Pioneers of African-American Cinema: ‘Race films’ en het doorbreken van de ‘color line’

apr 25, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, drama, dvd, genre, nieuws, thema  //  No Comments

THE SYMBOL OF THE UNCONQUERED

Een in de vergetelheid gesukkeld maar nog altijd fascinerend én omstreden hoofdstuk van de Amerikaanse filmgeschiedenis is dat van de ‘race films’. Deze populaire op een zwart bioscooppubliek gerichte films met een volledig zwarte cast werden geproduceerd buiten het Hollywood establishment in de periode tussen 1915 en eind jaren veertig. Ze boden Afro-Amerikaanse pioniers de kans een eigen stijl en thematiek te ontwikkelen maar verdwenen met de segregatie. Om daarna denigrerend bekeken te worden door nieuwe generaties zwarte filmmakers. Dankzij de digitale restauratie van de in slechte staat verkerende 16 mm kopieën komen de pioniers opnieuw in beeld.

Zwarte filmmakers hebben een ander gezichtspunt,” zei Spike Lee (Malcolm X) n.a.v. zijn bijdrage aan de herdenking van de Rodney King rellen in L.A. 25 jaar geleden, “we bekijken de wereld heel anders.” Toen we in april in Brussel praatten met Cinematek-gast Haile Gerima (Teza) bekritiseerde deze Afro-Amerikaanse regisseur de historische ‘race films‘ omdat “deze Hollywood-nabootsingen geen wezenlijke bijdrage leverden aan de dekolonisatie van de geesten. Voor mij staat cultureel racisme centraal in onze ontvoogdingsstrijd en het is onze plicht als filmmakers om nooit op te geven of ons te laten recupereren door het systeem.”

BODY AND SOUL

Het is goed om te beseffen dat niet enkel visies verschillen maar dat filmgeschiedenis vaak vanuit een blank cinefiel oogpunt wordt verteld. Bij onderbelichte thema’s zoals de ongeveer 500 ‘race films‘ (waarvan minder dan 100 bewaard bleven) gemaakt tussen 1915 en eind jaren veertig voor een zwart publiek dient dan ook niet enkel rekening gehouden te worden met de context maar ook met het feit dat de interpretatie van kwaliteit, inhoud en belang kan variëren.

Ook over de ‘erfenis’ van cineasten zoals Oscar Micheaux, Spencer Williams, Zora Neale Huston en James & Eloyece Gist kan getwist worden maar hun werk verdient aandacht. Die is mogelijk na restauratie, onder impuls van de Library of Congres en met steun van filmmusea (Cinematek leverde het in 1995 gerestaureerde The Symbol of the Unconquered), van de dertig films in de dvd-box Pioneers of African-American Cinema.

Volgens Martin Scorsese belicht deze collectie “one of the most fascinating and unjustly neglected corners of American history.” Lee en Gerima zullen ‘fascinerend’ vervangen door ‘beschamend’ maar interessant is het werk wèl. De race films werden gemaakt met een volledig zwarte cast (maar vaak een blank productieteam) en tijdens de segregatie vertoond in aparte zalen (in het Zuiden) of tijdens matinees of midnight shows.

BIRTHRIGHT

De productiemaatschappijen opereerden buiten het Hollywood studiosysteem maar de bekendste (Million Dollar Productions, Toddy Pictues, The Ebony Film Company) werden gerund door blanken al vormden Micheaux Film Corporation, Foster Photoplay Company en Lincoln Motion Picture Company notoire uitzonderingen. Zij promootten hun werk als exclusief door Afro-Amerikanen geschreven en geproduceerde films met een “colored cast.” In zijn introductie schrijft Paul D. Miller dat “zwarte filmmakers van bij het begin van de filmgeschiedenis pioniers waren die voor Afro-Amerikanen een nieuw universum verzonnen dat vaak ver vooruitliep op de realiteit; (…) dynamische en ambitieuze ondernemers die op intelligente wijze cinema gebruikten om door het troebel water van rassenpolitiek in het begin van de 20ste eeuw te navigeren.”

Doorgaans worden race films anders bekeken en afgedaan als goedkope imitaties van mainstream Hollywoodfilms vol conservatieve, melodramatische verhalen waarin Afro-Amerikanen botsen op spanningen verbonden met hun streven naar betere opleiding en een beter leven. Verhalen waaruit elke verwijzing naar discriminatie, armoede, racisme, misdaad en getto’s verwijderd is. Waarin helden voorkomen die doorslagjes zijn van Hollywoods blanke actiehelden. Voorbeelden van deze met stereotiepen overladen conformistische cinema zijn The Scar of Shame (1929), Regeneration (1923), The Flying Ace (1926), Ten Nights in a Bar Room (1926), Hellbound Train (1930), The Exile (1931) en The Bronze Buckaroo (1939).

BODY AND SOUL

Anderzijds trachten filmmakers zoals Spencer Williams (1893-1969) stereotypen op hun kop te zetten door ze uit te vergroten en zag Oscar Micheaux (1884-1951) het als zijn missie “to further the race”; de Afro-Amerikaanse gemeenschap vooruithelpen door waarheid te injecteren in verhalen met thema’s als rassendiscriminatie, uitbuiting, massageweld, verkrachtingen, lynchpartijen en werkloosheid. Hun race films blijven verbonden met segregatie en werden daarvoor achteraf scheef bekeken. Maar in ‘Race cinema and the color line’ benadrukt Charles Musser dat ze via metaforen en dubbele bodems commentaar leverden op de ‘color line‘.

