William Friedkin: Een stormachtige passie voor zelfvernietiging.
William Friedkin is een merkwaardige figuur: een getalenteerde regisseur die zich met een ‘onmogelijk’ karakter zèlf buitenspel lijkt te hebben gezet in de hedendaagse, wat karakterloze en haast telegeleide, filmindustrie. Net als bij Arthur Penn leverde de overstap van televisie naar film hem in de jaren zeventig commercieel succes op maar verdween hij daarna uit beeld. Maar er was méér: Friedkin werd, net als Sam Peckinpah, uitgespuwd door Hollywood. Verwijten als ‘eigenzinnigheid’ en ‘gewelddadigheid’ werden zo goed als een grafschrift. Friedkin vocht en vecht echter terug: na To Live and Die in L.A. in 1985 is Jade tien jaar later opnieuw een comeback. Een kans die hij ongetwijfeld zèlf wel zal verknallen.
“Billy is brutally honest, even when that honesty is detrimental to his own reputation.””
William Peter Blatty (auteur van The Exorcist)
Auteur op zoek naar problemen
Het merkwaardige aan William Friedkin is dat zijn films wat op zijn carrière lijken. Die loopbaan staat bol van conflicten en controversen. En de verhalen over het bewogen beroepsleven van Friedkin zijn al even felomstreden, zoals blijkt uit de puike biografie van Nat Segaloff, Hurricane Billy, the stormy life and films of William Friedkin. De films van William Friedkin zijn een afspiegeling van de turbulentie en de leugens die zo nauw verweven zijn met zijn carrière.
Niet toevallig liet Friedkin zich voor het eerst opmerken met de beroering rond een film en niet zozeer met een film zelf. Met de TV-documentaire The People vs. Paul Crump (1962) ontfermde hij zich over het lot van een ter dood veroordeelde zwarte moordenaar. Die man bleek achteraf schuldig maar Friedkin redde hem van de terechtstelling door het rechtsverloop in vraag te stellen. Friedkin werd beschuldigd van bewuste manipulatie, ontkende en bleef voet bij stuk houden ook na een bekentenis van de betrokkene. Jaren latter, met Rampage, zou Friedkin zelf zijn anti-doodstraf pose ondergraven. The People vs. Paul Crump werd nooit vertoond op televisie maar Friedkin dweilde er de festivals mee af en dwong met zijn ‘principieel standpunt’ een auteur-statuut af nog voor hij één speelfilm gemaakt had.
Dat Friedkin zich uitstekend wist te verkopen, zou ook naar aanleiding van The French Connection blijken. Deze commerciële succesfilm leverde Friedkin ook een oscar op. Friedkin propageerde zich daarbij als de jongste oscarwinnaar aller tijden. Ten onrechte, want hij had gelogen omtrent zijn leeftijd. Maar niemand doorzag de leugen en Friedkin werd afgeschilderd als ‘wonder boy‘. Tot zijn groot jolijt.
Maar ook de ontmaskering jaren later vond Friedkin een geslaagde grap. Op een ogenblik dat hij uit de belangstelling was verdwenen, gaf het hem immers dàt wat hij constant zoekt: aandacht. Want als Friedkin ergens als de dood voor is, dan is het wel onverschilligheid (of nietszeggende lof).
Friedkin leeft immers pas echt op als de passies hoog oplaaien. En in dat opzicht mag hij zich gelukkig prijzen. Rond zijn films zijn er steeds controverses geweest. Friedkin werd beschuldigd van verhulde (The Boys in the Band) of manifeste (Cruising) homohaat, van racisme (The French Connection), van godslastering (The Exorcist), van gebrek aan respect voor filmklassiekers (Sorcerer, een remake van Le salaire de la peur), van een fout inschatten van de wapenhandel (Deal of the Century) en van extreme gewelddadigheid (To Live and Die in L.A., Rampage en The Guardian). Bovendien waren er geruchten die spraken over omkooppraktijken tijdens de produktie van The Brink’s Job.
