Robbe De Herts Hollywood aan de Schelde: Testamentfilm én urgente cinema.

sep 8, 2020   //   by Ivo De Kock   //   actueel, Algemeen, Belgische cinema, documentaire, film, genre, regisseur, thema  //  No Comments
2017/11/01, Antwerpen, Belgium. Boekenbeurs 2017. Samen met assistente Joke Sluydts en producer Willem Thijssen maakt Robbe De Hert enkele interviews voor zijn documentaire Hollywood aan de Schelde.

De sociale erfenis van Robbe De Hert (1942-2020) blijft liggen. Dat geraakte wat ondergesneeuwd door de lawine lofzangen bij het overlijden van de tijdens zijn leven en filmcarrière vaak uitgespuwde Antwerpse cineast. Zijn liefde, nee: passie, voor cinema stond wel in de spotlight. Met dank aan zijn mooie testamentdocumentaire Hollywood aan de Schelde.

Robbe op de set van Camera Sutra

Lang, lang geleden, toen Filmmagie nog Film & Televisie heette stonden er heel even enkele calico’s – met de hand op grote panelen geschilderde filmaffiches die de bioscopen sierden van het samen met het Rex concern ter ziele gegane ‘Antwerpen Kinemastad’ – in de gangen die het tijdschrift en documentatiecentrum Docip deelden. Robbe De Hert kon daar met zijn aanstekelijk enthousiasme uren over vertellen telkens hij passeerde. Net als over de in de vergetelheid gesukkelde Belgische affichekunst, nu enkel nog naar waarde geschat in verzamelaarskringen.

Daarom zijn we best tevreden met de affiche van Hollywood aan de Schelde, nu ook de cover van de dvd. OK, misschien was het leuker geweest om de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal er Alien-gewijs uit het hoofd van De Hert zelf i.p.v. uit dat van een ernstige Jan Verheyen te zien opduiken maar ergens past het bij de bescheidenheid waarmee ‘de Robbe’ zichzelf ‘plaatst’ in deze nochtans ultrapersoonlijke zoektocht naar het leven en lijden van de Vlaamse film. En ‘de Jan’ zorgt met enkele kleurrijk aangedikte anekdotes ook voor de vrolijke noot in de documentaire, wat Vlaanderens productiefste filmmaker recht geeft op dit plekje.

Robbe tijdens Hollywood aan de Schelde

Bloed, zweet en tranen

Enkele dagen voor zijn dood schonk Robbe De Hert de filmspoelen, scenario’s, correspondentie en documentatie die hij had opgestapeld aan Universiteit Antwerpen om alles te laten ontsluiten via een ‘Fugitive Cinema Archief’. Het beeldarchief omvat zo’n 230 filmspoelen, waartussen het team onder leiding van professor Gertjans Willems parels hoopt te ontdekken, die uiteindelijk in het archiefdepot van de Brusselse CINEMATEK bewaard zullen worden. Dat is goed nieuws maar illustreert andermaal dat de verzamelwoede van De Hert verbonden was met een verlangen de geschiedenis van de Vlaamse film te blijven vastleggen en reconstrueren.

Het reilen en zeilen van de filmwereld zette De Hert reeds in het begin van zijn carrière aan om naar de pen te grijpen. Stukken geschreven in een uitbarsting van energie verschenen in filmtijdschriften zoals ‘Andere Sinema’ en ‘Film & Televisie’, ook al belanden ze steevast na de deadline op de redacties en was er nog wat werk aan. Later volgden boeken, ‘Drinkend hert bij zonsondergang’ en ‘Het drinkend hert in het nauw’, maar De Hert begon meer en meer met de camera getuigenissen vast te leggen. Dat leidde in 2001 tot Hollywood aan de Schelde, een televisieserie voor de Antwerpse regionale TV-zender ATV die achteraf gebundeld werd in een documentaire.

2017/11/01, Antwerpen, Belgium. Boekenbeurs 2017. Samen met assistente Joke Sluydts en producer Willem Thijssen maakt Robbe De Hert enkele interviews voor zijn documentaire Hollywood aan de Schelde. Hier met auteur Tom Lanoye.

