De Loden Tijd Revisited: Gangsters en terroristen als romantische actiehelden
“De gekte van die tijd sprak me aan” zegt Der Baader Meinhof Komplex-regisseur Uli Edel. “Het interesseerde me om een personage tot leven te brengen dat deel uitmaakt van ons collectief onderbewustzijn, dat doet dromen door zijn erecode” stelt Mesrine-cineast Jean-François Richet. Filmmakers krijgen niet genoeg van cinema over de lotgevallen van terreurgroep RAF en gangster Jacques Mesrine tijdens de jaren 70, de ‘loden tijd’ in Europa. Doodsdrift vormt de rode draad door romantische actiespektakels waar reflectie passeert via amusement. Heel anders dan het ‘tegenbeeld’ dat tijdgenoten zoals Fassbinder voor ogen hadden.
Ze hielden van film, Rote Armee Fraktionkopstuk Andreas Baader en publieke vijand n°1 Jacques Mesrine. De Duitse terrorist herkende zich in de ijskoude huurmoordenaar vertolkt door Alain Delon in Jean-Pierre Melvilles Le Samourai (‘67), de Franse topgangster voelde zich aangesproken door de rebelse geest van Arthur Penns Bonnie and Clyde (‘68). Romantische actiehelden gedreven door doodsdrift, zo zagen ze zichzelf. En zo vonden ze ook hun plaats in het collectieve onderbewustzijn.
“De mystificatie is al gebeurd voor ik de camera ter hand nam,” stelt Uli Edel, “de laatste 30 jaar vond die plaats”. Daarom trekt de cineast de kaart van het realisme. Net zoals Richet die in Mesrine “niet het icoon of de legende in beeld wou brengen, maar de man, een atypisch en extreem personage”. Tegelijk fascineren de woelige jaren 70. “Men kan moeilijk vergeten hoeveel er in die periode van de Duitse tragedie, van ‘67 tot ‘76, gebeurd is” zegt Edel. “Pas tijdens het draaien van Der Baader Meinhof Komplex werd me duidelijk hoe persoonlijk het was,” vult producent Bernd Eichinger aan, “ondanks dat, of juist omdat, ik alles van dichtbij heb meegemaakt”.
“Het was een oververhitte tijd,” zegt Eichinger verwijzend naar de spanning tussen de oorlogsgeneratie en de naoorlogsgeneratie, “maar ook een vermoeiende omdat alles ernstig genomen werd”. Die ernst zorgde voor reflectie en engagement in vroege, geweld uit beeld werende, Duitse RAFfilms. Meteen na de zelfmoord van de opgesloten RAF-terroristen in ‘77 draaiden Volker Schlöndorff, Edgar Reitz en Rainer Werner Fassbinder Deutschland im Herbst. Fassbinder focuste op zijn eigen radeloosheid en machteloosheid tijdens de ‘Duitse herfst’ (de oorlog die de staat voerde tegen de RAF) en ging in de clinch met zijn moeder die terugverlangde naar een ‘sterke man’.
De reflectie over terrorisme zou Fassbinder voortzetten in Die dritte Generation (‘79) en Margarethe von Trotta oppikken in Die Bleierne Zeit (‘81), waar twee zussen respectievelijk de weg van de dialoog en de weg van gewapende rebellie volgen. De overheid kan alleen reageren door terroristen te ontmenselijken, waarbij staatsrepressie even ontwrichtend wordt voor de maatschappij als de RAF-terreur.
Jean-François Richet onderstreept jaren later hoe Mesrines woede omtrent de ‘quartiers de haute sécurité’ in de gevangenissen (waar misdadigers gebroken werden) de gangster net voor zijn dood in de richting van de Italiaanse Rode Brigades dreef. “Het blijft opmerkelijk dat een democratie zulke middelen inschakelde om hem te doden,” stelt Richet, “de nog steeds onbeantwoorde vraag is of het bevel gegeven werd om Mesrine uit te schakelen”.
