Michael Cimino: De kunstenaar als kamikaze
Toen Michael Cimino (1939-2016) tijdens Cannes 2007, tien jaar na zijn laatste film The Sunchaser, zijn comeback leek te maken met de ‘Chacun son cinéma’-bijdrage No Translation Needed reageerde het verzamelde persleger zo respectloos dat Roman Polanski voorstelde de persconferentie meteen af te sluiten en te gaan eten, want “dit is een unieke kans en dan stellen jullie zulke povere vragen?”. De regisseur van The Deer Hunter zou, ondanks talloze projecten, achteraf geen nieuwe langspeelfilm meer afwerken en bleef een even ondergewaardeerd als omstreden filmmaker. Geen ramp, oordeelde hij zelf: “Ik heb nooit nood gehad aan verdediging, ik wist altijd wat ik gedaan had”.
Nu de fade-out van Michael Cimino definitief is, weten we zeker dat zijn droomprojecten er nooit zullen komen. Geen verfilming van André Malrauxs ‘La Condition humaine’ dus. Geen remake ook van Ayn Rands ‘The Fountainhead’. Maar vooral ook geen adaptatie van ‘Conquering Horse’, Frederick Manfreds roman over het leven van de Amerikaanse Indianen in de periode voordat de pioniers het land overspoelden.
Cimino was een man vol plannen en ideeën: “In mijn huis is er een kamer waar van de vloer tot het plafond scenario’s opgestapeld liggen,” Dat had veel te maken met zijn naïeve overtuiging dat “hoe meer je schrijft, hoe groter de kans is dat je uiteindelijk ook iets kan realiseren”. Maar ook met schrik voor een artistieke dood: “Ik zal nooit stoppen want wanneer je ‘halt’ roept, sterf je. Iedereen heeft een droom en wanneer je geen droom hebt is er iets behoorlijk mis met jou”.
Toch kon Cimino maar weinig van die dromen realiseren. Na The Deer Hunter (1978) leek hij voorbestemd om een groot Amerikaans cineast te worden. Maar een reputatie van megalomaan, die met Heaven’s Gate (1980) een studio (United Artists) en volgens sommigen ook de auteurcinema kelderde, werd hem fataal. Uiteindelijk zou Cimino amper zeven langsspeelfilms maken in een periode van 22 jaar, van 1974 (Thunderbolt and Lightfoot) tot 1996 (The Sunchaser). Waarbij de eerste tien jaar, en de eerste vier films (tot Year of the Dragon), dan nog het creatiefst waren.
Cimino verwees graag naar de ‘karaktermoord’ van Steven Bach, de producent die in het boek ‘Final Cut’ de turbulente ontstaansgeschiedenis van Heaven’s Gate beschreef, als verklaring voor zijn snelle ondergang (en de Amerikaanse voorliefde voor ‘echte’ opkomst- en ondergangsverhalen hielp om van hem een nieuwe Orson Welles te maken, een wonderkind dat een vervloekt artiest wordt). “Deze man heeft me pijn gedaan met zijn fictieverhaal, want dat is het, fictie” zei Cimino, “hij heeft twintig jaar lang geld gepuurd uit mijn bloed en werk”.
Het boek van Bach is vooral het portret van een kunstenaar die zich als een kamizake gedraagt. Hij typeert Cimino als een leugenaar, een arrogante megalomaan die liegt over zijn leeftijd, onder valse naam rondreist en vooral belust is op macht. Maar tegelijk bewondert Bach Cimino’s artistieke lef – het verlangen met een monumentale western de grootste Amerikaanse film sinds Birth of a Nation te maken – en ziet hij in het nihilisme, de morbiditeit en de doodsdrift van de regisseur de hoofdreden van het floppen van Heaven’s Gate.
