Hollywood goes to war: De lange schaduw van Irak
Meer dan 4 jaar na de Amerikaanse invasie van Irak trekt ook Hollywood ten strijde. Op een ogenblik dat de Amerikanen de oorlog beu zijn – 2 op 3 zijn voor terugtrekking van de troepen – en de populariteit van de regering Bush in vrije val lijkt, mengt de filmindustrie zich in het conflict. Tijdens een najaar dat traditioneel in de greep van Oscarkoorts zit, wordt een batterij louterende en/of politieke films in stelling gebracht.
Een eerste salvo Irakfilms bereikte Europa via de festivals: Redacted van Brian De Palma en In the Valley of Elah van Paul Haggis via Venetië en Deauville, Grace is Gone via Deauville. Ze vormen de voorbode, en dankzij De Palma’s Zilveren Leeuw ook het uithangbord, van een resem Amerikaanse films. Onafhankelijke producties én studiofilms over Irak, Afghanistan en terrorisme. Met onbekende acteurs of met sterren zoals Tommy Lee Jones, John Cusack, Robert Redford, Jamie Foxx en Meryl Streep.
In een ultrasnelle informatiemaatschappij kan, ruim 4 jaar na de Amerikaanse Irak-invasie, die golf films rijkelijk laat lijken. Niets is minder waar. Tijdens de Vietnam-oorlog was John Wayne’s patriottistische The Green Berets lang de enige film die dit onderwerp rechtstreeks aansneed. De allegorische komedie M.A.S.H. (Robert Altman) nam een omweg via Korea en op Coming Home (Hal Ashby), The Deer Hunter (Michael Cimino) en Apocalypse Now (Francis Coppola) was het wachten tot na de oorlog. Bovendien is de productietijd van een speelfilm vrij lang. Slechts onafhankelijke, op HD gedraaide, producties zoals Redacted kunnen op minder dan een jaar worden gemaakt.
Daarom was het ook niet verwonderlijk dat, in het spoor van Michael Moore’s Fahrenheit 9/11, documentaires het kortst op de bal speelden. Na Uncovered: The War on Iraq (Robert Greenwald) volgden o.m. The Short Life of Jose Antonio Gutierrez (Heidi Specogna), No End in Sight (Charles Ferguson), Ghosts of Abu Ghraib (Rory Kennedy), Taxi to the Dark Side (Alex Gibney), Jerabek (Civia Tamarkin) en Iraq for Sale (Robert Greenwald).
Door het ontbreken van een draft (verplichte oproeping voor legerdienst) voelden vele Amerikaanse burgers zich minder betrokken bij het Irak-conflict dan bij de Vietnam-oorlog. De grote Amerikaanse nieuwszenders hielden, met hun embedded reportages én censuur op oorlogsgruwel, dat ‘ver-van-mijn-bed’-gevoel in stand. “De informatie verspreid door de belangrijkste media schetst een lieflijk, onrealistisch beeld van wat er in Irak gebeurt,” stelt De Palma, “om je daarvan te overtuigen volstaat het de blogs te lezen van soldaten of hun video’s te bekijken die ze op internet plaatsen”.
Het is de uitgezuiverde en bloedloze visie op de oorlog van de mainstream media die, samen met een overheersende anti-Bush stemming, progressieve Amerikaanse filmers aanzette om via cinema de impact van de Irak-oorlog naar het thuisfront over te dragen. Nu de scheidingslijnen tussen studiofilms en onafhankelijke producties vervagen kan het lijken of Hollywood hierbij het voortouw neemt. Niets is minder waar. “Redacted is gefinancierd via onafhankelijke kanalen, m.n. miljonair Mark Cuban en HDNet,” benadrukt De Palma, “en In the Valley of Elah dankzij hoofdzakelijk buitenlands kapitaal. Men spreekt over Hollywoodfilms, maar dat is belachelijk! Het zijn films waarover Hollywood vooral niet wil horen praten”.
Films die niet ontstonden na marktonderzoek maar uit een gevoel van urgency, van dringendheid en dwingendheid, bij de liberals onder de regisseurs en producenten. Niet toevallig haalde de doorgaans zwijgzame Brian De Palma tijdens zijn persconferentie in Deauville fel uit naar Bush (“Die idioot”) en de Amerikaanse media (“Het beeld van de oorlog is redacted, gecorrigeerd en aangepast door machthebbers en media”). “Brian is woedend, hij is overstuur omwille van de oorlog” aldus producente Simone Urdl. Een understatement. Die woede en ergernis ligt, samen met het verlangen om op de komende presidentsverkiezingen te wegen, aan de basis van de poging van filmmakers om via cinema de Amerikaanse burger meer te betrekken bij het debat over de Amerikaanse rol in Irak en de strijd tegen terrorisme. Wat kort na 9/11 onbespreekbaar was.
“Amerikanen zijn klaar voor deze thema’s,” aldus Lions for Lambs scenarist Matthew Michael Carnahan, “we presenteren argumenten voor de beide kanten en laten de kijkers beslissen”. Maar zonder het engagement van regisseur Robert Redford, en de steun van sterren Meryl Streep en Tom Cruise, was dit Afghanistan-drama er nooit gekomen. Want nog niet zo lang geleden distantieerde Disney zich van Fahrenheit 9/11 en weigerde Warner als bonus een documentaire over de Irak-oorlog bij de dvd van Three Kings te voegen. Terwijl andere studio’s vooral heroïsche epossen en sequels produceerden. “Je kan echt spreken van de grote stilte van de grote studio’s” liet Dustin Hoffman zich ontvallen.