De eerste golf Duitse RAF-film wou vooral een tegenbeeld schetsen als repliek op het beeld dat media en overheid creëerden. Die verlorene Ehre der Katharina Blum (‘75) van Schlöndorff en Messer im Kopf (‘78) van Reinhard Hauff namen de berichtgeving omtrent de protestgeneratie op de korrel. Geëngageerd en subjectief want cinema was in de ogen van een jonge generatie filmmakers een onderdeel van de ‘tegen-openbaarheid’.
Met Der Baader Meinhof Komplex volgt Uli Edel in de 21ste eeuw een ander spoor. Zijn kroniek over de opkomst en ondergang van de RAF houdt het midden tussen een docudrama en een actiefilm maar is vooral temporijk amusement. Een wervelwind van rellen, kogels en explosies overspoelt de kijker. Volgens het principe ‘actie spreekt luider dan woorden’. Het weren van psychologie wordt gekoppeld aan objectieve afstandelijkheid. “De toeschouwer mag zich maar tot een bepaald punt identificeren met de RAF-leden” stelt Edel. “Het gaat om afstandnemen van een waardeoordeel” aldus Eichinger, “het publiek moet zelf oordelen. Wij tonen alleen de gebeurtenissen in hun schokkende diversiteit en bizarre wreedheid en naïviteit”.
Door de kijker midden in de actie te plaatsen kan die niet meteen oordelen. “Ik noem het fragmentendramaturgie,” zegt Eichinger, “je vertelt via een reeks kleine fragmenten”. De film toont daden en geen gedachten (en amper gevoelens). “Het heeft geen zin om te verklaren waarom iemand iets doet, ze doen het,” weet Eichinger, “dat tonen we in elkaar overlappende fragmenten”. Doel is aandacht trekken. “Alles wat de vaart uit de film haalt moet weg” zegt Eichinger verwijzend naar drie 15 minutenlange montagescènes, “je moet de fascinatie vasthouden of je bent de toeschouwer kwijt”.
Een en ander houdt uiteraard verband met het ontbreken van emotionele aanknopingspunten. Wanneer er geen betrokkenheid ontstaat via de emoties en gedachten van (vaak clichématige) personages, kan alleen permanente beweging de kijker meeslepen. De enige verklaring – de overheid vecht tegen de mythe van de in Stammheim opgesloten Baader, Meinhof, Ensslin, Raspe en Meins – is er niet echt een, maar zorgt ervoor dat de geweldromantiek die de RAF-motor aandreef, ook de film (en de kijker) in zijn greep krijgt. Al zit er een evolutie in. Geweld lijkt eerst gewettigd en sexy maar wordt snel afschuwelijk en onzinnig.
Daarom hoopte Eichinger op “een controverse die intelligenter is dan de controverse die er geweest is, ‘genade voor de genadelozen’”. Maar mensen die het opnamen voor de RAF-slachtoffers verweten de makers dat ze in de val van de ‘terreurglamour’ getrapt waren door via actie vooral te focussen op de daders. Terwijl anderen vonden dat geweld tonen zonder reflectie over de tijd of historisch-politieke analyse van de feiten (enkel de door Bruno Ganz vertolkte Horst Herold schuift enkele pistes naar voren) bijdroeg aan de criminalisering van uiterst links. Der Baader Meinhof Komplex werd dan ook niet de ultieme film over de ‘loden tijd’. Het blijft bij een onderhoudende blockbuster.
Dat entertainment relevante cinema nochtans niet uitsluit, bewijst Jean-François Richet met het gangstertweeluik Mesrine, L’instinct de mort en Mesrine, L’ennemi public n° 1. De cineast begint met een bordje dat het biopic-aspect relativeert: “Elke film bevat een fictiegedeelte en geen film kan aanspraak maken op een reconstructie die identiek is aan de complexiteit van een mensenleven, een leven waarop elkeen zijn eigen blik bewaart”. Volgens Richet hebben velen “een fout idee van Mesrine; ofwel is hij een moordenaar, ofwel een Robin Hood”. Zelf zag hij “een gangster met een erecode, een rebel zonder doel. Hij was geen intellectueel, zijn uitspraken waren visceraal”.