Toen de video van de documentaire werd voorgesteld in de Antwerpse cinema Cartoon’s schrokken de verantwoordelijken zich een hoedje toen De Hert zei dat er “materiaal voor nog tien reeksen” was. Voorzichtig stelden ze dat de ondertitel ‘deel 1’ nog geen zekerheid inhield i.v.m. een vervolg. Maar De Hert benadrukte heftig dat heel wat beeldmateriaal dreigde verloren te gaan. En dat hij niet kon wachten om een aantal belangrijke, ondertussen stokoude getuigen te vereeuwigen.

Maar, zo gaf hij ons achteraf toe, “wanneer die oude gasten beginnen te liegen vind je geen mensen meer die dat tegenspreken, schat.” Nadat er in 2004 nog een ‘deel 2’ kwam leek de ultieme Hollywood aan de Schelde een onrealiseerbare droom te blijven tot crowdfunding, een beperkte overheidssubsidie, actieve supporters en gedreven medewerkers (met een cruciale rol voor assistente Joke Sluydts) er anders over besliste en de documentaire in 2018 afgewerkt en voorgesteld kon worden. Het heeft meer dan 2 decennia bloed, zweet en tranen gekost.

Jan Decleir & Robbe De Hert

Vlaamse filmgeschiedenis in beeld

Hollywood aan de Schelde is een uniek document over de geschiedenis van de Vlaamse film én een uitstekende, onderhoudende documentaire geworden. Daar waar de versie van 2001 nog ietwat chaotisch oogde, “alsof men te veel verhalen tegelijkertijd wil vertellen” schreven we in Film & Televisie, is de versie van 2018 beter gestructureerd, met meer diepgang ook en een nauwere aansluiting bij de actualiteit. Zo versterken filmmakers Adil El Arbi en Bilall Fallah het Hollywood luik van dit project en zorgen ze ervoor dat de ‘allochtone’ film ook aan bod komt. Terwijl er, voorzichtig, van aan de Schelde naar Brussel en Wallonië wordt gekeken, met dank aan Marc Didden (Brussels by Night) en Jaco van Dormael (Toto le héros).

Er is wel tijd verstreken. Verwijzend naar de interviews spreekt de hoestekst over “lang overleden groten als Hugo Claus, Bobbejaan Schoepen en André Delvaux” en zijn Erik Van Looy en Jan Verheyen ondertussen “gevestigde waarden.” Het vergroot de historische waarde van Hollywood aan de Schelde en het is dan ook fijn dat de volledige interviews met Jan Decleir, Frank Van Passel, Albert Bert en Hugo Claus als bonus bij deze dvd zitten. Bert belicht de ontstaansgeschiedenis van Kinepolis en gevraagd naar hoe aangewezen het is een VAF intendant voor een kortere periode aan te stellen én te laten verkiezen spreekt Van Passel de gevleugelde woorden “ik denk dat er in de sector geen plaats is voor democratie” uit.

Erik Van Looy & Robbe De Hert

De interviews van Hollywood aan de Schelde zijn onderhoudend en bevatten naast heldere inzichten ook geestige anekdotes. Geïllustreerd met leuke filmclips. Terwijl legendarische momenten – zoals de ‘potgrond’-dialoog uit Alles moet weg (1996) of de Ledda shootout in De Zaak Alzheimer (2003) – geduid worden. Er is vooral ook hard en geïnspireerd gewerkt aan de montage en dat levert sterke overgangen op. Zo wordt bij de verhalen over bioscoopuitbating tijdens W.O.II gesneden naar filmscènes in filmzalen en -projectieruimtes (Gaston’s War, Een vrouw tussen hond en wolf).

