Sociaal Realisme 2.0: De morele cinema van Ken Loach en de gebroeders Dardenne

mrt 9, 2017   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, drama, genre, regisseur, thema  //  No Comments

I, DANIEL BLAKE

Gouden Palm winnaars tonen zich in Cannes meestal van hun meest narcistische kant. Trots en een tikkeltje ijdel. Tenzij hun naam Ken Loach is. Toen de Britse geëngageerde filmmaker in mei 2016 zijn tweede Gouden Palm in de wacht sleepte met I, Daniel Blake uitte hij vooral zijn woede omwille van “de wrede Britse bureaucratie die een draconisch sanctioneringssysteem heeft opgezet om aan armen duidelijk te maken dat het allemaal hun fout is, dat ze geen job hebben omdat ze onbekwaam en nutteloos zijn.” De 80-jarige veteraan blijft het publiek een geweten schoppen met humane aanklachtfilms. Hij staat, net als de broers Dardenne de eveneens tweevoudige Gouden Palm winnaars die tijdens datzelfde filmfestival La fille inconnue voorstelden, voor een sociaal realisme 2.0. Morele cinema met documentaire roots en een expressionistische inslag.

Film als spiegel van de realiteit

Toen Midnight Express (1978) en Fame (1980) regisseur Alan Parker “als jonge filmmaker aan (Kes en Family Life producent) Tony Garnett vroeg hoe Ken Loach dit, dat of iets anders deed, antwoordde Garnett, ‘Alan, je bent te zeer geïnteresseerd in het ‘hoe’ van de dingen. Je moet meer geïnteresseerd zijn in het ‘waarom’.” Nagel op de kop want de sociaal realistische drama’s en komedies van de Britse cineast zijn nooit vrijblijvende stijloefeningen of genre-experimenten. Loach vertelt bepaalde verhalen met een reden en gebruikt filmische middelen functioneel. Dat geldt ook voor Jean-Pierre en Luc Dardenne, al brengen zij hun boodschap minder nadrukkelijk.

KEN LOACH

Dat heeft veel te maken met het feit dat ‘sociaal realisme’ een heuse stroming is binnen de Britse cinema. Het leven tonen zoals het is, op zoek gaan naar een waarheid in de realiteit en het sociale dier in de mens onthullen zijn de bekommernissen van cineasten die vaak vanuit documentaires en televisie de stap zetten naar film. In de jaren zestig leverde een ‘New Wave’ van filmmakers een reeks ruwe, realistische films op die als kitchen sink drama’s of ‘Free Cinema’ werden omschreven. Tony Richardson (The Loneliness of the Long Distance Runner, 1962), Karel Reisz (Saturday Night and Sunday Morning, 1960) en Lindsay Anderson (This Sporting Life, 1963) waren de toonaangevende ‘angry young men‘ die de Britse samenleving een spiegel wilden voorhouden. Waarbij vooral het sociale aspect van de weerspiegelde realiteit hen interesseerde.

Ken Loach (° 1936) debuteerde, met Poor Cow (1967), iets later als regisseur; op een moment dat de onafhankelijke filmmakers die sociaal realistische films maakten uiteenvielen in twee groepen: de artistieke en de geëngageerde cineasten. Er was toen bij sociaal realisme een spanning voelbaar tussen enerzijds ‘sociologisch realisme’ en anderzijds ‘poëtisch realisme’, tussen documentaire ‘slice of life‘ verhalen en moreel getinte realistische drama’s. Die spanning bleef aanwezig in de sociaal-realistische films die Loach tijdens zijn ondertussen vijftigjarige carrière maakte. Van Kes (1969) en Hidden Agenda (1990) over Carla’s Song (1996) en Bread and Roses (2000) tot It’s a free world.. (2007), The Angels Share (2012), Jimmy’s Hall (2014) en I, Daniel Blake (2016). ‘Red Ken is ondertussen een ‘angry old man‘, maar zijn engagement is nog altijd even sterk. Zijn sympathie gaat overduidelijk uit naar de arbeidersklasse en niet naar de burgerij of de overheid.

