Dossier American Independents. Deel 1: De Indiewood State of Mind van de Sundance Kids

jul 21, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, thema  //  No Comments

CAPTURING THE FRIEDMANS

«Wat we met Sundance proberen is een alternatief te bieden voor de op een jong publiek gerichte mainstream cinema. Dat doen we door een podium te geven aan wie geen kans krijgt gehoord te worden en door een stroom van talent en films te stimuleren. We trachten kunst een onafhankelijke stem te geven in een culturele sfeer gedomineerd door fusies en overnames». Aldus Robert Redford, acteur-regisseur, Mr. Sundance en pleitbezorger van de American Independents.

SEX, LIES AND VIDEOTAPE

Toen Robert Redford in 1981 het Sundance Institute oprichtte, met als doel het vertonen van nieuwe onafhankelijke films en het ondersteunen van zowel scenaristen als regisseurs, was dat verre van een overbodige luxe. In de jaren zestig-zeventig verloor de «American Independent Cinema » immers een golf filmmakers aan Hollywood (o.a. Martin Scorsese, Brian De Palma, John Carpenter, Peter Bogdanovich) en de nieuwe lichting oversteeg amper het amateurisme.

Sundance zorgde met zijn festival en workshops voor een nieuw elan dat na de indie-doorbraakfilm Sex, lies and videotape van Steven Soderbergh in 1989 zelfs tot een hype uitgroeide. Zeker toen Hollywood «indie» spin-off bedrijven zoals Miramax, Fox Searchlight en New Line kwamen shoppen (volgens Miramax-baas Harvey Weinstein op zoek naar «jong, nieuw talent dat ons vers levensbloed bezorgt») en samen met de televisiecamera’s ook de beroemdheden neerstreken in Park City, Utah.

THIRTEEN

Tegelijk maakten de media film opnieuw «sexy» met hun showbizz benadering van mainstream cinema. De decadentie van Hollywood werd in de perceptie verbonden met het verleden (de «seks-drugs-and-rock ‘n’ roll generation») terwijl de verheerlijking van boxofficeresultaten films produceren tot een sportwedstrijd omvormde. In de 21ste eeuw willen Amerikanen niet langer advocaat worden maar «iets in de filmbusiness » doen. De technologische (r)evolutie zorgt er voor dat heel wat van hen ook effectief, en op een jongere leeftijd, films kunnen (beginnen) maken. Een kleine videocamera volstaat nu.

Als gevolg van dat alles groeide de populatie van filmmakers explosief. Daardoor is er een overaanbod aan mensen, ideeën en zelfs films ontstaan. Waardoor het alsmaar moeilijker wordt om nieuwe films geproduceerd en vertoond te krijgen. Want door een tekort aan distributiekanalen en de impact van filmmarketing zijn de overlevingskansen van «indies» gering. Persaandacht, opgemerkte vertoningen in festivals en een distributiecontract met een grote of middelgrote verdeler zijn noodzakelijk.

CAPTURING THE FRIEDMANS

Dit jaar groeiden American Splendor (Shari Springer Berman & Robert Pulcini), Capturing the Friedmans (Andrew Jarecki) en Thirteen (Catherine Hardwicke) zo zelfs uit tot verrassingshits. Sundance is na ruim 20 jaar een merknaam geworden en fungeert vaak als publicitair label. Toch blijft het verbonden met de instelling van onafhankelijke filmmakers en hun benadering van het medium film. Een ‘state of mind‘ waarin diversiteit, vernieuwing, authenticiteit en originaliteit cruciaal zijn.

Indiewood succesverhalen!