Terwijl de Amerikaanse avonturen van Verheyen, Van Looy, Van Groeningen, Roskam en Deruddere knipogend afgesloten worden met de dialoog “Ik zou graag eens naar Amerika gaan” uit Hugo Claus’ De Vijanden (1968, met Robbe De Hert). Krachtig is ook de Claus quote “wanneer met vraagt welke films ik gemaakt heb weiger ik dat onding te vermelden” gevolgd door een veelzeggend dialoogfragment uit De Leeuw van Vlaanderen (1985): “De vrijheid krijg je niet geschonken. Je moet er voor vechten. De vrijheid gaat in bloed gedrenkt.”

Stijn Coninx, Robbe De Hert & Joke Sluydts

Opmerkelijk is de relatief zalvende toon van Hollywood aan de Schelde. Er vallen kritische woorden over “de filmcommissie” en “het VAF” maar daar waar De Hert bij andere gelegenheden scherp uithaalde naar commercanten, dilettanten en producenten vinden er hier geen afrekeningen plaats. Hoogstens wordt wat gelachten met ondertussen zelf in de vergetelheid gesukkelde BV’s die niet weten wie Charel Janssens (het prototype van de Antwerpse komische acteur) is maar het leukste daar is Robbe’s “Hoe wette gaai da?” wanneer Koen De Bouw wel op de hoogte blijkt. Er had trouwens best wat meer Robbe in de documentaire gemogen want met zijn persoonlijkheid maakt hij steevast indruk. Wanneer Gaston Berghmans er op wijst dat Robbe niet bij de première van Zware Jongens was (“jij zat in het café aan de overkant”) repliceert de filmmaker: “Maar een première is ook een begrafenis, he.” Gaston schuddebolt: “Ongelooflijk.” Op Robbe kon je kwaad zijn maar niet blijven.

Antwerpen en de Amerikaanse parking

Na een sappige anekdote van Hilde Van Mieghem die op school gekapitteld werd omdat ze zoals Willeke Van Ammelrooy wou zijn (“Natuurlijk wou ik zo’n vrouw worden”) start commentator Michael Pas de ‘Fugitive in Exile’ productie: “Robbe De Hert, die al een halve eeuw deel uitmaakt van de Vlaamse film, verzamelde zo’n 200 uur van interviews, fragmenten en citaten met verhalen over slagen en falen. Dit is het verhaal van film in Vlaanderen, van Hollywood. Verteld volgens het recept van Robbe zelf, met roddels en anekdotes.” We missen daarbij het tragische verhaal van de ultrabegaafde, maar aan zijn lot overgelaten, verhalenverteller Jef Cassiers die De Hert in 2001 nog bracht maar in 2018 wegens totaal vergeten links laat liggen.

Robbe De Hert & Jan Verheyen

Edith Kiel is er echter wel bij en introduceert meteen een begrip dat zal terugkeren: publieksfilm. “Je moet je publiek kennen,” zegt de cineaste van o.m. Hoe zotter hoe liever, “wij hebben niet veel elite. Het land is klein, voor dat je daar een film kunt amortiseren dat is… Dan moet je iets maken wat een publiek bevalt. Begin hier niet met een probleemfilm dat hebben ze niet graag. Ze lachen hier het liefst. Lachen is trouwens gezond.” Een bruggetje naar de nog altijd meest bekeken Vlaamse ooit De Witte (1934). De voorzichtige poging een Antwerpse filmindustrie op te starten tijdens het interbellum wordt geschetst, gevolgd door wat de Duitse bezetting en betekende voor de filmbeleving. Verhalen van rebellie (Duitse journaals die met een verkeerde snelheid werd geridiculiseerd), schuldige pleziertjes (Claus die speurde naar het houten been van Zarah Leander) en verlies (verwoesting van Ciné Rex door een V2 bom).

Hollywood komt frontaal in beeld wanneer verteld wordt hoe Amerikaanse filmmaatschappijen net na de oorlog ons land overspoelden met films en zo de basis legden voor een jarenlange hegemonie. Een economisch gegeven met culturele implicaties want de Amerikaanse film zou lang model staan voor de Vlaamse film terwijl jonge filmmakers gingen dromen van Amerikaanse uitstapjes. “De Amerikanen beschouwden België als een aanhangsel van de Verenigde Staten waar men de film uittestte voordat men hem uitbracht in andere landen” aldus de latere festivaldirecteur Dimitri Balachoff. Dat had gevolgen: “De Belgische exploitanten waren niet geïnteresseerd in Belgische film. Ze waren geïnteresseerd in geld verdienen met Franse en Amerikaanse films.”