POOR COW

De ‘working class heroes’ van Ken Loach

In I, Daniel Blake, sympathiseert Loach met timmerman Daniel (Dave Johns) en alleenstaande moeder Katie (Hayley Squires). Twee eenzame mensen die door ziekte en werkloosheid gemarginaliseerd dreigen te worden. Zeker wanneer een kafkaiaanse bureaucratie hen richting armoede drijft. Gelukkig vinden ze bij elkaar solidariteit en steun. Al ligt een happy end niet binnen handbereik.“Je kan een krachtige documentaire maken met dit materiaal,” zei Loach ons tijdens zijn bezoek aan Film Fest Gent, “maar ik werk altijd in fictie omdat je dat kan sturen. Je kan personages verschillende lagen geven, humor toevoegen en het sociale drama een tragische dimensie bezorgen. Ik hou van zo’n mix van humor en tragedie.”

Loach kiest ervoor om zijn films een documentaire, ‘cinéma vérité’ look te geven maar tegelijk ook te focussen op expressieve details en rauwe emoties te ontlokken aan de acteurs. Het ‘waarom’, het doel is duidelijk: sociale en politieke thema’s blootleggen via personages (en vertolkingen). Daarvoor geeft hij zijn ‘working class heroes‘ meer ruimte via lange takes, wide shot opnamen en gecoachte improvisatie. Loach creëert, mede dankzij locatieopnamen en het werken met natuurlijk licht en niet-professionele acteurs, de indruk dat we het dagelijkse leven van gewone mensen volgen.

I, DANIEL BLAKE

Maar daar waar het klassieke realisme heel transparant is, vestigt de observerende sociaal-realistische stijl van Loach de aandacht op zichzelf. Opzet is duidelijk te maken dat dit een realistisch verhaal is zonder stilering of happy end. De films van Loach zijn persoonlijk omwille van hun engagement – de boodschap en de woede die aangeven waarom de regisseur deze film ‘moest’ maken – maar niet omwille van autobiografische elementen. Narcisme en nostalgie zijn uit den boze voor Loach. De cinema van een Terrence Davies (Distant Voices, Still Lives, The Long Day Closes, A Quiet Passion) is niets voor hem.

Geëngageerde stellingname

Sociaal realisme rijmt voor Loach op engagement. “Hij weigert zich te verontschuldigen voor zijn standpunten die gemotiveerd zijn door woede en door afkeer van onrecht,” zegt actrice Haley Squires, “dat is bijzonder verfrissend, te veel hedendaagse filmregisseurs denken dat zij de ster zijn, dat alles rond hen draait. Bijzonder narcistisch allemaal. In de Britse pers wordt vaak geschreven dat Ken een groot ego heeft omdat hij zo kritisch is en stevige politieke standpunten inneemt. Ik zie het anders, voor mij heeft Ken helemaal geen gigantisch ego, hij is geen narcist maar een bescheiden man met een groot empathisch vermogen.”

I, DANIEL BLAKE

Sociaal realisme is meer dan een filmstijl of -genre voor Loach, het is a way of life. “Ik heb altijd samengewerkt met activisten en ben steeds betrokken geweest bij hun strijd,” zegt de cineast, “ik vind het laf om bij bepaalde verhalen afstand te houden, je moet tot zekere conclusies komen, wat die ook mogen zijn. Je zou kunnen zeggen ‘ik ben maar een kunstenaar, geen burger of politicus, ik blijf braafjes bij mijn verhaal’ maar dat vind ik fout, je moet tot besluiten komen en het publiek daarbij leiden.”

Film is dan ook absoluut geen vrijblijvende spielerei voor Loach: “Filmmakers moeten een positie innemen, ze moeten stelling nemen en de grote vragen stellen, niet zomaar wijzen op symptomen. Het volstaat niet om te zeggen ‘kijk, een slachtoffer, ik vertel zijn verhaal’. Je moet naar het grotere beeld kijken, erop wijzen waarom er armoede bestaat en je moet mensen doen inzien welke elementen in de samenleving op dat vlak verandering kunnen creëren.”

