Mei ’68, de mythe en de films: Het temmen van revolutionaire woede

mrt 22, 2018   //   by Ivo De Kock   //   actueel, thema  //  No Comments

WEEK END

’68 wordt 50. De impact van de mei-revolte op cultuurvlak was groot maar toch zijn er amper films die het verhaal van deze turbulente periode vertellen. Erger nog, veel filmmakers herleiden mei ’68 tot een karikatuur. Het beeld van een mislukte utopie camoufleert samen met nostalgische melancholie de authentieke revolutionaire woede.

APRES MAI

De vijftigste verjaardag van mei ’68 wordt gevierd met boeken, tentoonstellingen en documentaires. Lovenswaardig, maar de sacrale ernst die gepaard gaat met deze herdenking dreigt de revolte te herleiden tot een stoffig studieobject uit een ver verleden, een historische gebeurtenis zonder actualiteitswaarde. Bovendien vormt de verstreken halve eeuw vaak een aanleiding om de geschiedenis te herschrijven én alle clichés uit de kast te halen. Waarbij ’68 herleid wordt tot een Parijs gebeuren getriggerd door een filmconflict (het gecontesteerde ontslag van Cinématehèque française baas Henri Langlois in februari 1968) én tot een speeltuin van bourgeois-revolutionairen, gevaarlijke dromers en ander langharig werkschuw tuig.

LA VOIE LACTEE

Protagonisten van toen worden opgevoerd om lacherig te doen over hun (jeugdige) naïviteit en te bekennen dat ’68 een jammerlijk dwaalspoor was. Natuurlijk biedt de spektakelmaatschappij altijd ruimte voor een feestje. De herinneringsindustrie goochelt met muziek, beelden en objecten om de verjaardag te vieren. Een thema-feest ter ere van de mythe van mei ’68. Gekruid met nostalgische melancholie. Een illustratie van de psychologische oorlog die het kapitalisme volgens cultuurfilosoof Mark Fisher al jaren voert door melancholie te cultiveren om de ‘revolutionaire woede’ van de jaren zestig te temmen.

De erfenis van ’68

“Marx zei dat het succes en de zin van de Commune van Parijs (de revolutionaire regering die werd neergeslagen in 1871) was dat ze bestaan had,” schrijft Ludivine Bantigny in ‘1968, de grands soirs en petits matins’ (Seuil, 2018), “er is een analogie met mei ’68. Wat uiteindelijk telt is dat het evenement levens heeft veranderd. ’68 wees op de mogelijkheid van een andere toekomst, maakte de hypothese van een revolutie realistisch en wees op verbeelding als actievorm. Arbeid, cultuur, seksualiteit, kunst en zelfs de tijd werden herdacht.”

LA CHINOISE

De impact van mei ’68 bleef politiek-economisch beperkt maar in de geesten veranderde er wel iets. De slogan “Alles is politiek” sloeg niet enkel op het feit dat alles politiek geladen is maar ook op de visie dat politiek het terrein van iedereen is. Egoïsme en individualisme maakten plaats voor solidariteit en collectiviteit. Terwijl een andere slogan, “Onder de straatstenen ligt het strand”, verwees naar de noodzaak én mogelijkheid van verandering.

Met een knipoog naar de bevrijdende rol van fantasie: “Verbeelding aan de macht.” De ‘revolutie’ van ’68 leefde verder als inspiratiebron, als motor voor verlangens. Daarom viseren conservatieve krachten de ‘erfenis’ van ’68 al bijna een halve eeuw. Systematisch demoniseren en ridiculiseren ze mei ’68. Dromen en verlangens worden geassocieerd met utopieën en onverantwoordelijkheid, het solidaire individu moet plaats ruimen voor de zelfredzame mens, streven naar verandering stuit op ‘er is geen alternatief’ (TINA) en verbeelding wordt van de macht verdreven door zakelijkheid.

GRAND SOIRS ET PETIS MATINS

Mythes en stereotypes

Film draagt vaak bij aan de ondermijning van de geest van ’68. Zo is Bernardo Bertolucci’s The Dreamers (2003) een collage van misleidende stereotypes. De revolutie speelt er vooral tussen de lakens, enkel in de Quartier Latin en louter met bourgeois jongeren in de hoofdrol. Terwijl in de realiteit Frankrijk woelige jaren doormaakte in de aanloop naar de mei gebeurtenissen. Er was het Algerijns conflict en buiten Parijs leidde verzet tegen de strakke hiërarchie op de werkvloer tot tal van (wilde) stakingen en bedrijfsbezettingen.