Een toeval is dat alles niet. Friedkin haat het wanneer toeschouwers onbewogen blijven, hij doet er alles aan om de kijker te provoceren en uit evenwicht te brengen. Dat kan door een felle stellingname (The French Connection en To Live and Die in L.A.), maar ook door verwarrende ambiguïteit (Cruising en Rampage). Maar steeds is er di Ïe drang om grenzen te verleggen, verder te gaan. Dat uit zich ook in ogenschijnlijke bijkomstigheden, zoals de fameuze autoachtervolgingen in The French Connection en To Live and Die in L.A..
Het resultaat is dat je als kijker niet onverschillig kan blijven bij de films van Friedkin. Daar waar je perfecte maar zielloze mekaniekjes als Outbreak of Waterworld snel vergeten bent, blijven films als The Exorcist en Cruising bij, ook al heb je er als kijker je twijfels bij. Want William Friedkin is niet enkel een gedreven filmmaker, hij is ook enorm getalenteerd. Wat hem toelaat pareltjes van kinetische cinema af te leveren. Soms slaagt hij er wel niet in het gevoel van ‘bezetenheid’ een speelfilm lang vol te houden, waardoor The Guardian bijvoorbeeld heel wat minder geslaagd is dan de korte Twilight Zone-aflevering Nightcrawlers. Maar meestal maakt Friedkin films met impact.
De moeilijkste weg
William Friedkin maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Zo weigerde hij de vervolgfilms op zijn kassuccessen The French Connection en The Exorcist te draaien. En wees hij tal van andere potentiële kaskrakers af. Bovendien schrok hij er niet van terug een Hollywood-taboe te doorbreken, namelijk terug te keren naar minder prestigieus televisiewerk (The Twilight Zone en The C.A.T. Squad).
Dat Friedkin een bezeten filmmaker is, is voor zijn medewerkers niet altijd even leuk. Hij drijft hen immers tot het uiterste en deinst niet terug voor het nemen van buitenissige risico’s en het ontslaan van medewerkers. Veelzeggend is dat een scenarist zich eens liet ontvallen dat “it’s a good week if I’ve only had three fights with Billy“. Friedkin is een adrenaline-junkie die stress nodig heeft om creatief te zijn en niet kan of wil aanvaarden dat niet iedereen zo functioneert. Voeg daarbij het feit dat hij een dominante persoonlijkheid is die steeds controle over zijn omgeving nastreeft, en je begrijpt dat hij tegelijk energiek en tiranniek is.
Maar Friedkin vecht ook voor iets. Hij knokt voor elk shot en minuut van zijn films met producenten en censoren. En hij leeft op bij tegenstand: hoe lastig die (zoals de betogers tijdens de opnamen van Cruising) ook moge zijn. Zo kreeg hij heel wat gedaan, maar na verloop van tijd begon de door hemzelf mee gecultiveerde reputatie averechts te werken. Friedkins films beïnvloedden regisseurs van eerst de lichting Scorsese-De Palma en later de lichting Stone-Tarantino, maar Hollywood zit al lang niet meer te wachten op een regisseur die ‘moeilijk’ doet (de ‘ster’acteurs doen al lastig genoeg). Bovendien wordt het voor Friedkin (en voor andere regisseurs) steeds moeilijker om ‘verder te gaan’ zonder door overkill of absurditeit kracht en impact te verliezen. En te verdrinken in het overaanbod van enkel op effecten drijvende ‘explosieve’ cinema (genre Die hard with a vengeance).
Macho in een wereld uit evenwicht
Wie bij Friedkinfilms verder kijkt dan de provocatie, ziet zelfvernietiging en een wereld uit evenwicht. De grenzen tussen goed en kwaad zijn vaag, personages worstelen met loyaliteit en illusie, de afloop is nooit verzachtend. Driften botsen, mensen verraden elkaar en bedriegen zichzelf. Toch ontstaat er een band: een ‘mannelijke kameraadschap’, een tegenstellingen overschrijdend respect als een soort geheimtaal van gelijkgestemden (door imitatie dwingen vrouwen lidmaatschap van deze groep af). Friedkin schrijft zich in in de Amerikaanse literaire (Hemingway-Mailer) en filmische (Walsh-Hawks) macho-traditie. Alleen verbindt hij bravoure niet enkel met geweld maar ook met zelfvernietiging. En daar betaalt hij de rekening voor.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in Film & Televisie)