“Een ding is echt aan Mesrines boek,” vult hoofdrolvertolker Vincent Cassel aan, “de titel ‘doodsdrift’. Hij heeft steeds de behoefte om ‘nee’ te zeggen. Maar hij bezit ook idealen en heeft haarfijn in de gaten wat hij teweeg brengt”. Richet belicht de evolutie van Mesrine die in ‘59 start als rascistisch, ultranationalistisch OAS-lid en in ‘79 sterft op een ogenblik dat hij de Rode Brigades, de Italiaanse terreurgroep, wil vervoegen. Daartussen werd hij nooit een gentlemandief die zich zoals de gauchistische, rijkdom herverdelende, gangsters van Robert Guédiguians Lady Jane (‘08).
Richet vergroot de ultragewelddadigheid en het sadisme van zijn personage zodanig uit dat het contrast met zijn passionele kant aangeeft wat voor een vat van contradicties de man was. De tijdsgeest is constant en nadrukkelijk aanwezig in Mesrine, L’instinct de mort en Mesrine, L’ennemi public n° 1. Op de achtergrond (radio en tv) en in het leven van Mesrine die Baader citeert en flirt met figuren van uiterst links. Le fond de l’air est rouge (‘77) wist Chris Marker en de anarchist Mesrine blijft een idool voor links tot hij een journalist van (het uiterst rechtse) Minute doodmartelt.
Tot dan profiteert de anarcho-gangster van de historische band tussen dieven en revolutionairen en van de dunne grens tussen revolte en revolutie. Maar de moord zorgt voor een breuk en wanneer ook de pers hem in de steek laat, is het einde in zicht. De man van vele vermommingen en levens geraakt volledig geïsoleerd, worstelt met zijn imago en ondergaat zijn executie. De diptiek eindigt met een magistraal orgelpunt van Mesrines race naar de dood, wanneer de politie zijn wagen klemrijdt en de gangster met kogels doorzeeft. Nadat de camera twee films lang op de huid van Cassel kleefde, verdwijnt hij even in het chaotische circus rond de wagen. Om terug te keren naar het gezicht van de levensloze gangster, naar de bloeddruppels en het dode oog.
Een even gruwelijk als beangstigend beeld, een stilleven van een doodsmasker doordesemd van de doodsdrift. Maar de terreurzaaiende gangster met het gigantische ego is even ziek als de maatschappij die terreur alleen kan beantwoorden met tegenterreur, geweld alleen weet te counteren met repressie. Terwijl geheimhouding de paranoia voedt. De verdienste van Richet is dat zijn gespierd gangsterdrama de romantische actieheld niet louter demystificeert maar tegelijk ook de vinger legt op beeldvorming en de geest van een tijdperk. Een loden tijd met radicale figuren, verwrongen idealen en ontkiemende angst.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 598, oktober 2009)
DER BAADER MEINHOF KOMPLEX; Uli Edel, D 2008; 144’; met Martina Gedeck, Moritz Bleibtreu; FILM: ** / EXTRA’S: **** (8 docs); dis. A-Film; DIE BLEIERNE ZEIT; Margarethe von Trotta, D 1981; 102’; met Jutta Lampe, Barbara Sukowa; FILM: *** / EXTRA’S: * (productienota’s); dis. Homescreen; MESRINE, L’INSTINCT DE MORT; Jean-François Richet, F 2008; 109’; met Vincent Cassel, Cécile de France, Gérard Depardieu; FILM: **** / EXTRA’S: ** (documentaire); dis. A-Film; MESRINE, L’ENNEMI PUBLIC N° 1; Jean-François Richet, F 2008; 128’; met Vincent Cassel, Mathieu Amalric, Gérard Lanvin; FILM: **** / EXTRA’S: ** (documentaire); dis. A-Film.