THE DREAMERS

Een van de meest radicale stakingen, die bij textielfabriek Rhodiateca in Besançon, resulteerde in een nationaal gedragen steunbeweging m.m.v. Simone Signoret en Jean-Luc Godard. De collectieve documentaire Loin du Vietnam (1967) werd vertoond in de bezette fabriek en documentairemaker Chris Marker legde de rebelse, utopische geest van de acties vast in Rhodiaceta (1967) en A bientôt, j’espère (1968). Die laatste documentaire verwierf bij studenten een cultstatus en inspireerde hen om de Parijse ‘rive gauche‘ te verlaten en aansluiting te zoeken bij arbeiders.

GRAND SOIRS ET PETIS MATINS

Dat blijkt uit Grands soirs et petits matins (1968-1978), William Kleins documentaire kroniek van de protestbeweging. De fotograaf-filmmaker legde de bijeenkomsten, geïmproviseerde debatten, manifestaties, straatrellen en betogingen vast met een kleine camera. In tegenstelling tot Markers Le fond de l’air est rouge (1977) is de filmmaker getuige en geen commentator. Kleins zwart-wit ‘cinéma dircct‘ legt de vinger op de dromen, verlangens, misverstanden en barricade discussies van ’68-ers.

GRAND SOIRS ET PETIS MATINS

“Het is een geïmproviseerde film,” zegt Klein in een interview op de (Arte Video) dvd, “toen ik met de camera op de schouder filmde stelde ik vragen maar iedereen wou naar iedereen luisteren. Ik toon de vreugde, het feest, het discours, het gevoel van vrijheid. Mijn opzet was een historisch evenement ‘en direct’ vast te leggen. Ik was er toen van overtuigd dat film ging veranderen door de revolutie, dat er zich een nieuwe cinema structuur zou ontwikkelen.” Klein leverde een bescheiden bijdrage aan die ‘andere cinema’ met Mr. Freedom (1969), een hilarische satire over een Amerikaanse superheld die afrekent met al wie kritisch staat t.o.v. het imperialisme.

MR. FREEDOM

Verbeelding aan de macht

Dat de tijdsgeest doordrongen was van de revolutionaire woede van ’68 was te merken aan de bittere, maatschappijkritische films die opdoken toen de Parijse barricades opgeruimd waren. Films zoals Z (1969) van Costa-Gavras, een brutale aanklacht tegen een militaire dictatuur, of If… (1968), Lindsay Andersons allegorie waarin de rebellie in een privéschool de klassenmaatschappij ondermijnt. Maar ook Luis Buñuels La voie lactée (1969), een striemende satire die religieuze autoriteit viseert en de kater na een verwarrende revolutionaire periode evoceert. De spirit van ’68 zorgde er echter voor dat Spaanse surrealistische cineast niet langer choqueerde. Daar waar taboebrekers zoals L’âge d’or en Viridiana nog een schandaal schopten, stuitte La voie lactée enkel op onbegrip.

Z

Ook bij ’68-ers die in hun streven naar maatschappijkritiek opteerden voor duidelijke stellingnamen en boodschappen. Voor het absurde, voor metaforen, symbolen en fantasie was er geen plaats meer. Militante films zoals Petites têtes, grandes surfaces (1974) van het collectief Cinélutte kozen voor het debat en niet voor de kijkervaring. Die tendens zette zich door in de jaren zeventig en tachtig. Geëngageerde filmmakers lieten inhoud primeren op stijl. Thema’s, kritiek en sociaal-realisme werden belangrijker dan vormgeving.

APRES MAI

Tot ergernis van de Brusselse Filmmuseum baas en L’âge d’or-prijs bedenker Jacques Ledoux die de subversieve kracht van cinema zag verloren gaan. Wat hem stoorde was de nonchalance van de cineasten, het dédain voor filmtaal dat ingebakken zat in militante agit-prop cinema. Ledoux wees erop dat “een verwaarloosde, academische, conventionele stijl niet anders kon dan een revolutionaire en subversieve inhoud ontkrachten en zelfs verraden.” Zo zette hij de vorm en inhoud discussie op de agenda in een periode dat film door Fernando Solanas’ Third Cinema beweging werd gepresenteerd als een ontvoogdingsinstrument.

Een problematiek die ook opduikt in Après mai (2012), waar Olivier Assayas via persoonlijke herinneringen peilt naar de impact van mei 68 en de vraag stelt of men revolutionair kan filmen met de taal van de bourgeoisie. Zijn kroniek van een emotionele en artistieke coming-of-age is ook een ode aan de oprechte naïviteit, het idealisme en het engagement van een generatie die geloofde de wereld te kunnen veranderen (lees: redden) en de verbeelding aan de macht te kunnen brengen.