Dat Cimino’s critici hem stiekem bewonderen heeft veel te maken met het aureool dat ‘auteurs’ voor velen hebben. Zelfs een auteur die zichzelf ten gronde richt geniet nog aanzien bij zijn criticasters. Cimino vond dat zelf behoorlijk idioot: “Ik hou niet van de cultus van de regisseur als celebrity, de regisseur moet achter de camera blijven. Niemand wist hoe John Ford en Howard Hawks eruit zagen, aanvankelijk kende men zelfs hun naam niet. Dat interesseerde niemand. Ik verkies die anonimiteit”.
Voor Cimino primeert de film: “Het is niet belangrijk wie Michael Cimino is, al wat je moet weten is te zien op het scherm”. Met de auteurpolitiek werden regisseurs sterren en bleken de interviews plots beter dan de films. Cimino wil terug naar de essentie, de film en wat er gebeurt tijdens het kijken in het donker, en zijn afkeer voor journalisten was niet enkel ingegeven door paranoia. Films moeten volgens hem voor zichzelf spreken. En filmmakers moeten zwijgen over hun boodschap en bedoelingen.
“Godard heeft vaak benadrukt dat bij het lanceren van de auteurpolitiek het belangrijke de politiek was en niet de auteurs” wist Cimino. Terwijl hij, in tegenstelling tot zijn generatiegenoten, niet met zijn filmliefde wou pronken: “Al wat ik schrijf is karaktergedreven. De beste films hebben hun roots in het echte leven, niet in andere films”.
Het geeft aan dat Cimino weinig gemeen heeft met de generatiegenoten die begin jaren zeventig startten in de context van New Hollywood. Filmmakers zoals Coppola, Lucas, Milius, Scorsese, Spielberg, Ashby en Rafelson waren het product van de tegencultuur en een Europese visie op film maar Michael Cimino begon als scenarist aan Silent Running en Magnum Force met enkel ervaring als reclamemaker en kennis van Amerikaanse genrecinema als bagage. Toch legt hij met zijn debuutfilm Thunderbolt and Lightfoot (1974) perfect zijn vinger op de tijdsgeest met een ode aan vrijheid en verzet via een komische overvalfilm en road movie.
Met een beetje geluk en veel lef versiert Cimino voor zijn tweede film een stevig budget en een indrukwekkende cast (Robert de Niro, Meryl Streep, Christopher Walken, John Savage, John Cazale). The Deer Hunter (1978) behoort tot de eerste golf Vietnamfilms maar maakt vooral indruk via een verhaal dat de impact van de oorlog op een arbeidersgemeenschap in een kleine industriële stad blootlegt.
Twee grote hoofdstukken van deze lange film focussen vooral op de proletarische personages, hun onderlinge banden en verbondenheid met de omringende natuur. Cimino blijft ook tijdens de centrale Vietnamese helletocht in de geest van zijn protagonisten waardoor de Vietcong een hoog nachtmerriegehalte krijgen. Dat was voer voor een controverse maar Cimino voelde zich niet aangesproken. Zoals hij ook weigerde in te gaan op de lezing van The Deer Hunter als homoseksueel liefdesverhaal.
Dankzij het Oscarsucces van The Deer Hunter (o.m. Oscars voor beste regisseur en beste film) mocht Cimino aan het ambitieuze westernepos Heaven’s Gate (1980 beginnen. Maar de opnamen verliepen stroef, het budget liep uit de hand, de studio liet de montage drastisch inkorten (van 300 over 219 naar 149 minuten) en het publiek negeerde de film totaal. Cimino greep in Year of the Dragon (1985) terug naar een personage dat een variant is op de gebroken held van The Deer Hunter maar de door Mickey Rourke vertolkte agent Stanley White is te arrogant, onbeschoft, primair, racistisch en gewelddadig om sympathiek en populair te zijn.
De film die woede en frustratie uitademde wekte vooral ergernis en kritiek op. Kamikaze Cimino werd er zeker niet minder omstreden op. Toen producent Sidney Beckerman The Sicilian (1987) verminkte door er 25 minuten uit te knippen kwam Cimino die klap niet meer te boven. Hij trachtte met kleine films zoals Desperate Hours (1990) en The Sunchaser (1996) terug aan te kopen met zijn roadmoviedebuut Thunderbolt and Lightfoot maar hij bleef in Hollywood persona non grata.
