Roadmovies als moderne Odyssee: Onderweg tussen droom en ontnuchtering

feb 23, 2016   //   by Ivo De Kock   //   actueel, avontuur, genre, thema  //  No Comments
8749_031-w1© Gregory Smith

ON THE ROAD

“The road is life” en “We blew it!”. Tussen droom en ontnuchtering, tussen optimisme en vertwijfeling, tussen hoop en melancholie gaapt een kloof van 12 jaar overbrugd door de odyssee van een generatie. Het eerste statement schreef Jack Kerouac anno 1957 neer in ‘On the Road’, de moeder van alle roadnovels, de tweede uitspraak is die van een biker in Dennis Hoppers uit 1969 daterende Easy Rider, de moeder van alle roadmovies.

De roadmovie en roadnovel zijn Amerikaanse genres met een universele uitstraling die fungeren als barometer van het ‘verzet’ in crisistijden en als spiegel van een samenleving in beweging. Aangezien een socio-economische malaise een creatieve goudmijn is voor het genre, lijkt het kwestie van tijd voor de nieuwe Easy Rider en ‘On the Road’ aangeven wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan.

De eerste voortekenen zijn er. Kort na elkaar bereikten twee roadmovies onze bioscopen. Paulo Sorrentino’s postmoderne wraakqueeste This Must Be the Place en On the Road, Walter Salles’ verfilming van Kerouacs roman over twee vrije geesten die tijdens hun tocht door het hart van Amerika op zoek gaan naar ervaringen en vrijheid. Terwijl Geert Mak in ‘Reizen zonder John’ dezelfde tocht door Amerika – van oost naar west en terug – maakt dan John Steinbeck in 1960 voor zijn ‘Travels with Charley’.

Niet toevallig nemen niet-Amerikanen, ‘outsiders’ met een passie voor dit land vol contradicties (“te extreem divers om te vatten, te paradoxaal om te begrijpen” dixit Mak), het voortouw. De roadmovie en roadnovel verstrengelen verwondering en woede, avontuur en reflectie. Gesneden koek voor wie als buitenstaander naar binnen kijkt. Maar de Amerikaanse cineasten en schrijvers zullen met hun meer directe aanpak van dit concept zeker volgen.

Ook al lijken roadmovies omwille van het pioniersthema een typisch Amerikaans fenomeen, het idee van de roadmovie is eigenlijk zo oud als de klassieke Griekse schrijver Homerus, die zijn held Odysseus na afloop van de Trojaanse oorlog tien jaar lang op reis stuurde. Er volgden door de eeuwen heen nog verschillende mythische en bijbelse queesten.

Reisverhalen van rondtrekkende middeleeuwse kooplieden, geestelijken en pelgrims; Dante Alighieri’s tocht doorheen hel, vagevuur en paradijs in ‘La Divina Comedia’ of de verhalen die pelgrims elkaar op reis vertellen in Geoffrey Chaucers raamvertelling ‘The Canterbury Tales’. De roadmovie heeft een lange voorgeschiedenis in de literatuur en het onderweg zijn stelt als eeuwenoud thema metafysische vragen naar de zin en de betekenis van het leven. Daarom kan men zelfs stellen dat de roadmovie het meest essentiële van alle filmgenres is; in haast elke film reist iemand – letterlijk of figuurlijk – van A naar B waardoor die film een roadmovie wordt.

77780038© Gregory Smith

ON THE ROAD

Maar de roadmovie is vooral ook een genre met een eigen locatie (asfalt als canvas, de weg als leidraad door de ruimte) en thematiek. Roadmovies vatten het leven in beweging, vertellen het verhaal van een odyssee die verbonden is met ons verlangen om te zwerven, nieuwe gebieden te ontdekken en avonturen vast te leggen.