Robbe De Hert

Fugitive in filmland

Ondanks de algemene desinteresse waren er schuchtere pogingen om auteursfilms te maken, op eigen benen (Meeuwen sterven in de haven, 1955) of dankzij televisie (De man die zijn haar kort liet knippen, 1966). Tot de filmcommissie in 1965 werd opgericht kon film immers niet op steun rekenen. En omdat De Hert ook dan zijn twijfels bleef hebben werd onder het motto ‘samen sterk’ het collectief Fugitive Cinema (met o.m. Guido Henderickx, Patrick Le Bon, Louis Célis, Paul De Vree en broer Jos De Hert) opgericht in 1966. Een weerspiegeling van de heersende geest van contestatie en van De Herts verlangen om Vlaamse film een sociale dimensie te geven.

Hoezeer Fugitive tegen de stroom in roeide maakt Luc Pien briljant duidelijk: “Welke scenario’s moet je maken voor mensen tussen 15 en 25 jaar? Daar moeten drie dingen in zitten. Destroy property, defy authority and take people’s clothes off.” Terwijl Fugitive het omgekeerde deed, mensen “bijna Boonsiaans een geweten schoppen. Maar Boon heeft ook gezegd: dan heb je er 99 een geweten geschopt, en dan schiet er één over en die wordt dan wel president. En als je tegen die zijn schenen schopt…”

Michael Pas & Robbe De Hert

Via een vraag en antwoord spel met Robbe in zijn Camera Sutra of de bleekgezichten (1973) en De Bom (1969) geeft Hollywood aan de Schelde aan dat een botsing met the powers that be onvermijdbaar was: “Heb je angst? Nu niet. Gehad? Nee, ik heb gewetensproblemen. Het enigste wat ik belangrijk vind is gelijk hebben. Gelijk krijgen is niet het belangrijkste maar gelijk hebben. En ik twijfel aan gelijk hebben.” Ook andere filmmakers (Verhavert, Verheyen) getuigen dat de toenmalige filmcommissie neerkeek op publieksfilm maar evenmin benul had van artistieke cinema.

Jan Verheyen formuleert het hilarisch, zoals alleen hij dit kan: “Je moest dan met je klak in je handen naar een ingemaakte kast in de Koloniënstraat waar speciaal uit Bokrijk aangevoerd zand lag waar je je eerst in moest wentelen voor je binnen mocht om met bijna tastbaar dédain onthaald te worden omdat je het plan had opgevat om een film te maken. En als daar niet de naam Hugo Claus op stond dan kon je wel een paar banken achteruit en als je het woord publieksfilm in de mond nam, dan moest je onmiddellijk je mond gaan spoelen met bruine zeep.”

De Zaak Alzheimer

Volwassen Vlaamse film

Met het VAF en het streven naar een combinatie van publieks- en arthouse-films verbeterden de zaken, getuigen filmmakers. En hits als De Zaak Alzheimer, Loft (2008) en Dossier K (2009) bijna twee decennia na megahit Daens (1992) de basis voor een filmindustrie en een volwassen Vlaamse film. Waar ook plaats is voor een Fien Troch (Home) en Patrice Toye (Rosie). Maar dat ging dan weer ten koste van de oudere generatie filmmakers in het algemeen en Hollywood aan de Schelde regisseur Robbe De Hert in het bijzonder. “Het filmfonds is mede bewerkstelligd door een generatie cineasten die zichzelf daar eigenlijk een beetje mee uitgewist heeft,” aldus Frank Van Passel, “zolang je er niet in slaagt om die oudere generaties op hun manier verhalen te laten vertellen heb je geen filmindustrie.”