Als Amerikaans fenomeen teert Indiewood uiteraard op succesverhalen. Zoals dat van The Blair Witch Project (Daniel Myrick & Eduardo Sanchez), een no-budget film van 20.000 dollar die zo’n slordige 150 miljoen dollar opbracht. Er zijn nog meer van dergelijke verhalen: Clerks (Kevin Smith), In the Company of Men (Neil LaBute), Sex, lies and videotape (Steven Soderbergh), The Brothers McMullen (Edward Burns), El Mariachi (Robert Rodriguez), She’s Gotta Have it (Spike Lee), Pi (Darren Aronofsky), Roger & Me (Michael Moore),…

PI

Maar anderzijds zijn er ook heel wat projecten die niet verder dan het stadium van de ideeën of het script geraken. Debuterende cineasten hebben dan ook vaak geen keuze. Als «producentfilmmaker » moeten ze er zelf voor zorgen dat hun film er komt. «Wanneer het script ‘film me’ zegt en Hollywood ‘nee’, is je enige alternatief geld zoeken en het zelf doen» schrijven Roy Frumkes en Rocco Simonelli in «Shoot Me», een verslag in boekvorm van de moeilijke geboorte van hun «indie»-film The Sweet Life.

Wie één film op zijn palmares heeft staan kan er makkelijker een tweede maken. Edward Burns kwam in Sundance zijn debuut The Brothers McMullen voorstellen en ging met financiering voor She’s the One naar huis. Een andere Sundance-lieveling, Rebecca Miller (Angela), werd zelf benaderd door Indigent Filmentertainment om van haar boek «Personal Velocity» een lowbudget digital video-film te maken. Maar soms komt het erop aan om snel te zijn. «Jonge filmmakers steken al hun energie in hun eersteling, vergeten met een tweede project in pre productie te gaan, en wanneer die debuutfilm niet volgens de verwachtingen presteert krijgen ze geen tweede kans» wist Edward Burns toen hij Ash Wednesday voorstelde. Zijn vijfde film werd een flop en Burns «mocht» opnieuw gaan acteren.

EL MARIACHI

Geld vinden voor onafhankelijke producties is er ondanks de succesverhalen en de groeiende populariteit niet eenvoudiger op geworden. Socio-culturele organisaties (National Endowment for the Arts e.a.) subsidiëren niet langer films (zie interview Brady Lewis), tenzij het gaat om «installaties» binnen de muren van musea. Tegelijk schroefden banken, door de barslechte economie, hun leningen aan onafhankelijke filmmakers terug. Alleen «major independent filmmakers» met al bewezen resultaten passeren nog langs de kassa. Een voorbeeld is Joe Roth die dankzij een kredietlijn van de Chase Bank met zijn «indie» bedrijf, Revolution Studios, o.m. Americas Sweethearts (Roth zelf) en Punch-Drunk Love (Paul Thomas Anderson) financierde.

Voor de kleine «producentfilmmaker» worden de zaken moeilijker. Zelfs wanneer hij kiest voor een lowbudget film gemaakt met vrienden en op dv (The Anniversary Party, Alan Cummings & Jennifer Jason Leigh). Voorgangers verdienden geld als medisch proefpersoon (Robert Rodriguez, El Mariachi), gebruikten hun kredietkaarten (Robert Townsend, The Hollywood Shuffle), stuurden bedelbrieven aan familie en vrienden (Darren Aronofsky, Pi), filmden met vrienden en bijeengesprokkeld materiaal (Richard Linklater, Slacker), draaiden in de winkel waar ze werkten (Kevin Smith, Clerks) en sloten leningen af (Edward Burns, The Brothers McMullen).

SLACKER

Een goed script en een portie geluk zetten de meesten op weg. Voor regisseur-scenarist Matthew Ryan Hoge kwam de meevaller er «op het moment dat Kevin Spacey, na het lezen van het script van The United States of Leland, via zijn bedrijf Trigger Street Productions zijn vertrouwen in mij en het project uitsprak». Met de toezegging van Spacey in de hand dat hij zijn regiedebuut zou produceren, trok Hoge investeerders Thousand Words en MDP Worldwide aan in ruil voor respectievelijk de Noord- Amerikaanse en de internationale distributierechten.