Ze springen uit de band doordat de motor van de tocht meestal een inwendig conflict bij de hoofdpersonages is. En vooral ook: ze ondergraven conformisme door de nadruk te leggen op de ervaring, op de tocht en niet op de bestemming of het morele oordeel. Volgens genrekenner Walter Salles gaan roadmovies “over wat we van de ander, van wie anders is dan wij, kunnen leren. In een wereld die deze waarden steeds meer in vraag stelt kan het belang van de roadmovie als vorm van verzet niet onderschat worden”.

There’s no more ‘away’”, we kunnen niet meer ‘weg’; zo duidde Beat-dichter Lawrence Ferlinghetti het verschil tussen de jaren 50 en 60 – de periode waarin de roadmovie en roadnovel zich lieten opmerken – en de 21ste eeuw. Toen was er nog een wereld te ontdekken en in kaart te brengen, nu lijkt de topografie vast te liggen. Maar is dat wel zo? De V.S. blijft een land van immense ruimte; een leeg land waar vlakte na vlakte elkaar opvolgen en hier een daar een oase opduikt van mensen voor wie het eigen stadje het hart van de wereld is.

En pas na lang rijden bereik je het volgende hart van de wereld. Met bewoners die, net als de meeste Amerikanen, geen paspoort bezitten en nooit in het buitenland zijn geweest. Voor hen volstaat die ruimte tussen de negentiende eeuwse stadjes – met een stadskern en een hoofdstraat – waarop het nostalgische zelfbeeld van Amerika rust. Steinbeck ging in ‘Travels with Carley’ op zoek naar Main Street, USA én naar de immense ruimtes tussen deze droomstadjes. Het eerste is vernietigd door de suburds en de shopping malls, het tweede bestaat nog steeds. De leegte blijft immens.

The Searchers

THE SEARCHERS

De leegte van het Westen was een geografie van mogelijkheden” schreef Gretel Ehrlich in ‘The Solace of Open Spaces’, “ruimte heeft een spiritueel equivalent en kan onze wonden genezen”. In de kleibodem van Wyoming wordt bentoniet (dat speciale kleimineralen bevat die de samenhang van zandkorreltjes sterk verbeteren) ontgonnen, een product dat gebruikt wordt als opvuller in kauwgom en lippenstift.

“Wij Amerikanen zijn dol op opvullers,” aldus Ehrlich, “we vertonen een culturele tendens die neigt naar ontkenning. Je hoeft maar naar onze huizen te zien om op te merken dat we bouwen tegen de ruimte, zoals we drinken tegen pijn en eenzaamheid. We vullen de ruimte op met dingen die ons beletten te zien wat er reeds is”.

Volgens de protagonist van ‘On the Road’ zijn “de enige mensen die mij boeien de gekken, degenen die alles tegelijk verlangen”. Roadverhalen gaan over de romantiek van het reizen, van het achterlaten van alles en gewoon gáán, en focussen bijna altijd op buitenstaanders. Op outcasts en rebellen, mensen die uitgespuwd worden door de ‘normale’ samenleving of die zich verzetten tegen het geregelde leven en het gevestigde systeem. Het is geen toeval dat Easy Rider en ‘On the Road’ uitgroeiden tot symbolen van een tegencultuur waaraan een hele nieuwe generatie zijn identiteit ontleende. Uit eigen keuze, uit vrije wil.

EASYRIDER-SPTI-14.tif

EASY RIDER

De term ‘roadmovie’ ontstond pas laat (en het afgeleide literaire concept ‘roadnovel’ nog later), zodat heel wat ‘oude’ films en boeken pas achteraf dit etiket verkregen. In september 1970 was er, bij de release van Five Easy Pieces (een film van Bob Rafelson met Jack Nicholson), voor het eerst sprake van een ‘road picture’.

Pas drie jaar later werd de officiële naam ‘road movie’. Maar de film die het uithangbord van het genre werd, Easy Rider, was toen al uitgegroeid tot een commerciële hit. De in 1969 uitgebrachte film van regisseur Dennis Hopper en producent Peter Fonda is een moderne western met een eenvoudig verhaal – twee hippie motorrijders reizen door Amerika na een succesvolle drugsdeal – die bol staat van pop-iconen.