I, DANIEL BLAKE

De voedselbank scène van I, Daniel Blake – wanneer een uitgehongerde Katie zich voor de ogen van haar kinderen op het voedsel werpt en dan in een mix van uitputting en schaamte huilend instort – geeft aan hoe Loach sociaal realisme ziet. Voor hem draait het om de expressie van een emotionele waarheid: de pijnlijke gevoelens die het gevolg zijn van systematische vernederingen. De rituele opvang van hulpbehoevenden in de voedselbank wordt met documentaire realisme weergegeven maar de emotionele crash is heel theatraal expressionistisch. Net zoals het straatprotest met bekladde muren van Daniel een stuk volkstheater is. Een interactief toneelstuk want voorbijgangers reageren op de performance. Het is een metafoor voor wat Loach beoogt met zijn sociaal realisme: via een realistisch spektakel de toeschouwer tot actie te bewegen.

De universele verhalen van de broers Dardenne

Ook onze landgenoten Jean-Pierre (° 1951) en Luc Dardenne (° 1954) zijn gespecialiseerd in aan de ribben klevende sociaal-realistische cinema. Met La fille inconnue (2016) blijven ze in hun thuisstreek waar ook de emotionele, morele verhalen Rosetta (1999), L’enfant (2005), La Silence de Lorna (2008), Le Gamin au vélo (2011) en Deux jours, une nuit (2014) speelden. In deze sociale parabel wil een arts (Adèle Haenel) zich herpakken nadat ze in de fout ging bij de opvang van een vluchtelinge.

JEAN-PIERRE & LUC DARDENNE

Gezien de vluchtelingencrisis een erg actuele film maar “we spelen niet zomaar in op de actualiteit,” benadrukt Luc Dardenne, “we werken lang op voorhand aan projecten. Met La fille inconnue waren we al bezig voor we aan Deux jours, une nuit begonnen. Onze films zijn universele verhalen, al reageren we natuurlijk op wat in de hedendaagse realiteit speelt.”

La fille inconnue is zoals zowat elke films van de broers Dardenne een humane film over de geboorte van een bewustzijn. Hun sociaal realisme wordt soms verward met naturalisme maar reeds bij het wraak en louteringsverhaal Le fils (2002) was het duidelijk dat het ging om een allegorische christelijke fabel over het traject van kwaad naar goed. Ook andere Dardenne films draaien om een bewustwording: het besef van de zwaarwichtigheid van het verkopen van een baby (L’enfant), van de noodzakelijkheid van een keuze (Le silence de Lorna), van de nood aan verbondenheid (Le gamin au vélo) of het belang van solidariteit (Deux jours, une nuit). De wereld verandert niet bij de Dardennes, maar in hun humaan sociaal-realisme evolueren mensen wel.

LE GAMIN AU VELO

Fysiek sociaal realisme

Filmconventies zoals shot en tegenshot, point-of-view opnames en overzichtshots kieperen de Luikse broers steevast overboord. Ze opteren voor een empathische, dynamische visuele stijl die de kijker via beelden met de personages laat meedenken en -voelen. Hun sociaal realisme is heel fysiek; bewegende lichamen en gelaatsexpressies zeggen meer dan woorden.

Ook bij Jenny, de jonge huisarts uit Seraing die op een avond niet open doet in haar praktijk om de volgende dag vast te stellen dat het onbekende meisje dat aanbelde, La fille inconnue, gestorven is. Dat creëert een immens schuldgevoel bij de vrouw die geacht wordt te verzorgen, het lijden te verlichten, en dat niet gedaan heeft. De film draait rond de vraag hoe men zich herstelt van dergelijke beslissing met gevolgen, hoe je het weer kan goedmaken.

