolische variant van westerse kortzichtigheid. Killmonger dreigt de utopie te transformeren in dystopie door bevrijding te zien als verovering. Inclusief verwoesting en onderwerping. T’Challa creëert een utopie 2.0 door openheid, solidariteit en hoop in de mix te gooien. Maar vooral door zwarte identiteit te koppelen aan internationalisme.
De introductie van zwarte superhelden in Marvels Cinematic Universe is dan ook positief. Ook al omdat Black Panther niet langer een figurant is zoals die andere zwarte superheld, de Falcon, dat was in het Avengers team. Maar de zwarte personages blijven een minderheid – gelukkig is binnenkort ook de zwarte (super)heldin Meg (Storm Reid) in Ava DuVernays ruimteavontuur A Wrinkle in Time – en Avengers: Infinity War bewees hoe moeilijk het is om overeind te blijven temidden het overwegend blanke geweld. In de negentiende Marvel film lijkt Black Panther zich daar van bewust. Wanneer Okoye zich openlijk, verwijzend naar deelname van Wakanda aan een globale strijd tegen de goddelijke booswicht Thanos, afvraagt “hebben we ons hiervoor open gesteld” reageert Black Panther met “wat had je verwacht? De Olympische Spelen of Starbucks?“ Uiteraard gaat het Marvel om financieel gewin en niet om emancipatie. En de missie van de Avengers, die vernietiging zaaien om de wereld te redden, bevat flink wat blank imperialisme.
Maar Black Panther injecteert via de zwarte ervaring realisme in sciencefiction en dat levert ook emotionele uitbarstingen op. Zoals wanneer Killmonger in Oakland de dood van zijn vader herbeleeft dankzij het radioactief elixir gepuurd uit een hartvormig kruid.en zijn jongere versie het ontbreken van tranen verklaart met “People die every day. That’s just part of life around here.” Of wanneer hij later zijn turbulent bestaan verbindt met de woede en existentiële angst van een leven in onderdrukking. Erg radicaal voor een mainstream superhelden film. Subversief omdat Coogler de realiteit van Afro-Amerikanen als dystopisch presenteert en het utopische Wakanda drenkt in de zwarte geschiedenis en cultuur. Waardoor de zwarte iconen en de zwarte superhelden versmelten.
White supremacy and binge watching
Tot hun ontzetting stelden de The Washington Post en The New York Times vast dat Amerikaanse ‘white supremacy‘ aanhangers zich ook fan van de film toonden. Zij reageerden vooral op het mono-culturele Wakanda en de uitspraak van T’Challa’s rivaal W’Kabi “You let the refugees in, you let in all their problems.” Dat was volgens de ‘liberale’ Amerikaanse kranten die hun lof voor Black Panther niet gespaard hadden een bewuste verdraaiing van de filmboodschap. Want het citaat is van een opponent en staat in functie van een narratieve ontwikkeling die uitmondt in een heel ander standpunt. Bovendien houdt de koepel vooral mensen binnen waardoor ze geen vluchtelingen worden. Al is de prijs een feodaal politiek en sociaal systeem dat het bezit en de controle van goederen reguleert en conflicten regelt via militair geweld.
Dat er grenzen zijn aan het vernieuwende, progressieve en rebelse karakter van Black Panther, is een feit. Het goddelijk statuut van de superheld, die gewone mensen naar de achtergrond verwijst, draagt daar ongetwijfeld toe bij. Anderzijds is het Marvel Cinematic Universe ook een wereld op zich die constant naar zichzelf verwijst. Op dat vlak vormen de films een perfect voer voor ‘binge watching‘, het aan stuk kijken van series of films. Tussen de zwarte filmmaker Ryan Coogler (Black Panther) en de blanke nerds Joe en Anthony Russo (Avengers: Infinity War) is er op dat vlak geen verschil: ze veronderstellen dat de kijkers vertrouwd zijn met de reeks en ze promoten zwelgkijken door constant links te leggen naar andere figuren en films. Dit is verslavende cinema maar levert soms ook een goede film op. Eentje die zoals Black Panther actie, karakterschets en emoties perfect in evenwicht houdt.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in STREVEN, juli-augustus 2018
)