Interview William Friedkin: Paranoia vreet aan ons als een virus
“Uiteraard is Bug ook een politieke allegorie,” vertelde William Friedkin ons in Cannes, “maar het is vooral een vreemd liefdesverhaal”. De veteraan die met zijn films “de fantastiek in de realiteit zoekt” was voor het eerst op het festival aanwezig. Dankzij de Quinzaine des Réalisateurs, een sectie die vooral debutanten opvoert. De ironie beviel de filmmaker wel die in het begin van zijn carrière tussen de generatie van door tv gevormde regisseurs (Penn, Frankenheimer) en de ‘movie brats’ (Scorsese, De Palma, Spielberg) gekneld zat.
“De Quinzaine promoot originele films” glunderde Friedkin voor hij begon aan wat hij niet zag als een interview maar als “een interessante gedachtewisseling”. ‘Hurricane Billy’ (dixit biograaf Nat Segaloff ) bleek even charmant als brutaal eerlijk.
Je zag Tracy Letts toneelstuk Bug op Broadway en besloot het te verfilmen?
WILLIAM FRIEDKIN: Mijn inspiratiebronnen zijn heel verscheiden. Dat kan een schilderij zijn, een krantenartikel, muziek,… Of een briljant toneelstuk. Wat me aantrok was de kans die het aan acteurs bood. Ik begin meestal niet aan een film door over een thema na te denken, maar na een viscerale reactie op iets. Zo reageerde ik visceraal op de mogelijkheid die ik in deze intense, ambigue en mysterieuze karakterstudie zag voor prachtige rollen. Dàt interesseert me in cinema, nièt computergegenereerde beelden. Op dit punt in mijn carrière kan ik geen grote budgetten losweken voor speciale effecten maar ik zou het ook niet willen.
Wat betreft het thema; schrijver en scenarist Tracy Letts zegt terecht dat Bug eerst en vooral een liefdesverhaal is, een met insecten. Hij vertrok van de vaststelling dat mensen compromissen sluiten of hun eigen persoonlijkheid onderdrukken om tegemoet te komen aan de persoon met wie ze leven. Vanuit die invalshoek analyseerde hij paranoia. Van psychologen vernam Letts hoe de spiraal van die ziekte start. De overeenkomsten met hoe we ons gedragen in relaties leek me interessant. Zo kon ik van iets dat ons allemaal vertrouwd is naar een
minder bekende realiteit gaan.
Veranderde er veel bij de adaptatie?
FRIEDKIN: Nee. Het eerste wat ik aan Letts zei toen hij aan het scenario begon was “wanneer het niet stuk is, herstel het niet”. Ik wou het gegeven niet opentrekken omdat de claustrofobie essentieel is. Het verhaal en de vijf personages bleven. Al is er een zesde personage dat je nooit ziet. Pizza Harris, gespeeld door Bob Neill, is alleen maar een stem. Mijn specifieke inbreng is dat ik met de camera probeerde om progressief de afstand tussen de twee hoofdpersonages te verkleinen. Bovendien trachtte ik door lichtgebruik het realisme te overstijgen. Ik viseer eigenlijk een soort magisch realisme dat de fantastiek in de realiteit zoekt.
Zat de verwijzing naar Irak al in het stuk?
FRIEDKIN: Ja, de eerste Irakoorlog vormde een inspiratiebron voor het stuk en toen we draaiden was de tweede Irakoorlog bezig. De verwijzing was bewust al heb ik vermeden om te specifiek te worden. Zo blijft het actueel want er woedt altijd wel ergens een oorlog.
Waardoor er altijd beschadigde mensen rondlopen.
FRIEDKIN: Exact, het gaat om een man die terugkeert en niet weet wat met zichzelf aan te vangen. De soldaten weten het tijdens het strijdgewoel ook niet maar het front wordt voor hen een thuis. Wanneer ze naar huis terugkeren treedt er decompressie op. Wanneer je niet meer constant bang bent om te worden doodgeschoten, wat ga je dan doen? Tv kijken? En hoe wordt je verondersteld je te voelen?
