Mei ’68: 50 jaar na de rebelse utopie

apr 6, 2018   //   by Ivo De Kock   //   actueel, documentaire, genre, thema  //  No Comments

GRAND SOIRS ET PETITS MATINS

De Parijse ‘evenementen’ van mei ’68 stonden symbool voor een turbulent tijdsgewricht beheerst door wereldwijd verzet tegen een versleten ‘oude’ orde. Vijftig jaar later wordt de rebellie weggezet als een mislukte utopie en een louter Frans fenomeen. Hoog tijd om via beelden in de geest van toen te duiken. Want ’68 blijft een permanente inspiratiebron.

LE FONDS DE L’AIR EST ROUGE

Tamina, de protagoniste van Milan Kundera’s Le Livre du rire et de l’oublie, vlucht naar Frankrijk wanneer Russische militairen in 1968 de hoopvolle Praagse Lente transformeren in een tragedie. In het land van ‘mei ’68’ vecht ze tegen de vergetelheid. Want, schrijft Kundera, “ze was wanhopig omdat het verleden alsmaar bleker werd.” Zoals foto’s vergelen. Het gaat de Tsjechische auteur niet om het leven dat die foto’s trachten vast te houden maar wel om haar poging dat verleden niet te laten sterven: “Tamina wil het verleden zijn poëzie niet teruggeven, ze wil het zijn verloren lichaam opnieuw bezorgen. Wat haar drijft is geen verlangen naar schoonheid maar een verlangen naar leven.” Dat streven wordt gedeeld door wie mei ’68 niet koestert omwille van de poëzie van de revolte maar omwille van het idee dat een vrijere samenleving en een intenser leven mogelijk is (blijft).

LEUVEN ’68

Vijftig kaarsjes

In haar studie 1968: De grands soirs en petits matin legt Ludivine Bantigny de link tussen de historische feiten en de tijdsgeest, tussen acties en de energie van activisten. Om te concluderen dat er niet enkel op politiek en socio-cultureel vlak veel herdacht werd maar dat ook het denken zèlf getransformeerd werd. Slogans zoals ‘Alles is politiek’, ‘Verboden te verbieden’ en ‘Verbeelding aan de macht’ inspireerden generaties. “Proust schreef dat men van boeken antwoorden verwacht ’terwijl het enige wat ze ons kunnen bieden verlangens zijn’,” stelt Bantigny, “1968 blijft een inspiratiebron die niet opdroogt.” Die het verlangen naar verandering blijft aanwakkeren.

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE

Bij herdenkingen duiken er evenveel clichés als kaarsjes op. Mei ’68 als mislukte utopie, speeltuin van bourgeois-revolutionairen of feest van naïeve langharige dromers. Waarbij de Franse revolte ‘uit het niets’ kwam, een filmconflict (het omstreden ontslag van Cinematheek baas Henri Langlois) cruciaal was en de ‘made in Paris’ revolutie louter westers bleef. Clichés en onwaarheden die maar één doel hebben: het wegzetten van mei ’68 als een ridicuul gebeuren verbonden met jeugdige dwaasheid. Kortom, een irrelevant geworden dwaalspoor. Wat rest zijn herinneringen aan muziekjes en beelden van toen, niet meer dan een laagje nostalgische melancholie waarmee de herinneringsindustrie de onderstroom van revolutionaire woede uit beeld houdt.

LEUVEN ’68

Gelukkig corrigeren sommige documentaires dat beeld. Leuven ’68 van Johan Van Schaeren schetst ‘de aanloop naar’, fotograaf William Kleins getuigenis Grands soirs et petits matins evoceert de Parijse sfeer en Chris Markers Le fond de l’air est rouge belicht de ruimere context. Net als recente boeken. Persoonlijke terugblikken op ’68 zoals Paul Goossens 1968. Het jaar dat niet wil sterven en La révolution adolescente van socioloog Jean-Pierre Le Goff. Of poëtische evocaties van de tijdsgeest à la Jean-Christophe Bailly’s Un arbre en mai: “L’air d’un temps soulevé par une tornade à la fois immense en légère.”. Een betere metafoor voor de revolte en de tijdsgeest kan je moeilijk bedenken.

LEUVEN ’68: PAUL GOOSSENS

Woelig klimaat

Bij sommige vieringen lijkt ’68 lijkt zich af te spelen op één plaats (Parijse Quartier Latin) en tijdens één periode (meimaand). Wat niet klopt. De revolte beperkte zich niet tot een stukje Franse hoofdstad en stak lang voor de mediagenieke mei-maand de kop op. Reeds begin jaren zestig namen stakingen hand over hand toe en voerden arbeiders steeds wildere acties tegen strakke hiërarchie op de werkvloer. Referentie werd de staking die uitbrak bij textielfabriek Rhodiaceta in Besançon op 25 februari 1967 en gepaard ging met een bezetting. Een nationale steunbeweging met. Simone Signoret en Jean-Luc Godard kwam snel op gang en er ontstond interactie tussen studenten en arbeiders. Debatten en de vertoning van films over de Vietnamoorlog voedde de utopische spirit in de bezette fabriek. Regisseur Chris Marker draaide er twee documentaires, Rhodiaceta (1967) en A bientôt, j’espère (1968). Deze laatste documentaire, te zien op de Blu-ray van Le fond de l’air est rouge, groeide reeds voor mei ’68 uit tot een cultfilm in studentenmiddens