Maar ook de tegencultuur is nadrukkelijk aanwezig. Het doorkruiste land wordt getypeerd door materialisme terwijl de anti-helden idealistische outsiders zijn gedreven door optimisme én verzet. Maar de enige echte activist sneuvelt. Daarbij blijkt de angst van de ‘normale’ burger verder te gaan dan die voor het ‘anders zijn’ van de zwerver.

Nonconformisme bedreigt de grenzen die de consumptiemaatschappij aan vrijheid stelt (de overgang van de overlevingssamenleving van de pioniers en de depressiejaren naar een consumptiesamenleving is net achter de rug). De personages van Easy Rider symboliseren de contradicties van een vluchtige Amerikaanse Droom. Zoals bij elke roadmovie is er een spanning tussen de epische dimensie die de tocht krijgt én het naïeve egoïsme van de reizigers.

“De roadmovie komt laat op de proppen (in de filmgeschiedenis) en is in grote mate schatplichtig aan de western, voegt er een hernieuwde hoop op verovering van het Westen aan toe samen met een kritische herlezing” zegt Bernard Benoliel, samen met Jean-Baptiste Thoret auteur van ‘Road Movie, USA’.

Volgens dit duo overstijgt de roadmovie het idee van genre “omdat het een manier van leven uitdrukt en een Amerikaanse road culture actualiseert die begon met trails en rivieren en zich uitbreidde tot de camera obscura van de interstellaire ruimte en de geschiedenis van een continent”.

In hun intro ‘Odysseeën van de ruimte’ stellen ze dat “dit hybride genre eerder een specifiek Amerikaans leidmotief is dat de cultuur van de road verbindt met een problematische horizon en de verovering van het westen. Het is vooral een hefboom om zowel de Amerikaanse geschiedenis en ruimte als de stichtingsidealen van vrijheid en volk te benaderen”.

Roadmovies zitten daarom ook vol paradoxen. De paradox van de reis op zoek naar een toekomst die vooral sporen van het verleden aantreft (zoals de depressiejaren in ‘Bonnie and Clyde’ en ‘Bound for Glory’). De paradox van de fysieke reis die vooral een reis door de geest en verbeelding is (‘The Wizard of Oz’).

Electra

ELECTRA GLIDE IN BLUE

En de paradox van de tocht die via het landschap, de ruimte, op zoek gaat naar het Amerikaanse volk. De roadmovie vond zijn naam begin jaren 70 met Easy Rider, Five Easy Pieces en Electra Glide in Blue maar het traject (een tegelijk utopische en dramatische odyssee door Amerika) en de emoties (hoop, optimisme, melancholie, ontgoocheling) kan men ook terugvinden in oudere films. Zoals in Chaplins Modern Times dat eindigt met het iconische beeld van de ’tramp’ en zijn geliefde die richting horizon stappen.

Opnieuw een paradox: de ‘drifter’ probeert zich te integreren in de ‘nieuwe wereld’ maar wil ook ontsnappen uit de samenleving. In The Grapes of Wrath tracht Tom Joad naar huis terug te keren nadat hij vaststelde dat de ‘open road’ soms doodloopt. In The Searchers neemt Ethan Edwards (John Wayne) zijn door indianen ontvoerde blanke nicht Debbie met een “Let’s go home” in de armen na een lange tocht door sneeuw, zand en wind. Edwards is iemand die verscheurd is tussen obsessieve liefde en vernietigingsdrift, tussen de wil zich te vestigen en de drang te blijven rondzwerven. Deze nomadische cowboy is zowat de archetypische roadmovie-held.

In het (door Vietnam en rassenconflicten) getraumatiseerde Amerika van de seventies verbinden door de tegencultuur gekleurde roadmovies zoals Badlands, Paper Moon, Bonnie and Clyde en Bound for Glory de tocht naar het hart van Amerika met de grote depressie van de jaren 30. Terwijl Two-Lane Blacktop, Vanishing Point, Jackson County Jail, Man in the Wilderness en Pat Garrett and Billy the Kid thema’s als geweld, verzet, repressie, racisme en einde-van-een-tijdperk introduceren.

