Michael Wadleighs Woodstock: Het symbool van de tegencultuur

nov 12, 2017   //   by Ivo De Kock   //   Algemeen, cult, film, genre, muzikale film, regisseur  //  No Comments

WOODSTOCK

“We zagen Woodstock als een ‘ervaringsfilm’” stelt Michael Wadleigh, “een substituutervaring voor zij die er waren en zij die er niet waren”. De regisseur verwijst naar het ondertussen legendarische drie dagen durende muziekfestival dat tijdens de ‘Summer of Love’ van 1969 zo’n 500.000 hippies in een roes bracht. Mede dankzij de documentaire, en de driedubbele LP, groeiden de “3 days of peace & music” uit tot een socio-cultureel ijkpunt. 45 jaar en een director’s cut later is Woodstock dé muzikale cultklassieker bij uitstek.

WOODSTOCK: Grace Slick

I live in the Woodstock nation,” zei activist Abbie Hoffman toen hij in de rechtbank verscheen, “een natie van vervreemde jongeren. We dragen deze natie met ons mee als een state of mind”. Zoveel is duidelijk: Woodstock is veel meer dan het meest legendarische muziekfestival aller tijden, het was immers ook een maatschappelijk relevant gebeuren dat uitgroeide tot een mythe en een symbool voor jongeren die een rebelse tegencultuur koesterden.

Regisseur Michael Wadleigh (die achteraf enkel nog Wolfen zou regisseren) was erbij en deed meer dan fraaie plaatjes schieten. Zijn Woodstock beperkt zich niet tot het ongeïnspireerd afwisselen van sfeerbeelden, optredens en interviews met bezoekers, muzikanten, organisatoren en de lokale bevolking. Via kleine momenten en magische optredens legt hij de vinger op de sfeer en de geest van het gebeuren. Wadleighs festivalverslag evoceert een generatie wiens coming-of-age proces gedrenkt was in rock, drugs en vrije liefde maar overschaduwd werd door de spanningen van een samenleving in de ban van rassenhaat, (Vietnam)oorlog en nucleaire dreiging.

WOODSTOCK

3 dagen vrede, muziek… en liefde

Aanvankelijk ging documentairemaker D.A. Pennebaker (Don’t look back, Monterey Pop) ‘iets’ doen met het driedaagse ‘Woodstock Music and Art Festival’ dat in augustus 1969 zou doorgaan in Bethel, New York State, op de gronden van de lokale landbouwer Max Yasgur. Maar hij wou geen concertfilm-specialist worden en men kwam uit bij de 28-jarige cameraman Michael Wadleigh en producent Bob Maurice. Het duo had een kleine, onafhankelijke productie voor ogen maar toen de omvang van het gebeuren duidelijk werd, sprong Warner Bros in de dans.

Met o.m. Ritchie Havens, Joe Cocker, Jimmy Hendrix, Janis Joplin, The Who en John Sebastian oogde het programma aantrekkelijk maar toch waren zelfs de organisatoren verrast dat honderduizenden jongeren naar de driedaagse afzakten. Resultaat was een chaotische bedoening (het verkeer liep vast, er was een tekort aan voedsel, toiletten en EHBO-ers) die uitgroeide tot een historische gebeurtenis. “Naar schatting waren er zo’n 500 à 600.000 mensen ter plaatse en 1,5 miljoen mensen die onderweg waren en trachten er te geraken,” zou organisator Michael Lang achteraf zeggen, “ze hebben de Freeway gesloten en de Canadese grens. Gelukkig want ik weet niet wat we anders gedaan hadden”.

WOODSTOCK

Wadleigh en Maurice begrepen meteen het belang van deze muzikale happening. De aanwezigheid van ruim 500.000 hippe jongeren zou een factor worden beseften ze en daarom werd meteen afgestapt van de klassieke concertregistratie. Geen louter op het podium gerichte camera dus. Voor het eerst werd de camera ook op het publiek gericht. Meer nog, hij begaf zich tussen het publiek. Maar ook het standpunt van de artiesten kwam aan bod. Deze subjectieve cameravoering moest enerzijds helpen om de sfeer te vatten en paste anderzijds bij de heersende ‘vrijheid-gelijkheid’ sfeer.

20 cameralui en 120 uren film

Om zijn ambities waar te maken verzamelde Wadleigh een team van twintig cameramannen en evenveel geluidstechnici, acht helpers en assistenten voor de synchronisatie. Het leverde hem 120 uren film op die door een legertje monteurs herleid werd tot een commerciële bioscooplengte van 184 minuten (40 jaar later kwam Wadleigh met een 216′ directors cut waarin ook Janis Joplin zit). Een van hen was de jonge Martin Scorsese.

WOODSTOCK

“Thelma Schoonmaker monteerde Woodstock,” aldus Scorsese in Roel Van Bambosts VRT-serie Celluloid Rock, “Ik werkte met haar, wij haddden 6 ot 7 monteurs die aan de rest werkten. Ik deed Sly and the Family Stone, Sha Na Na, een stuk Country Joe & The Fish enveel Santana. Maar zij kreeg de hele film”.