11:45

Greg Marcks weerstond de verleiding om zijn inventief script 11:14 te verkopen omdat hij zelf de regie wou doen. De independent production company Firm Films trappelde ter plaatse tot actrice Hilary Swank (Insomnia) het script in handen kreeg. Greg Marcks: «Swank toonde zich erg geïnteresseerd, maar wou geen van de vrouwenrollen vertolken. Buzzy, een mannelijk personage, zag ze daarentegen wel zitten. Dat verbaasde me maar toen ik er over nadacht, realiseerde ik me dat de essentie van het personage ook zou werken, herschreven als vrouw. Swank nam de rol aan en ondersteunde het project door ook als uitvoerend producent te fungeren. Ik ben haar daar dankbaar voor want ze gaf me haar geloofwaardigheid. Ze heeft de filmrollen maar uit te kiezen, kan met iedereen die ze wil samenwerken en koos ervoor om deze kleine ‘indie’ te doen». De naam «Hilary Swank» overtuigde MDP Worldwide om de financiering en distributie van 11:14 op zich te nemen. Een jonge filmmaker kon in Indiewood zijn droom realiseren.

11:45

Indiewood-toekomst?

Afgewerkte films blijven vaak liggen en bezorgen de cineast in het beste geval een visitekaartje, in het slechtste geval een financiële kater. Slechts 37 van de 90 films vertoond tijdens Sundance 2002 haalden achteraf de Amerikaanse bioscopen. Een veelvoud werd dan nog afgewezen door de selectieheren. De «slachtoffers» kunnen hopen te worden vertoond en bekroond op andere festivals waar aankopers rondneuzen. Of zelf de bioscoopdistributie in handen nemen. En indien dat niet lukt blijven er nog kabeltelevisie, betaalzenders en dvd-verkoop om iets van de investering te recupereren. Maar voor een niet-verdeelde film zijn die inkomsten minimaal.

THE BLAIR WITCH PROJECT

Het laatste back-up plan is revolutionair. Wie een digitale film heeft gemaakt, kan trachten die via het web te verhuren. In 1998-1999 slaagde de kleine distributeur Artisan Entertainment er via internet in om Pi en The Blair Witch Project goedkoop te promoten. Anno 2004 bestaat de technologie om films via internet aan te bieden en tegen vergoeding te laten downloaden. De producent-filmmaker-distributeur is geboren.

IVO DE KOCK
(Deauville, september 2003)
(Gent, oktober 2003)

(Artikel verschenen in Film en Televisie, n° 540, maart 2004)

DOT THE I

DOT THE I

Dot the I is de perfecte illustratie van het internationale karakter van de «American Independents». Regisseur Matthew Parkhill studeerde in de VS, werkte in het UK, schreef het scenario toen hij in Frankrijk lesgaf en trok voor zijn in Londen gedraaide debuutfilm acteurs uit Mexico, Spanje en Brazilië aan. Geld vond hij bij een Amerikaanse «indie». «Een jaar lang trachtte ik al kleine financiers te overtuigen», aldus Parkhill, «tot in Sundance de onafhankelijke filmproducent Summit zich op basis van het script bereid toonde het volledige budget te dragen».

Dot the I vertelt het verhaal van de ontredderde Carmen die ingaat op het huwelijksaanzoek van de «lieve» Barnaby. Ook al is ze niet passioneel op hem verliefd. Tijdens haar vrijgezellenavond belandt Carmen in een Frans restaurant waar ze als «proef» een willekeurige mannelijke bezoeker moet kussen. De omhelzing met Kit zorgt voor een «coup de foudre». Gevolg is een gevaarlijke driehoeksrelatie en een verstrengeling van pure werkelijkheid en bedrieglijke schijn. Naarmate het verhaal vordert duiken er meer melodramatische accenten op in het aanvankelijk romantische schema.

DOT THE I

Na de finale plotwending blijkt de toon zelfs somber en tragisch. «Ik hou van films die je in één richting meenemen en daarna in een andere» verklaart Parkhill, «Dot the I  jongleert met verwachtingen maar ook met de manipulatie van een filmpubliek. We bevinden ons op vertrouwd terrein, het trio man-vrouw-minnaar, maar beseffen dat er iets mis is. Manipulator Barnaby geeft aan dat ook ik als filmmaker, via montage, manipuleer». De regisseur introduceert dlgital video beelden in de (35 mm) film. Niet uit esthetische overwegingen. Het is een narratieve keuze om via de beelden en hun auteur (voyeur of regisseur?) aanwijzingen te geven m.b.t. het intrigeverloop.