Een restauratie en beperkte re-release van Heaven’s Gate in 2012 leverde echter wel een kritische herwaardering op. Zo werd er op gewezen dat de in vitriool gedrenkte kritieken op de film verbonden waren met het ‘on-Amerikaanse’ karakter van deze western die toont hoe de hebzucht van de baronnen leidde tot racistisch geweld tegen indianen én (arme) immigranten en hoe de overheid zich in de klassenstrijd aan de kant van de heersende klasse schaart. It’s getting dangerous to be poor in this country. Bovendien was Heaven’s Gate met zijn traag ritme, beperkte actie, impressionistische fotografie en langgerekte scènes te onorthodox voor zijn tijd. Terwijl de heftigheid waarmee op Cimino’s werk gereageerd werd voortvloeide uit zijn ambivalentie. “Men heeft altijd etiketten op me gekleefd,” zei Cimino, “homofoob voor Thunderbolt and Lightfoot, fascist voor The Deer Hunter, racist voor Year of the Dragon, marxist voor Heaven’s Gate en geweldenaar voor Desperate Hours”.
Michael Cimino is een visueel verhalenverteller bij wie de personages primeren op de politieke boodschap maar zijn films gaan wel over het falen van en de barsten in de Amerikaanse droom. Het fysieke land, en de open ruimtes spelen daarbij een cruciale rol. Als locatie en als toevluchtsoord (zoals de healing place in The Sunchaser). Niet toevallig citeert Cimino vaak Herman Melville wanneer die stelt dat “de ruimte het centrale thema van het Amerikaanse leven is”.
Zowel Heaven’s Gate, Year of the Dragon als Desperate Hours draaien rond conflicten tussen van elkaar verschillende mensen die moeten leren samenleven en die zich dienen te verzoenen met het gewelddadig verleden van het land (inclusief de genocide van de indianen waarnaar The Sunchaser verwijst). Cimino wijst daarbij op een zekere ambivalentie: “De eenzaamheid maakt deel uit van Amerika. De pioniers waren, door de immensheid van het land, solitaire ontdekkers.
Het is gemakkelijk om plaatsen te vinden waar men volledig alleen is. Amerika is een te jong land opdat het gevoel van eenzaamheid zou kunnen verdwijnen. Meer dan eenzaamheid zou men moeten spreken over het vermogen om alleen te zijn. Het onvermogen om alleen te zijn gaat vreemd genoeg vaak samen met het verlangen om alleen te zijn. Dat is een van de karakteristieken van onze cinema. Amerikanen hebben die eenzaamheid nodig”. Cimino’s personages zijn dan ook vaak alleen, getuige de loners van Thunderbolt and Lightfoot, The Deer Hunter, Heaven’s Gate, Year of the Dragon, Desperate Hours en The Sunchaser.
“Wanneer je Heaven’s Gate eerst plaatst; gevolgd door The Deer Hunter en dan Year of the dragon heb je een zekere triptiek die peilt naar het beeld van Amerika” zegt Cimino. De rode draad zoor zijn oeuvre is de constructie én deconstructie van de mythe van het ideale Amerika. Net zoals bij John Ford zorgen rituelen voor harmonie in de gemeenschap. Het huwelijksfeest in The Deer Hunter, het dansfeest in Heaven’s Gate, de begrafenis in Year of the Dragon en de trouwpartij in The Sicilian.
Maar chaos en verwoesting zijn nooit ver af. De personages worden geleid door fataliteit. In The Deer Hunter, Heaven’s Gate, Year of the Dragon, The Sicilian en Desperate Hours zijn ze op voorhand ten dode opgeschreven. En de idealen van het land (vrijheid, vrede, gerechtigheid, melting-pot) gaan gepaard met zijn contradicties en tekortkomingen. Daardoor lijkt het land verwikkeld in de permanente strijd die ook door de geest van Cimino’s protagonisten woedt.
IVO DE KOCK
(Artikel verschenen bij DE FILMKRANT, juli 2016, Michael Cimino)