Oscarwinnaar Paul Haggis was net zoals De Palma getroffen door de videofilms die militairen op het net plaatsten: “Het was onthutsend, zo zag je een lachende soldaat het verkoolde lichaam van zijn vriend omhelzen”. Dat inspireerde hem tot het schrijven van een scenario dat draait rond het verwerken van oorlogstrauma’s, het omgaan met verlies en het zoeken naar waarheid. Het project bleek “zeer moeilijk te produceren” tot zijn vriend Clint Eastwood het pad effende en Tommy Lee Jones en Charlize Theron toezegden. In the Valley of Elah is een humane morele thriller, een post-9/11 film noir, over de mysterieuze moord op een jonge Irak-veteraan en de metafysische zoektocht van een vader die speurt naar verklaringen en stuit op tragedies en gruweldaden.
De nood om te genezen van trauma’s en te rouwen om de dood van geliefden staat ook centraal in Grace is Gone, een intimistisch drama van James C. Strouse over een vader die met zijn dochters on the road trekt (richting sprookjespark) wanneer hij niet in staat is hun te vertellen dat hun moeder in Irak sneuvelde. Het in Sundance bekroonde drama is geen frontale aanval op de oorlog – op onderkoelde wijze gaat het over onvermogen om te rouwen en te communiceren – maar kon slechts dankzij John Cusack worden gedraaid.
Veel controversiëler dan deze films over de impact van het Irak-conflict op het homefront zijn de oorlogsfilms die battlefront ervaringen recreëren. Het docudrama Battle for Haditha (Nick Broomfield) gaat over het onderzoek naar een slachtpartij waarbij 4 mariniers uit wraak voor een bomaanslag 24 Irakezen vermoordden, de docufictie Redacted inspireert zich op de verkrachting van een 14-jarig Irakees meisje en het uitmoorden van haar familie door jonge Amerikaanse militairen. De Palma construeert zijn lineair verhaal met heterogeen beeldmateriaal: het videojournaal van een soldaat, een Franse documentaire én opnames van bewakingscamera’s, embedded journalisten en Arabische tv-zenders. Een verstrengeling van fictie en realiteit als illustratie van het statement van een soldaat: “In een oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer”.
Redacted is een reflectie over de werking van beelden en een pamflet dat woedend protesteert tegen de collateral damage van de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak. “Ik ben fier dat ik Amerikaan ben,” zegt de in Canada geboren Paul Haggis, “maar mijn blik blijft gedeeltelijk die van een outsider”. Resultaat is een kritische afstand die ook Tsotsi-regisseur Gavin Hood toelaat om in Rendition (met Reese Witherspoon & Jake Gyllenhaal) clandestiene ontvoerings- en martelpraktijken van de CIA aan te klagen. Wat niet belet dat na de première in Toronto de gemoederen hoog oplaaiden. Ook De Palma werd zwaar op de korrel genomen door nieuwszender FOX, dat hem verantwoordelijk achtte voor toekomstige represailles tegen Amerikaanse soldaten.
Toch blijkt stilaan meer en meer mogelijk. Scenarist Matthew Michael Carnahan schetst in The Kingdom (Peter Berg) – over antiterrorismespeurders die een aanslag in Saudi-Arabië onderzoeken – het engagement en de wraakgevoelens van beide ‘kampen’ evenwichtig en plaatst in Lions for Lambs (Robert Redford) vraagtekens bij het ten oorlog trekken. Dat opent perspectieven voor The Hurt Locker (thriller van Kathryn Bigelow over een eliteeenheid in Bagdad), Stop Loss van Kimberley Peirce over een soldaat die weigert terug te keren naar Irak) en vooral Imperial Life in the Emerald City (verslag van de chaotische bezettingsoorlog door Paul Greengrass).
Met de ‘Irak’-films weerspiegelt de Amerikaanse film andermaal wat er leeft in de Amerikaanse samenleving. De angst. Pijn. Woede. Zelfkritiek. Polemieken. Kortom, de malaise die voor een morele crisis zorgt. Blijft de vraag in hoeverre ze (kunnen) bijdragen aan oplossingen en loutering. En vooral ook of het brede publiek klaar is om in de spiegel te kijken. Home of the Brave, de door Irwin Winkler geregisseerde eerste fictiefilm over Irak (met Samuel Jackson & rapper 50 Cent), flopte, net zoals Michael Winterbottoms A Mighty Heart. Twee zwakke films, dat wel, maar dat ze het (net zoals World Trade Center en United 93) buiten de VS beter deden is een veeg teken. De tanende populariteit van Bush en de Irak-oorlog garandeert geen rush naar de bioscoop.
Wanneer de films in eigen land uitsluitend voor overtuigden preken en buiten de VS alleen teren op anti-Amerikaanse (of anti-Bush-)gevoelens, missen ze hun doel. Dan komt er géén mentale omslag. Veel zal afhangen van word-of-mouth bij releases en eventueel Oscar-succes van louterende meesterwerkjes zoals In the Valley of Elah. Bij (bescheiden) succes in de multiplexen springt Hollywood ongetwijfeld mee op de wagen en volgen nóg Irakfilms. Maar de kans is groot dat dit een van die tijdelijke ‘vensters’ in de filmgeschiedenis blijkt. Met cineasten die tegen de commerciële stroom in films maken waarvan het belang pas jaren later duidelijk wordt. Wanneer zal blijken hoe lang de schaduw van Irak was.
DEAUVILLE – 4 & 7 SEPTEMBER 07
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 679, november 2007)