LA FILLE INCONNUE

Omdat het gaat om een vluchtelinge, iemand zonder identiteit, is al wat Jenny nog kan doen haar een naam bezorgen. Om zo te erkennen dat de anonieme vrouw bestaan heeft, dat zij iemand was. De zoektocht naar de identiteit van de onbekende dode wordt daarbij ook een bewustwording voor Jenny. De arts gaat het belang van haar job, van het nemen van verantwoordelijkheid en van het bouwen van een band met een gemeenschap beseffen. En narcisme inruilen voor empathie.

“We wilden geen genrefilm maken al is Jenny een detective die aanwijzingen vindt door lichamen te onderzoeken,” zegt Jean-Pierre Dardenne, “wij focussen op de manier waarop ze luistert, de zachtheid van haar gebaren, haar naïviteit en openhartigheid. Zo willen we tonen hoe ze mensen aan het praten krijgt. De emotie van de detective is belangrijker dan de intrige, dan het mysterie dat ze ontrafelt.”

LA FILLE INCONNUE

Dat de broers Dardenne gevormd zijn als documentairemakers wordt andermaal duidelijk maar het realisme waarmee zowel de dagelijkse praktijk van Jenny als haar speurtocht worden weergegeven krijgt een expressionistische bijkleuring. Zo wordt de actie compacter – en dus intenser en dwingender – gemaakt doordat de montage ons in scènes doet binnenvallen. “We zitten telkens direct in de actie,” aldus Luc Dardenne, “het is alsof je ergens binnenkomt en de zaken al bezig zijn, je wordt meer gegrepen door het gebeuren.”

Sociale realiteit aan de Maas

Net zoals bij Loach is ook bij het sociaal realisme 2.0 van de gebroeders Dardenne de vraag naar het ‘waarom’ belangrijk. De Dardennes willen de realiteit weerspiegelen maar om hun visie op de dingen te articuleren maken ze ook esthetische en filmische keuzes. Zo speelt La fille inconnue zich af aan een snelweg langs de Maas. Een locatie die de broers tonen én dramatisch gebruiken.

LA FILLE INCONNUE

“De snelweg staat symbool voor het leven dat doorgaat terwijl het meisje dood is,” klinkt het bij Luc Dardenne, “we vonden ook het contrast interessant: in het kleine kabinet zitten mensen die fragiel worden door wat ze zeggen terwijl op de achtergrond de auto’s blijven rijden. Bovendien is het ook een anonieme omgeving, zonder menselijke aspecten zoals buren en spelende kinderen. Er is natuurlijk ook de onverschilligheid, niemand stopt, niemand staat stil bij dit overlijden.”

Jean-Pierre vult aan dat de Maas aangeeft “dat het zich dicht bij ons afspeelt; vluchtelingen die komen, voorbijgaan en sterven aan de rivier. We willen niet onrealistisch zijn en zeggen dat iedereen zomaar opgevangen kan worden maar realisme staat te vaak gastvrijheid in de weg. Een mens mag nooit vergeten dat hij eerst en vooral gastvrij moet zijn.” De kracht van het sociaal realisme 2.0 is dat het intense, indringende morele cinema oplevert. Zeker in de handen van gedreven filmmakers zoals Ken Loach en Jean-Pierre en Luc Dardenne.

Ivo De Kock

(Artikel verschenen bij MOOOV, e-learning, maart 2017)

Citaten van Ken Loach, Haley Squires, Jean-Pierre en Luc Dardenne uit interviews verschenen op DeWereldMorgen.be

LA FILLE INCONNUE: Jean-Pierre & Luc Dardenne, B 2016, 101′; met Adèle Haenel, Olivier Bonnaud, Jérémie Renier, Olivier Gourmet; extra’s: interview; FILM: **** / EXTRA’S: **; dis. TwinPics;

I, DANIEL BLAKE: Ken Loach, VK 2016, 90′; met Dave Johns, Haley Squires, Sharon Percy, Briana Shann; extra’s: audiocommentaar; FILM: **** / EXTRA’S: ***; dis. TwinPics.

ROSETTA

Leave a comment