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE

Rhodiaceta werd een begrip maar was niet de enige voorbode van mei ’68. De jaren zestig waren immers bewogen. Protesten tegen een door de Franse overheid verzwegen slachtpartij van Algerijnen in 1961 monde uit in revolutionaire woede, wereldwijde acties tegen de Vietnamoorlog verliepen in een rebelse sfeer en in ‘derde wereld’ landen groeide het verzet tegen kolonialisme. Studenten en kunstenaars gingen in overdrive en leverden slag om de ‘geesten en harten’. Ze streefden naar het openen van iedereens ogen (“Sluit televisie af, open de ogen”) voor ideologie en burgerlijke cultuur.

GRAND SOIRS ET PETITS MATINS

De slogan “Onder de straatstenen ligt het strand” verwees zowel naar de noodzaak om verder te kijken dan de oppervlakte als naar de mogelijkheid van verandering. Waarbij fantasie een bevrijdende rol kreeg van de slogan “Verbeelding aan de macht.” Wanneer de barricades opgeruimd waren leefde de geest van ’68 verder via muziek, literatuur en film. De gevestigde orde sloeg echter terug. De ‘revolutionaire woede’ werd getemd via consumptie en entertainment, via het propageren van een cultuur van het narcisme en het in nostalgische melancholie drenken van het verleden.

LEUVEN ’68

Het signaal Leuven

In Markers Le fond de l’air est rouge wordt Leuven ’67 gerangschikt bij de voorlopers van mei ’68. Om de studentenrevolte van januari ’68 beter te duiden gaat Johan Van Schaeren in Leuven ’68 dieper in op de gebeurtenissen van 1967. Daardoor ontstaat een complexer beeld van de studentenacties. Naast de dwars door ideologische breuklijnen lopende taalstrijd was er immers ook een emancipatorische strijd (opstand tegen de machtspolitiek van de katholieke kerk) aan de gang. Een anti-autoritaire revolte die aansloot bij een wereldwijd ongenoegen.

LEUVEN ’68

Leuven ’68 maakt duidelijk dat het ‘Walen Buiten!’ imago van het conflict niet klopt. Ook voormalige studentenleider en permanente marxist Paul Goossens benadrukt in 1968. Het jaar dat niet wil sterven de evolutie naar een emancipatorische revolte. Hij zag Leuven uitgroeien tot een laboratorium voor een rebelse generatie die de geest van revolte nog jarenlang zou uitdragen. Tot afschuw van nieuw-rechts dat de geschiedenis liever herschrijft en Leuven ’68 claimt als symbool van de Vlaamse strijd. Door te focussen op het communautaire koppelt de conservatieve restauratie de woedegevoelens, die de heftigheid van de strijd verklaren, los van het verzet tegen de macht en het machtsmisbruik. Ook op dat vlak zijn er parallellen met de meirevolte en zijn afwikkeling (lees: recuperatie).

LEUVEN ’68

Een Amerikaan in Parijs

Woede speelde ook in Frankrijk een cruciale rol. In Markers Le fond de l’air est rouge zegt een student dat hij gematigd was tot de politie hardhandig optrad. Geweld radicaliseerde. Marker ontleende het fragment waarmee hij het politieke karakter van ’68 ontluisterde aan de getuigenisfilm die de Amerikaanse fotograaf en filmmaker William Klein pas tien jaar na de feiten kon uitbrengen. Grand soirs et petits matins is fraaie ‘direct cinema’ (“een geïmproviseerde film, we wilden een historisch evenement ‘en direct’ filmen” aldus Klein) en dat is zowel de kracht als de beperking van deze documentaire. De emoties, spanningen en chaos worden tastbaar maar vragen voorkennis.

GRAND SOIRS ET PETITS MATINS

Klein beleefde ’68 vanop de eerste rij, nam een filmcamera in de hand op vraag van studenten (“er werd gedecreteerd dat ik ‘cinema Sorbonne’ zou zijn”), volgde de dagelijkse debatten en legde “de ceremoniën van de rebellie – neergehaalde bomen, uitgebroken straatstenen en opgebouwde barricades – vast.” De clashes met de politie die hij filmt zijn heftig maar vooral de actievoerders maken indruk. Zoals de ober die zegt “ik zal nooit de top bereiken”, de militant die stelt “we moeten stoppen met geloven dat de oplossingen van boven komen” en de student die aangeeft dat “Lenin, in tegenstelling tot ons, niet beschikte over een radio” (dé informatiebron toen) en een andere stelt “we moeten eerst alles vernietigen, tabula rasa maken.”