De rode draad door al deze roadmovies? Het feit dat de ‘road’ leert dat de scheidingslijn tussen de Amerikaanse Droom en de Amerikaanse Nachtmerrie erg dun is. Een gegeven dat ook opduikt in ‘oudere’ films. Zowel in Frank Capra’s luchtige It happened one night als in het donkere Detour; in de gemeenschapsfilm Stagecoach en de individualistische paranoia-thriller North by Northwest; in de destructieve komedie The General en de zwarte tragikomedie Bring me the head of Alfredo Garcia.

Thelma

THELMA AND LOUISE

Als verzamelplaats voor droombeelden, excessen en tegenstellingen is de roadmovie van alle tijden: “Het is een geschiedenis die tot vandaag verder loopt en toekomst heeft zolang de existentiële nood to take the road zich laat voelen” lezen we in ‘Road Movie, USA’. Getuige de neo-roadmovies Stranger than Paradise, Dead Man, Starman, A Perfect World, Lost in America, Something Wild, Thelma and Louise, Mala Noche en Paris, Texas. Maar vooral ook Gerry, My Own Private Idaho, Into the Wild, The Brown Bunny, Collateral en Tron: Legacy die de tocht richting 21ste eeuw sturen met de metafysische beeldvorming van een natie in beweging. Twee fatale tochten springen eruit. In Into the Wild vertelt Sean Penn het (waargebeurde) verhaal van een 22-jarige drop out die zijn gegoede familie verlaat om westwaarts te trekken en zich als ‘esthetische reiziger’ in de wildernis te begeven. Om in een nieuw land een nieuwe identiteit te vinden. De rusteloze zwerver onderneemt zowel een inwendige reis als een overlevingstocht die fungeert als overgangsritueel. Ook in Gerry duikt de tegencultuur weer op. Gus Van Sant introduceert twee Gerry’s die eindeloos stappen in de woestijn, verloren lopen en de dood tegenkomen. Deze dialoogarme existentiële fabel is een visuele trip waarin geasfalteerde banen verlaten worden voor een maagdelijk rots- en woestijnlandschap. ‘On the road’ gaan, op weg naar de horizon trekken, wordt zich verliezen in een immense open ruimte, verdwijnen in de leegte.

De roadmovie is een naoorlogs genre dat zijn ontstaansperiode overstijgt, dat ons anders doet kijken naar vroegere films en hedendaagse filmmakers inspireert om een nieuwe invulling te geven aan het concept. Voor de roadnovel is dat niet anders. Met elementen van de nobele of de picareske queeste wordt een tocht opgebouwd die herinnert aan het verlangen van Huckleberry Finn en Tom Sawyer (‘The Adventures of Tom Tawyer’ van Mark Twain) om te ontsnappen aan de beschaving door “lighting out for the Territory”. De basis wordt gelegd in de eerste roadnovel, het in 1919 door Sinclair Lewis geschreven ‘Free Air’. Ook hier staat een paradox centraal. Automobilisten sleuren, in hun afhankelijkheid van technologie, de samenleving mee die ze ontvluchten. De roadnovel werd een populair genre in de jaren 50, toen een verhoogde welvaart ervoor zorgde dat de meeste Amerikanen een auto konden kopen én president Eisenhower een gigantische snelwegen-bouwproject lanceerde. Het zette de Beats aan “lighting out” te vertalen naar “dropping out”. De sleutelrol daarbij was weggelegd voor Kerouacs ‘On the Road’.

Gerry 2

GERRY

“Mijn eerste indruk was dat het boek ging over het beleven van elk moment van het leven alsof het het laatste moment was, “to burn burn burn like Roman candles in the night”, maar ook over die momenten waar je even kon rusten voor de volgende reis om na te denken over wat je had beleefd,” aldus Walter Salles, “het is geen toeval dat het verhaal vooruit gaat en dan de verteller terug voert naar het huis van zijn moeder. Na het experiment belandt hij weer in een beschermende, gesloten familie-omgeving met zijn conservatieve, katholieke stempel. Je voelt dat geloof belangrijk was in zijn familie. Het is straf dat Kerouac die opvoeding achterliet en onbekende werelden ontdekte zonder ze te be- of veroordelen”.