APRES MAI

De kinderen van Marx en Coca Cola

Ondanks de impact van mei ’68 op de Franse cinema zijn er relatief weinig films gemaakt over de gebeurtenissen. Aanvankelijk primeerden dan nog ontluistering en desillusie in Jean Eustache’s La maman et la putain (1973) en Romains Goupils Mourir à trente ans (1982). Vanaf de jaren ’90 nam nostalgische melancholie over in kronieken zoals Louis Malle’s Milou en mai (1990), Marco Tullio Gordana’s La meglio gioventù (2003), Philippe Garrels Les amants réguliers (2005) en Nés en 68 (2009) van Olivier Ducastel en Jacques Martineau.

MILOU EN MAI

Tot de koning van de pastiche en de parodie, Michel ‘The Artist‘ Hazanavicius, besloot om met Le Redoutable (2017) de draak te steken met Jean-Luc Godard, mei ’68 en een idealistische generatie. Zijn passief-agressieve biografie maakt het proces van een filmmaker, een tijdsgewricht en een rebelse generatie. Met een portie slapstick en een dosis satire voert Hazanavicius een karaktermoord uit (Godard is hypocriet, een macho en een valse filmprofeet) en ridiculiseert hij gauchisten. Acties en standpunten worden herleid tot vrijblijvend spektakel, terwijl collectieve woede-gevoelens verdwijnen achter een rookscherm van individuele relatieproblemen.

LE REDOUTABLE

Niet toevallig draait Godards Cannes-passage in ’68 – toen filmmakers het festival stillegden – bij Hazanavicius vooral rond zijn kleinburgerlijke verlangens en frustraties. Door de karikatuur verdwijnt niet enkel wat de iconische filmmaker dreef (woede en verlangen naar een betere wereld) maar ook wat hem typeerde, zijn vermogen zichzelf te transformeren en opnieuw uit te vinden. Er hangt een nostalgische melancholische sfeer over Le Redoutable maar de moreel superieure blik van dit ‘eerbetoon’ herleidt mei ’68 tot een dwaalspoor en de echtgenoot van Anne Wiazemsky tot een verdwaalde sukkel.

LE REDOUTABLE

Terwijl niemand de geest van ’68 helderder vatte dan Jean-Luc Godard. Reeds in 1966 focust Godard met Made in U.S.A. en Masculin féminin op wat hij “de kinderen van Marx en Coca Cola” noemde, de generatie die verscheurd was tussen een idealistisch geloof in revolutionaire idealen en de viscerale aanbidding van entertainende Amerikaanse film- en popcultuur. Een jaar later fileren zowel 2 ou 3 choses que je sais d’elle, Week End als La Chinoise de kapitalistische maatschappij en ideologie als de rebellie tegen dit systeem. Na de vinger te hebben gelegd op de tegencultuur met de documentaire Sympathy for the devil (1968) besluit Godard te breken met ‘commerciële cinema’ en met Jean-Pierre Gorin en de Dziga Vertov groep filmpamfletten te maken (Cinétracts) en ultra-statische films zoals de mei ’68 studie Tout va bien (1972).

WEEK END

Maar Godards spagaat tussen het klassieke en het moderne, tussen Marx en Coca Cola, maakt een comeback onvermijdelijk. Waarbij de rebelse spirit zich vertaalt in een spel met verwachtingen en filmtaal; Getuige Sauve qui peut (la vie) (1980), ‘Je vous salue Marie’ (1985), Éloge de l’Amour (2001), Film socialisme (2010) en Adieu au langage (2014). Godard blijft een eeuwige ’68-er, een van die kinderen van Marx en Coca Cola.

TOUT VA BIEN

De mooiste film van de bewonderaar van Fritz Lang is Le Mépris (1963), een elegie voor Langs soort cinema. Het is zeker geen toeval dat de film die Lang er draait een adaptatie is van de Odyssee, een van de grote populaire verhalen van onze cultuur. Maar het is ook geen toeval dat we er alleen statische opnamen van Griekse beelden uit zien, gefilmd door Godard die de verhalen alleen nog kan vernietigen en dus mee aan de basis ligt van het verdwijnen van de ouderwetse cinema. Lang na mei ’68 zal Godard dat rare gevecht met de spoken van een lang vervlogen cinema verderzetten. Terwijl Le Redoutable zich uitslooft om de revolutionaire woede van weleer te temmen blijft zijn protagonist een moeilijk te vatten dwarsligger. Een bewaker van de geest van ’68.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in De Filmkrant, april 2018, Mei ’68)

LE MEPRIS

Leave a comment