GRAND SOIRS ET PETITS MATINS

Klein toont hoe de uitgewezen studentenleider Daniel Cohn-Bendit terug opduikt met geverfde haren en hoe zowat iedereen het woord greep. Inclusief een zeventigjarige hippie met “Nous devons remplacer la haine par l’amour.” Hilarisch is de scène waarin op het actiesecretariaat een telefoontje binnenloopt van een bezorgde moeder die al een week niets hoorde van haar zoon. “Hij stelt het goed, hij manifesteert op de Place Saint-Michel” krijgt ze te horen. “Toch niet met een rode vlag?” reageert ze. “Nee, met een zwarte!”.

LEUVEN ’68

Een wereld in vuur en vlam

“Een slag van een matrak tijdens een manifestatie in 1962 die mijn oor de vorm van een bloemkool gaf, zette me aan om in het vervolg een camera in de hand te nemen,” schrijft Chris Marker in zijn toelichting bij de Le fond de l’air est rouge Blu-ray. Dat leidde tot documentaires over sociale conflicten (A bientôt, j’espère, Puisqu’on vous dit que c’est possible, 2084) en anti-Vietnam acties (La sixième face du Pentagone) gebundeld op een ‘Sixties’ schijfje. Vingeroefeningen voor wat Marker het ‘megalomane’ Le fond de l’air est rouge noemde, een essayfilm die mei ’68 (“je ne sais pas s’il y a eu un esprit de Mai. Il y a bien eu un esprit en Mai”) in de context van de jaren zestig plaatst. “Omdat ik sporen verzamelde van die woelige jaren bricoleerde ik films,” aldus Marker, “films die niet meer pretenderen te zijn dan sporen. Le fond de l’air wou geen kroniek zijn maar peilen naar een thema, de vraag wat er gebeurt wanneer een partij (PC) en een land (Sovjetunie) niet langer de incarnatie zijn van revolutionaire hoop. De ironie is dat vele jaren later die vraag zelfs niet meer gesteld wordt.”

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE

Le fond de l’air est rouge (de titel suggereert dat revolutie in de lucht hing maar niet in de grond verankerd was) vertelt in twee delen en zes hoofdstukken hoe nieuw-links evolueerde tijdens de jaren zestig en zeventig. Marker snijdt allerlei topics aan: Algerije, Praag, de antioorlogsbeweging, scharnierjaar 1967, Che Guevara en de staatsgreep tegen de Chileense president Salvador Allende. Deze documentaire kwam pas tien jaar na mei ’68 uit, werd in 2008 nog herwerkt en in 2013 gerestaureerd. Het is dan ook heel nadrukkelijk een terugblik, gekleurd door Markers gevoel van teleurstelling. “Je beseft pas later wat je aan het filmen bent” zegt een verteller en dat besef geeft deze kroniek een bitter karakter.

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE

Maar Marker heeft ook gevoel voor poëzie. En véél sympathie voor rebellerende adolescenten. “In 1967 verscheen een vreemd soort adolescenten op het toneel,” zegt de verteller, “ze leken op elkaar, herkenden elkaar meteen, leken eenzelfde onuitgesproken maar absolute kennis te bezitten. Hun handen waren gewend affiches te plakken, straatstenen uit te breken en met een spuitbus boodschappen door te geven zonder ze zelf volledig te ontcijferen.” Slogans zoals “Loop kameraad, de oude wereld ligt achter je.” En “het is maar een begin, wij gaan door met de strijd”, een schreeuw die net als de geest van ’68 bleef nazinderen.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 685, mei-juni 2018)

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE

Dvd & Blu-Ray:

LE FOND DE L’AIR EST ROUGE: Chris Marker, F 1977-2008-2013, 180′; FILM: **** / EXTRA’S: **** (kortfilms A bientôt j’espère, Puisqu’on vous dit que c’est possible, 2084, La sixième face du Pentagone & L’ambassade, boekje), dis. Arte Editions; GRAND SOIRS ET PETITS MATINS: William Klein, F 1968-1978, 97′; met Daniel Cohn-Bendit, Charles De Gaulle, Alain Geismar, Renaud Daniel Bensaid, Alain Krivine, Georges Pompidou, Henri Weber; FILM: **** / EXTRA’S: *** (interview William Klein, documentaire ‘Contacts’), dis. Arte Video; LEUVEN ’68: Johan Van Schaeren, B 2016, 70′; met stem Joren Seldeslachts; FILM: *** / EXTRA’S: 0, dis. Dalton.

Boeken:

Jean-Christophe Bailly, Un arbre en mai, Seuil, 2018; Ludivine Bantigny, 1968: De grands soirs en petits matins, Seuil, 2018; Paul Goossens, 1968. Het jaar dat niet wil sterven, EPO, 2018; Milan Kundera, Le livre du rire et de l’oublie, Gallirmard, 1979; Jean-Pierre Le Goff, La révolution adolescente, Stock, 2018.

Leave a comment