De scheidingslijn tussen realiteit en illusie is in Bug dun.
FRIEDKIN: Je bent nooit zeker dat Peter Evans (Michael Shannon) de waarheid spreekt. Het is heel goed mogelijk dat alles een waanvoorstelling van hem is. Zo’n mensen ontmoet je constant. De meesten hebben verscheidene identiteiten, velen hebben een opgeblazen zelfbeeld en stellen zich anders voor dan ze werkelijk zijn. Ik ben niet zeker dat Evans een oorlogsveteraan is. Het kan ook dat er medische experimenten op hem zijn uitgevoerd. Hij moet geloven dat hij een veteraan is om te overleven maar ik twijfel of hij is wie hij zegt te zijn. Dat interesseert me in al deze personages: het is niet duidelijk wie en wat ze zijn. Juist dat vind ik heel realistisch. De personages in BUG kunnen wezens zijn ontstaan uit de nood van de ander. Dat is met de jeugd verbonden, waar kinderen denkbeeldige vriendjes uitvinden om hun relatie met de realiteit leefbaar te maken. Kunst en film zie ik als een externe realiteit waarvoor je een geloofssysteem ontwikkelt, waar je gelooft in de mogelijkheid om een wereld te ensceneren die echter is dan de reële wereld.
Bug gaat ook over angst. Is dat nog de angst van The Exorcist?
FRIEDKIN: De angst in The Exorcist leek echt en die in Bug is grotendeels irrationeel. Het idee van de helikopter die buiten de motelkamer opduikt en door Evans en Agnes White (Ashley Judd) heel fysiek wordt ervaren, is mogelijk een illusie. Ben je nooit op een plaats geweest waar je geest je naar elders transporteerde? Ik wel! Vaak creëert mijn geest kleine scenario’s waaraan ik graag deelneem. Dat is voor mij de deur naar Bug. Ik ben niet zeker dat er een helikopter is. Je ziet hem ook nooit. We hadden een toestel kunnen tonen. Ons budget was beperkt maar er bleef voldoende geld om zo’n shot in te lassen. Bevestiging leek me echter niet nodig. En het publiek gelooft sowieso dat er een helikopter is. Maar zeker is het niet. Is er al een helikopter, dan passeert hij misschien wel toevallig.
Zoals Pizza Harris! De helikopter symboliseert de irrationele angsten van de Amerikanen.
FRIEDKIN: Er leeft momenteel meer irrationele angst in de VS dan op eender welk moment in de geschiedenis. Toen ik in Chicago opgroeide woonden we met 200 families samen in een appartementsgebouw. Alle deuren stonden open, altijd. Wanneer ik van school kwam nodigden buren me uit om een sandwich te eten. Het ontbreken van airco zette ons aan om met zijn allen in een park samen te komen. Ik leefde er ‘s avonds met mijn moeder, vader en duizenden andere mensen. Vandaag zijn velen bang om in datzelfde park te gaan wandelen. Overdag! De angst blijft maar groeien en oogt niet langer irrationeel. Er lijkt een vijand te zijn. Vaak weten we niet wie de vijand is en vaak zijn wij het.
De angst lijkt naar andere landen en regio’s te zijn overgeslagen.
FRIEDKIN: Ik denk dat je gelijk hebt. Je vindt dat soort onschuld waarover ik sprak nergens meer. Misschien in Nieuw-Zeeland? Ik weet het niet. In Amerika werd het na 9/11 in elk geval erger. Toen ik na de aanslagen in New York naar Bug ging zien, viel me op hoe het publiek reageerde op “we zullen nooit meer veilig zijn, niet op deze planeet”. Tracy vertelde me dat deze repliek voor 9/11 op gelach werd onthaald. Daarna kreeg het een heel andere betekenis.
Besmetting, het overslaan van een virus, vormt een rode draad door je werk.