Een term bedacht door Frederick Douglas (‘The Color Line’, 1881) en verder ontwikkeld door W.E.B. Du Bois (‘The Souls of Black Folk’, 1903) die verwees naar het bestaan van twee werelden in Amerika, een blanke en een zwarte, gescheiden door een stricte lijn in stand gehouden door racisme, ongelijkheid en cultuur. Humor bleek voor zwarte filmmakers een uitstekend wapen om de ‘color line‘ aan te klagen.

BLOOD OF JESUS

Zo wordt in de slapstick komedie Two Knights of Vaudeville (1915) de draak gestoken met rassenscheiding door zwarte personages te laten doordringen tot doorgaans onbereikbare plaatsen in theaterzalen en door met ‘white face‘ acteurs (zwarten met witgeschilderd gezicht) te verwijzen naar de ‘black face‘ traditie. Het uitvergroten, en ridiculiseren, van zwarte stereotiepen schoot bij tijdgenoten in het slechte keelgat en zorgde ervoor dat de film geweerd werd uit sommige zalen.

Nog verontrustender bleken de films die de ‘color line‘ doorbraken via geweld, ongelijke krachtsverhouding en interraciale seks. Within Our Gates (1920), Oscar Micheauxs reactie op D.W. Griffiths The Birth of a Nation, legt de oorzaak voor dood en miserie bij de ‘color line‘. De lynchende massa is monsterlijk en de slachtoffers onschuldig terwijl blank seksueel geweld reëler blijkt dan de zwarte seksuele dreiging die blanke racisten vrezen.

DIRTY GERTIE FROM HARLEM, U.S.A.

Micheaux ondergraaft in The Symbol of the Unconquered (1920) en Veiled Aristocrats (1932) de ‘color line‘ door de vermenging van rassen en de problematiek van ‘passing‘ (zwarten die voor blank willen doorgaan) tot motor van het verhaal te maken. De regisseur wijst op de psychologische mechanismen die in het spel zijn, de impact die het gebeuren heeft op identiteit en zelfbewustzijn én de link tussen racistisch geweld en economische belangen.

In Birthright (1939) volgt hij een zwarte universitair in zijn strijd tegen racisme en zijn poging ‘to Uplift the Race‘ via het oprichten van een school voor Afro-Amerikaanse kinderen in een Zuiders dorp. Zijn noir drama Ten Minutes to Live (1932) verstrengelt racisme met misbruik en Body and Soul (1925), waar een ontsnapte gevangene zich als priester verschuilt in een kleine gemeenschap, voegt religie toe aan de mix.

TEN MINUTES TO LIVE

Daar waar Micheaux de ‘color line‘ doorbrak met complexe personages die kampen met actuele problemen die voortvloeiden uit racisme, trachtte Spencer Williams dat te doen door de blanke helden in genrefilms te vervangen door zwarte helden. Zo maakt hij met Dirty Gertie from Harlem, U.S.A. (1946) een remake van het Joan Crawford drama Rain met Francine Everett in de rol van een tragische bad girl die op een tropisch eiland af te rekennen krijgt met hypocriete gezagsfiguren en met haar eigen verleden.

Een ander moreel verhaal is de muzikale horrorprent The Blood of Jesus (1941), waar een gelovige vrouw bij haar dood op een bovennatuurlijk kruispunt aan duivelse verleidingen moet weerstaan. De financiële beperkingen waar alle ‘race films‘ mee worstelen beletten Williams zijn doel – een zwarte spirituele ervaring creëren via een blank genrestramien – te bereiken maar fascinerend is de film alleszins.

DAUGHTERS OF THE DUST

Op uitzondering van het werk van de visionaire en getalenteerde pionier Oscar Micheaux geldt dit voor alle films in deze box. Meesterwerken zijn ze zelden, fascinerend altijd. Dat conserveren en restaureren gepaard gaat met inhoudelijke, politieke keuzes is een terechte kritiek, maar dankzij Pioneers of African-American Cinema kunnen we de officiële filmgeschiedenis kritisch tegen het licht houden en alternatieve visies articuleren. Want het laatste woord is nog niet gezegd over Afro-Amerikaanse cinema. Maar met deze collectie, de hernieuwde belangstelling voor de filmmakers van de L.A. Rebellion (de restauratie van Harvest: 3000 Years van Haile Gerima en Daughters of the Dust van Julie Dash) en de cinematografische Rodney King-herdenking is de discussie alvast gestart.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in FILMMAGIE, n° 675, mei-juni 2017)

PIONEERS OF AFRICAN-AMERICAN CINEMA: Oscar Micheaux, Spencer Williams, Zora Neale Huston, James & Eloyece Gist e.a., USA 1915-1946; 1241′; Two Knights of Vaudeville, Mercy the Mummy Mumbled, A Reckles Rover, Within Our Gates, The Symbol of the Unconquered, By Right of Birth, Body and Soul, Regeneration, The Flying Ace, Ten Nights in a Bar Room, Reverend S.S. Jones Home Movies, The Scar of Shame, Eleven P.M., Hell-Bound Trail, Verdict Not Guilty, The Darktouwn Revue, The Exile, Hot Biskits, Heaven-Bound Travelers, The Girl from Chicago, Ten Minutes to Live, Veiled Aristocrats, Birthright, The Bronze Buckaroo, Zora Neale Huston Fieldwork Footage, Commandment Keeper Church, The Blood of Jesus, Dirty Gertie from Harlem, U.S.A., Moses Sisters Interview; FILMS: ** tot **** / EXTRA’S: **** (documentaries, interviews, kortfilms, boekje); dis. BFI.

SPIKE LEE’S RODNEY KING

Leave a comment