Het hielp dat de monteurs aanwezig waren in Woodstock. Scorsese omschreef het als “een grootse ervaring. We bleven 4 dagen en nachten. Het was heel vreemd, zo lang daar op dat podium (…) Met elke groep leek het telkens wel een andere plaats, niet alleen de scène, maar ook de hele wereld. Elke keer veranderde het podium, het was telkens een nieuwe plaats omdat het licht veranderde en het gevoel voor de muziek ook”.

WOODSTOCK

Scorsese, Schoonmaker & co stimuleerden Wadleigh niet enkel om gebruik te maken van moderne filmtechnieken zoals splitscreen-effecten en extreme zoombewegingen; ze deden er ook alles aan om de wisselende sferen en de verscheidenheid van het publiek te benadrukken. We krijgen de Woodstock nation in al zijn glorie te zien: communes (Hog Farmers), drugfreaks, naakte hippies en vrijende koppels. Maar ook de energie van de muzikanten en hun interactie met het publiek.

WOODSTOCK

45 jaar geleden

Bijna 45 jaar later ogen technieken zoals splitscreen gedateerd maar toch missen ze hun effect niet. Wadleigh creëert er dynamiek mee. Een groep uit verschillende oogpunten bekijken of dreigende wolken combineren met beelden van mensen die regenzeilen ophouden zorgt voor ironische commentaar én drama.

De opbouw van Woodstock is chronologisch. Er is een proloog met het voorbereiden van de weiden, het bouwen van het podium en de groeiende files. Dan is er de opening met massa’s die de hekken platlopen en organisatoren die hun winstgevende onderneming noodgedwongen opgeven en “it’s a free concert” afkondigen.

WOODSTOCK

Wat volgt is een sfeerbeeld met beklijvende én grappige momenten. Flarden Woodstock feeling. Richie Havens die de longen uit zijn lijf schreeuwt met ‘Freedom’. Luchtopnames van de indrukwekkende mensenmassa. Oproepen zoals “Folks, we’re planning breakfast in bed for 400.000 people”. Organisatoren die glimlachend toegeven dat het een financieel fiasco wordt maar “it’s all about the music”. Lokale boeren die “Kids are hungry, you gotta feed ‘em” zeggen. Hippies die de regen trachten te bezweren met “no rain”-gezangen. De waarschuwing voor “bad acid”. Een modderglijbaan die de festivalgangers onherkenbaar maakt. Badende jongeren. Een politieman die stelt dat “de ouders van Amerika trots moeten zijn op hun kinderen”.

Woodstock is een mooie, ontroerende film. Gemaakt door mensen die muzikanten respecteren. Dat merk je aan de manier waarop de wondermooie stem van Joan Baez ruimte krijgt. Zij zingt ‘Joe Hill’, vertelt over de strijd van haar man en betovert iedereen met ‘Swing Low, Sweet Chariot’. Je merkt het ook aan de manier waarop de omslag van Richie Havens wordt getoond. Backstage oogt hij vermoeid en depressief maar op het podium transformeert zijn muziek hem.

WOODSTOCK

Woodstock was ook een authentiek verslag van een historische gebeurtenis die ondertussen een mythische heeft gekregen. Bijna 45 jaar later wordt duidelijk dat het een getuigenis én een statement was. “We kwamen uit een decade van anti-oorlogsmanifestaties, mensenrechten clashes en pogingen de samenleving in een andere richting te sturen,” stelt een terugblikkende organisator Michael Lang, “ik denk dat we empowered waren door Kennedy. Toen JFK verkozen werd stak hij zijn hand uit naar de Amerikaanse jeugd. Ten tijde van het festival hadden we de moordaanslagen op de president en Martin Luther King achter de rug en bereikte het Vietnamconflict zijn hoogtepunt terwijl een aantal vreedzame activistische groepen gewelddadig waren geworden”.

WOODSTOCK

Die evolutie van optimisme naar vertwijfeling, van vredelievendheid naar geweld wordt weerpiegeld in de manier waarop Jimmy Hendrix aan het eind van het festival ‘Star Spangled Banner’ speelt. “De meeste groepen maakten deel uit van de tegencultuur en zij schreven songs over de dingen die ons bezighielden,” stelt Lang, “de opmerking ‘kijk rechts en dat is je broer, kijk links en dat is je zuster’, was iets wat de aanwezigen geloofden. Dat was de levensveranderende ervaring, mensen gingen anders kijken naar het leven. Plots was er in donkere tijden weer hoop”.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 647, september 2014)

WOODSTOCK; Michael Wadleigh; USA 1970; 216′; met Joan Baez, Joe Cocker, Richie Havens, Janis Joplin, Santana, Jimi Hendrix, Crosby, Stills & Nash; FILM: **** / EXTRA’S: 0; dis. Living Colour

AFFICHE WOODSTOCK

Leave a comment