FRIEDKIN: Toegegeven, het is een obsessie. Besmetting was het centrale thema van Cruising; met zijn onverklaarbare doden in homokringen een metaforische evocatie van het begin van de aids-epidemie, toen het virus nog niet was geïdentificeerd. Een andere obsessie is paranoia, met irrationele angst voor een gevaar dat buiten beeld dreigt. Het woud in The Hunted filmde ik als een claustrofobische ruimte, net zoals de motelkamer in Bug. Ach, ik maak altijd dezelfde film. Ik film aan hun lot overgelaten en geterroriseerde individuen, wat we allemaal ooit wel eens zijn. Zeker vandaag in de VS, waar paranoia als een virus aan de samenleving vreet. Het is alsof de monsters elk ogenblik voor onze deur kunnen staan.
In het begin van je carrière waren er echo’s van de Vietnamoorlog in je werk. Zie je op dat vlak een evolutie?
FRIEDKIN: Ja, toen ik jonger was, leefde er door de Vietnamoorlog ontzettend veel woede en agressie. Het verzet deed uiteindelijk de oorlog stoppen. Ik voel op dat ogenblik hetzelfde verzet niet. Niet bij de mensen. Wel in de media die naar de Irakoorlog uithalen. Ten tijde van Vietnam waren er miljoenen betogers in de straten. Over het hele land. Vandaag ‘pikken’ meer mensen de oorlog, veelmeer dan ik had verwacht. Ik denk dat de regering er in is geslaagd om de bevolking te verdoven. Dat suggereert Peter Evans trouwens in Bug.
Heb je geen zin om dat te vertalen in een nieuw duivelverhaal?
FRIEDKIN: Nee, ik denk dat het thema uitgemolken is. Wat ga je doen: een nieuwe zoon van de duivel? Nu is het zelfs niet meer realistisch. Toen ik The Exorcist maakte geloofde ik – en dat doe ik nog altijd – in wat de film vertelde. Ik geloof dat demonische bezetenheid bestaat. Gedrag kan vaak op geen enkele andere manier worden verklaard. Zo kan je nazi-Duitsland zien als geval van duivelse bezetenheid. Bezetenheid op massale schaal. Ik geloof dat een heel land, of toch een voldoende groot deel, in gewelddadige waanzin meeging. Wanneer een land in dergelijk destructief gedrag verzeilt, is er geen andere praktische verklaring. Maar als thema voor een film? Ik zag al jaren niets meer van het niveau (van Roman Polanski’s) Rosemary’s Baby, waar het gevoel van de geboorte van de zoon van de duivel reëel werd. Even reëel als religieuze mythen. De religieuze mythes die duizenden jaren overleefden gaan niet met bewijzen gepaard. Het zit allemaal in de mensen zelf. Christenen hoeven geen zekerheid omtrent wat in de bijbel wordt beschreven om te beseffen dat er veel te leren valt uit de leer van Christus. Of het gebeurd is of niet. Ik heb er voor gekozen om te geloven dat al wat in het Nieuwe Testament staat echt gebeurd is. Ik kaner niet aan doen, ik geloof dat, al ben ik niet christelijk.
Tot slot, wat is je favoriete film aller tijden?
FRIEDKIN: Citizen Kane. Orson Welles’ film is op alle vlakken hoogstaand: scenario, fotografie, decor, muziek, montage, vertolkingen,… Het deed me verlangen om ook zoiets te doen. Dat het me nog altijd niet gelukt is zet me aan om films te blijven maken.
Hoe sta je tegenover de hedendaagse Amerikaanse cinema?
FRIEDKIN: Onverschillig. Films die geconcipieerd lijken voor de afgeleide producten, nietszeggende teenagerfilms, blockbusters gebaseerd op special effects,… Ik herken me niet in die cinema. Daarom draai ik Bug, ver weg van het systeem dat zielloze wegwerpcinema produceert.
IVO DE KOCK
(Interview verschenen in FILMMAGIE , n° 587, september 2008)
INTERVIEW FESTIVAL DE CANNES – 20 MEI 2006