Via de film-in-de-film geeft Parkhill ook commentaar op de docu-soap hype: «De notie van het tot het extreme bestuderen van het zelfbewustzijn boeit me. Het leven is geen film maar al wat je doet is ooit al gefilmd. Daarnaast is ‘reality TV’ zichzelf aan het opeten. Mensen onderscheiden het medium en de realiteit niet meer». Dot the I, een intelligente bespiegeling over (beeld)manipulatie In een gemediatiseerde wereld.

Ivo De Koek
(Deauville, 10 september 2003)

DOT THE I: reg. & sce Matthew Parkhill / fof. Affonso Beafo / mon. Jon Harris / muz. Jav/er Navarrete / act. Gael Garcia Bernal (Kit), James d’Arcy (Barnaby), Natalia Verbeke (Carmen), Torn Hardy (Torn), Charlie Cox (Theo) / pro. George Duttie/d & Meg Thomson voor Summit Enfertainment & Arcane Pictures ƒ USA-UK / 2003 / 100′ /

 

AMERICAN SPLENDOR

AMERICAN SPLENDOR

Een ideale «indie» is HBO Films, een onafhankelijke filmproductiemaatschappij in de VS. Een filmproducent die zich niet op de box office blindstaart, auteurs laat ademen, voor gedurfde projecten kiest en de schaduwzijde van de Amerikaanse Droom toont. Getuige films zoals Elephant en American Splendor (producent Ted Hope tekende van zijn kant al voor The Brothers McMullen en Happiness). De tedere documentaire van Shari Springer Berman en Robert Pulcini vertelt het levensverhaal van Harvey Pekar, een archivaris uit Cleveland (Ohio) die dankzij een passie voor (politiek niet-correcte) strips liefde en creativiteit in zijn saai bestaan weet te brengen en uitgroeit tot een toonaangevende figuur in de underground stripwereld.

Een originele structuur, waarbij de commentaarstem van de «echte» Harvey de verschillende lagen (gespeelde biopic, interviews met herinneringen, animatiefragmenten) aaneenrijgt, zorgt ervoor dat de film een «comic book» sfeer uitademt. Verscheidene Harveys maken hun opwachting: de acteur die scènes uit het leven van Harvey Pekar speelt, de echte «hedendaagse» Harvey die o.m. commentaar op acteur en film geeft, de «oude» Harvey zoals hij optrad in de David Letterman-show, de stripuitvoering van Harvey en tenslotte zijn toneelversie.

AMERICAN SPLENDOR

Zo wordt, zonder enige idealisering, de complexiteit van deze obsessieve artiest en proletarische intellectueel belicht. Terwijl ook de emotionele strijd van de creatieve «loner» met existentiële «angst» (misantroop en humanist tegelijk) uit de verf komt. Zonder dat het koppel Berman-Pulcini op objectiviteit aanspraak
maakt.

American Splendor is gebaseerd op de autobiografische strips van Harvey Pekar (de filmtitel verwijst naar een stripreeks) en bekijkt de realiteit door een cartoon- bril. Nu eens grappig, dan weer melancholisch en emotioneel. Zowel hard als ontroerend en ironisch, nooit cynisch. Daarbij vervagen de grenzen tussen strips en cinema, tussen fictie en documentaire. Het tijdens Sundance 2003 met de Grand Jury Prize bekroond werk is even bijzonder als de centrale figuur uniek is. American Splendor, een gestileerde documentaire die de afstand tussen waarheid en leugen in de eigen fictie inschrijft.

Ivo De Kock

AMERICAN SPLENDOR: reg. & sce. Shari Springer Berman & RobertPulcini / fot. Terry Sfacey / mon. Robert Pulcini / muz. Mark Suozzo / acf. Paul Giamatti (Harvey Pekar), Harvey Pekar (zichzelf), Hope Davis fjoyce Brabner), Joyce Brabner (zichzelf), Judah Friedlander (Toby Radtoff), Toby Radtoff (zichzelf) / pro. Ted Hope voor HBO Films & Fine Line Features / USA / 2003 / 101′

AMERICAN SPLENDOR

Leave a comment