Kerouac inspireerde een pak literaire dropouts zoals Ken Kesey, Tom Wolfe (‘The Electric Kool-Aid Acid Test’) en Hunter S. Thompson (‘Fear and Loathing in Las Vegas’). Maar ook hier geldt hetzelfde als bij de roadmovies; ‘On the Road’ werd een referentiewerk dat verbonden is met vroegere en latere literaire werken. Even grasduinen door het aanbod levert een pak boeiende roadnovels op. Gekende klassiekers zoals ‘The Sound and the Fury’ (William Faulkner), ‘The Grapes of Wrath’ (John Steinbeck), ‘Tobacco Road’ (Erskine Caldwell), ‘Hoosier Holliday’ (Theodore Dreisser) en ‘The Great Gatsby’ (Scott Fitzgerald). Maar ook uitstekende werken zoals ‘The Road’ (Cormac McCarthy), ‘The Music of Chance’ (Paul Auster), ‘Finding Signs’ (Charlene Baker), ‘Heading West’ (Doris Betts), ‘In Patagonia’ (Bruce Chatwin), ‘Wild at heart’ (Barry Gifford) en ‘Crazy in Alabama’ (Mark Childress). Of ook nog buitenbeentjes zoals Larry McMurtry’s ‘Lonesome Dove ‘, het verhaal van een groep cowboys die van een ranch in Texas naar de wildernis van Montana trekken. Een stevig portret van road-avonturiers geconfronteerd met fysieke hindernissen en mentale beproevingen. Maar zonder asfalt en wegen. Want ’the road’ is hier zelf te trekken.

Something wild

SOMETHING WILD

Dat de roadnovel durft experimenteren blijkt uit het op de grens van fictie en non-fictie balancerende ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’ van Robert Pirsig. Enerzijds is dit een roadbook, een verslag van de reis door Amerika op een Harley-Davidson door een vader (die na een elektroshock-behandeling in een psychiatrische kliniek zijn geheugen is kwijtgespeeld) en zijn zoon. Waarbij de vader opnieuw kennismaakt met zijn zoon en zijn eigen verleden. Anderzijds is het een filosofisch werk dat peilt naar het conflict tussen de oppervlakkige verschijningsvorm van dingen en onderliggende betekenissen. In de woorden van Pirsig “een onderzoek naar waarden”. De kracht van dit werk is de intense verstrengeling van zowel het avontuur van de reis en de betekenis van de ervaring, van emoties en zingeving. Door zijn tegelijk episch en spiritueel karakter is Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’ een van de markantste werken van het roadnovel canon.

Maar misschien komen de beste roadmovies en roadnovels er nog aan. Het genre lijkt in ieder te passen in de tijdsgeest. “Barry Gifford zei dat toen hij in de jaren 80 aan het scenario werkte, je de boeken van Kerouac niet kon vinden in de Amerikaanse winkels,” zegt Walter Salles, “ze werden niet meer gedrukt. Dat was de periode van Reaganomics en de wereld ging in een andere richting. Het boek vertelt over de noodzaak om te leven en onderzoeken in de eerste persoon, in de eerste graad, en niet indirect. Dat is iets dat een moderniteit verworven heeft. Jonge mensen probeerden dit te doen tijdens de Arabische lente. Gedreven door een verlangen om via eigen ervaringen te herdefiniëren hoe de wereld zou moeten zijn. Dat is iets heel anders dan het gevoel in de jaren 80 en 90, de jaren van conformisme”. Het is wachten op de Occupy-versie van Easy Rider, On the Road of The Great Gatsby.

IVO DE KOCK

(Artikel verschenen in DE LEESWOLF, november 2012)

Bound for glory

BOUND FOR GLORY

Leave a comment