Dat de Vlaamse film er in slaagde volwassen te worden wijt Hollywood aan de Schelde aan economische ingrepen (VAF, Tax Shelter) maar ook aan de voortrekkersrol van enkele films. Waarbij De Herts De witte van Sichem (1980), volgens Erik Van Looy “een onderhoudende en spannende film die over iets gaat.” Net als Blueberry Hill (1989) “een film die rekening houdt met wat een publiek verlangt maar vanuit het hart wordt gemaakt. En tegelijk ook van alles vertelt over de wereld.” Ook Zaman (1983) sloot daar bij aan. “Met een politiefilm kon je heel veel vertellen en tegelijkertijd ook een beetje de commerciële toer opgaan,” stelt regisseur Patrick Lebon.

Daens

Het succes van de Vlaamse werd een fenomeen, creëerde een hype en deed ook Waalse cineasten opkijken. “Wij zijn jaloers op de prijzen die Franstalige films winnen maar de Franstalige regisseurs zijn jaloers op ons publiek,” zegt Van Looy, “want films die zij maken, daar komt echt heel weinig volk naar kijken. Terwijl er bij ons soms films zijn die 700 of 800.000 kijkers halen.”

Female gaze in Vlaanderen

De Vlaamse filmwereld was lang louter een mannenwereld en dat ontgaat Hollywood aan de Schelde niet. Het begint met een verwijzing naar de onderwaardering van Edith Kiel. Gevolgd door opmerkingen van actrice Sara de Roo dat Dominique Deruddere’s Crazy Love (1987) “een mannenfilm is” en dat kleine vrouwenfilms zoals Swoonie (2011) gemakkelijk onder de radar verdwijnen. “Film is toch een mannenbastion,” benadrukt actrice Viviane de Muynck (Vele Hemels, 2017), “telkens wanneer vrouwen zo’n bijzondere film maken als Façades (2017, Nathalie Basteyns & Kaat Beels) dan denk je ‘wat zijn wij gezegend met zoveel talent’.” Maar, “er zijn toch meer vrouwen die films maken dan 20 jaar geleden, niet waar mijnheer de Hert” onderstreept De Roo.

Meisje

Sleutelfilm bij deze evolutie is Rosie (1998). Achteraf alomgewaardeerd maar Patrice Toye moest jaren zwoegen om haar debuut debuut gerealiseerd te krijgen: “Het is hier vechten, vechten, vechten en ontmoedigend. Het deed deugd dat mensen dit, op heel veel plekken in de wereld, begrepen en aanvoelden.” Volgens Dorothée Van Den Berghe maakte Toye “die film uit een soort baldadigheid. Ze dacht daar niet bij na. Ze wou die film maken en hééft hem gemaakt. Dat soort jonge heldengevoel.”

Het gaf Van Den Berghe “moed om ook een film te maken.” Meisje (2002), een portret met een heel persoonlijke “ondraaglijke lichtheid van het bestaan, waarbij zwaardere thema’s luchtig behandeld worden. Ik hou van films waar beeld en geluid gebruikt worden als materie en niet alleen het verhaal doen verder denderen. Bij vrouwelijke films merk je vaak dat ze wat meanderen. Daar hou ik van.” Zo belicht De Hert ook de female gaze in zijn testamentdocumentaire. Hollywood aan de Schelde draait rond liefde voor film en is gedrenkt in nostalgie. Maar het blijft urgente cinema. Vintage Robbe De Hert.

IVO DE KOCK

HOLLYWOOD AAN DE SCHELDE: Robbe De Hert; B – 2018 – 119′; met Koen De Bouw, Hugo Claus, Roland Verhavert, Adil El Arbi & Bilall Fallah, Jan Verheyen, Erik Van Looy, Edith Kiel, Johan Leysen, Sarah de Roo, Patrice Toye, Hilde van Mieghem, Felix Van Groeningen, Frank Van Passel; scenario Robbe De Hert & Joke Sluydts; montage Klaartje Puttemans; muziek Wim De Wilde & Yves Elegeert; extra’s: interviews Jan Decleir, Frank Van Passel, Albert Bert & Hugo Claus; FILM: **** / EXTRA’S: ***; dvd distributie Dalton Distribution.

Leave a comment